Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mensen bedienen, maar niet op het terras

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mensen bedienen, maar niet op het terras

TUA-hoogleraar en directeur Refo500 dr. H. J Selderhuis stond gisteren 25 jaar in het ambt

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

HASSELT – Een interview zal prof. dr. H. J. Selderhuis niet zomaar weigeren, maar ergens vindt hij het vreemd om een gesprek te voeren over een kwarteeuw predikantschap, terwijl hij al vijftien jaar hoogleraar is aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).

Een poging van zijn 15-jarige dochter om een etentje uit dit jubileum te slepen, was wél bij voorbaat vruchteloos, vertelt hij, ietsjes onderuitgezakt in een tuinstoel op het terras.

Herman Johan Selderhuis (1961, Enschede) was predikant in Hengelo en in Zwolle voordat hij in 1997 kerkgeschiedenis en kerkrecht ging doceren. Hoewel hij iedere zondag preekt, kan hij er wel eens naar terugverlangen, „het contact met normale mensen” en het „doordeweeks napraten over een preek. Nu vlieg je maar een beetje het land door. Je verliest de verbinding tussen prediking en pastoraat.”

Ober

Tegelijk is volgens prof. Selderhuis de innerlijke belasting van een predikant groter dan die van een hoogleraar. „Als predikant ben je zeven dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar. Je draagt verantwoordelijkheid voor het heil van je gemeenteleden. Het pastoraat heb ik altijd heel serieus genomen. Je bent de persoon aan wie mensen dingen toevertrouwen die ze niet aan een ander vertellen. Ik kon die ’s avonds niet zomaar naast me neerleggen.”

In Hengelo werkte hij aan zijn dissertatie. „Dan kon, want op zaterdag deden mensen geen beroep op je. Mits je ’s zondags een goede preek hield.” Zijn gemeente bevond zich in een onkerkelijke omgeving. „Ik fietste eens naar de kerk, dwars door het centrum heen, toen een man „hé ober” naar me riep. Ik bedien wel, maar niet op die manier, dus ben ik vriendelijk lachend doorgefietst.”

In zijn kinderjaren kende Herman Selderhuis geen regelmatige kerkgang. Zijn moeder was dooplid van de christelijke gereformeerde kerk in Enschede, zijn vader buitenkerkelijk. „Mijn zus en ik waren geen lid, catechisatie volgde ik niet. Mijn moeder had dat wel aan me gevraagd maar mijn neven ontraadden me het ten sterkste...”

Als 15-jarige begint hij meer in de Bijbel te lezen en gaat hij uit eigen beweging voor het eerst ’s middags naar de kerk. „Het indrukwekkendst vond ik het moment waarop de geloofsbelijdenis opgezegd werd: de kracht van die woorden en dat mensen daarvoor massaal opstaan.”

Tegen een diaken zegt hij dat hij graag gedoopt wil worden. „Toen ik mijn moeder vertelde dat ik daarvoor eerst naar belijdeniscatechisatie moest, zei ze: „Dan ga ik met je mee.””

Vroomheid

Voor de tijd bezoekt hij met een vriendje en diens ouders vaak de mis in zijn woonplaats. „Ik proefde er eerbied voor de dingen van God, het heilige, de gekruisigde Christus en de Bijbel. De diepe vroomheid die ik in dat gezin aantrof, heeft blijvend indruk op me gemaakt.”

Deze ervaringen geven prof. Selderhuis tot op de dag van vandaag een open houding naar de rooms-katholieke traditie. „Wat mij daarin ook vormde, is de manier waarop reformatoren als Bucer, Melanchthon, Luther en Calvijn over de kerk van Rome spraken, hoe ze steeds contact met Rome hebben gelegd.

Deze open houding laat onverlet dat er in de Rooms-Katholieke Kerk leerstukken zijn waarmee ik grote moeite heb en dat ik ook op dit punt volledig achter onze belijdenis sta. Niet iedereen begrijpt echter dat je volstrekt reformatorisch kunt denken en tegelijk kunt waardering hebben voor het goede dat er bij Rome te vinden is. Je komt wel eens in de verdachte hoek te staan. Als mensen zich afvragen of je wel gereformeerd genoeg bent, is dat niet echt prettig.”

Twente is meer rooms dan reformatorisch, zegt de hoogleraar van de TUA, en daarom gaf hij in zijn eerste gemeente apart catechisatie aan jongeren die verkering hadden met iemand uit de Rooms-Katholieke Kerk. „Dat noemde ik het tuttifrutticlubje, omdat het gezelschap nogal gemengd was.”

Mensen verbinden, dat is wat prof. Selderhuis graag doet. Ook in zijn functie als directeur van Stichting Refo500, die mensen in en buiten Nederland tot en met 2017 laat kennismaken met de erfenis en de actualiteit van de Reformatie. Inmiddels nemen er meer dan honderd partners wereldwijd deel aan het project. „Ook al is het niet de doelstelling van het platform, Refo500 brengt mensen bij elkaar die je anders nooit bij elkaar had gekregen.”

In 2013 staat de Heidelbergse Catechismus, dan 450 oud, prominent op de agenda. „Ik vind ’m prachtig. De leer komt bij het leven. Modern is deze catechismus ook, als je denkt aan het zinnetje: Wat heb je eraan dat... En in de uitleg van de geboden zit een ruimte die haast oncalvinistisch overkomt.”

Luther

Prof. Selderhuis probeert in vele artikelen oude en nieuwe theologische publicaties verstaanbaar te maken en dicht bij „gewone mensen” te brengen. Hij schreef onder meer de toegankelijke biografie ”Calvijn, een mens” en eerder ”Morgen doe ik het beter, gids voor gewone christenen”.

Het laatste werkje, waarvan er sinds 2002 bijna 40.000 zijn verkocht, leverde hem veel reacties op. „Dat heeft iedereen verbaasd, zelfs de uitgever. Blijkbaar spreekt het aan als je laat zien dat mensen in de Bijbel ook hun fouten en gebreken hebben, dat genade daadwerkelijk is dat God niets vraagt maar alles geeft.”

Daarmee komt het gesprek weer op Luther, de reformator die iets losmaakt bij prof. Selderhuis. „Als ik moet kiezen wat mij van hem het meeste aanspreekt, kom ik op de spanning die er bij Luther is tussen weten dat je zondig bent en desondanks genade mogen ontvangen. Je kunt iets verloren zijn, zegt hij, en dat is vervelend. Erger is het wanneer je erachter komt dat je zelf verloren bent. We zijn ten dode opgeschreven, maar er is een God die in Christus naar ons toekomt. Die spanning tref ik bij Calvijn veel minder aan.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 september 2012

Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's

Mensen bedienen, maar niet op het terras

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 september 2012

Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's