(Stapel)meervoud
Het Nederlands kent ”één appel” en ”twee appels” of ”twee appelen”. Ook ”één leraar” en ”twee leraars” of ”leraren”. Ofwel: meervoud geven we meestal aan door -s of -en toe te voegen.
Daarnaast is er nog een meervoudsvorm die iedereen kent, namelijk die eindigt op -eren. Eén ei, twee eieren. Eén rund, twee runderen.
Ooit hoorde ik tijdens een college historische taalkunde hoeveel Nederlandse woorden er zijn met deze laatste meervoudsvorm: welgeteld vijftien, een aantal dat niet meer groeit.
Vijftien woorden… maar welke dan?
In het tekstboek stonden ze allemaal op een rijtje, maar dat rijtje had ik nog niet gelezen.
Daar zat een uitdaging in, vonden mijn medestudent Philippe en ik. Zou het mij lukken om nog tijdens het college-uur tien van deze woorden te vinden, dan trakteerde hij mij op een koek – en zo niet, dan andersom.
Ik begon te schrijven: Blad, bladeren. Volk, volkeren. Kalf, kalveren. Lam, lammeren…
Lastiger dan het lijkt, probeer het maar eens. Uiteindelijk bleef ik steken bij negen.
Het lesuur naderde zijn einde, terwijl ik mijn hersens pijnigde – tot seconden voor tijd vanuit mijn onderbewuste een tiende combinatie naar boven kwam: „Berd, berderen!”
„Ja maar”, vroeg Philippe, „wat is een berd?”
„Een soort plank”, zei ik triomfantelijk. „Een plank die gebruikt werd bij de bouw van de tabernakel.”
Nooit van gehoord dus, en het stond ook niet in het lijstje van vijftien.
Voor uitsluitsel gingen we op weg naar het metersdikke Woordenboek der Nederlandse Taal, dat destijds nog niet via internet te raadplegen was maar stond uitgestald in de universiteitsbieb.
En jawel, ik had mijn koek verdiend.
Waar een opvoeding met de Statenvertaling al niet goed voor is.
Enkel- en meervoudsvormen kunnen in de loop der tijd veranderen. Schoen bijvoorbeeld was vroeger een meervoudsvorm van ”schoe”. Zei moeder: „Pak je schoen”, dan pakte je ze allebei.
Blijkbaar werd de enkelvoudsvorm op zeker moment zo weinig gebruikt, dat men ”schoen” als enkelvoud ging aanvoelen. Zo komt het Nederlands aan z’n schoenen.
”Tee-teen-tenen” – eenzelfde verhaal.
En wat te denken van bee-been-benen? Maar nee, die vlieger gaat niet op; ”been” is altijd al enkelvoud geweest. (Vandaar dat de uitdrukking ”op de been zijn” in feite niet klopt – maar dit terzijde.)
”Tenen” en ”schoenen” noemt men wel stapelmeervouden.
Maar hoe is die uitgang -eren eigenlijk ooit in het Nederlands terechtgekomen? Ook dat heeft te maken met stapelmeervoudsvorming: ooit was het één ei, twee eier en één rund, twee runder – Germaanse uitgangen, nog altijd in het Duits terug te horen.
Op Hollandse bodem kreeg men echter op zeker moment het gevoel dat een meervoud niet op -er eindigt, maar op -en. Zodat het ”eieren” werd, en ”runderen”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 2013
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's