meditatie

„En aldaar zal geen nacht zijn.”

Openbaring 22:5a

De eeuwige heerlijkheid gaat al ons begrip te boven. Met beelden ontleend aan deze werkelijkheid tekent Johannes ons in het boek Openbaring de schoonheid en glorie van het nieuwe Jeruzalem. Een van de zaken die hij noemt is: „Aldaar zal geen nacht zijn.”

Hier op aarde wisselen nacht en dag elkaar af. Dat is al sinds het begin van de schepping het geval. In geestelijk opzicht is het hier op aarde sinds de zondeval donker. De Heere is de bron van alle licht en goed. Omdat wij ons in Adam van God hebben losgerukt, wandelen wij van nature allen in het duister. Zo zijn wij op reis naar de eeuwigheid. Als wij niet bij de hand worden genomen, eindigt onze reis in de buitenste duisternis.

Hoe zullen wij die wandelen in het duister, die voor onszelf leven, ooit onze Schepper en Maker zonder verschrikking kunnen ontmoeten? Van Hem wordt ons immers in de Schrift betuigd dat Hij een licht is en dat er in Hem gans geen duisternis is.

Ieder mens, ook al heeft Hij nooit van de Schrift gehoord, heeft een onuitwisbaar Godsbesef. Dat Godsbesef leidt echter niet tot de waarachtige aanbidding van de Heere. Pas in het licht van de boodschap van de Schrift wordt duidelijk hoe diep en ernstig de duisternis is waarin wij wandelen.

Wat doen wij bij het horen van deze boodschap? De boodschap van Gods Woord is voor ons mensen niet bepaald vleiend. Integendeel, er blijft van ons niets heel. Wanneer het Woord van de Heere ons echt raakt, roepen we uit: „Wat moet ik toch doen om zalig te worden?” Wanneer de duisternis ons benauwt, gaan we vragen om het licht. De psalmist bad: „Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden.”

Als u dit nooit hebt gedaan, begin er nu mee. Als u zegt: „Ja maar ik voel mijn nood niet echt. Het is bij mij niet meer dan een puur verstandelijke overtuiging”, dan raad ik u: „Vertel dit aan de Heere.” Zoekt de Heere en vraagt naar Hem. Er staat heel wat op het spel. Het gaat om uw zaligheid. Het gaat uiteindelijk om de eer van God.

Jezus Christus is het Licht der wereld. Wie in Hem gelooft, vlucht uit de duisternis naar het Licht. Geloven is smaken en proeven dat God in Christus goed is. Wanneer wij opnieuw geboren worden, gaat de Zon der gerechtigheid op in ons leven. In het licht van Zijn aanschijn ligt vanaf dat moment ons leven. Wie hier het in het duister van de zonde niet kan houden en het licht van Gods genade mag aanschouwen en daarom steeds om meer licht vraagt, zal eenmaal daar zijn waar geen nacht meer is.

Geen nacht van zonden, van aanvechting en van zorgen. Bewust schrijf ik het in deze volgorde neer. Een kind van God gaat namelijk niet alleen en ook niet in de eerste plaats onder zijn zorgen, maar onder zijn zonden gebukt. Is dat bij u ook zo? Gods kinderen zijn in hope zalig. Die hoop is een vaste hoop. Zij die in Christus geloven, mogen de zekerheid hebben dat zij eenmaal van alle strijd en aanvechting verlost zullen zijn. Datgene waar zij hier naar uitzien, zal eenmaal werkelijkheid worden.

„Aldaar zal geen nacht zijn.” Zij die vrijgekocht zijn door Christus’ bloed en met Hem zijn levend gemaakt door Zijn Geest, zullen hun Koning en Verlosser zien zoals Hij is. „Hun blijdschap zal dan onbepaald, door ’t licht van Zijn aanzicht straalt, ten hoogste toppunt stijgen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen