Jeugdbendes op de korrel
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie voert een harde campagne tegen criminele jeugdbendes. De Kamer steunt hem daarin, zo bleek deze week toen het parlement de bewindsman groen licht gaf om zijn beleid door te zetten. Toch plaatsten deskundigen kanttekeningen bij de ferme taal van de minister.
Ouders van basisschoolleerlingen in de Bossche wijk Kruiskamp werden vorige week geïnformeerd over signalen dat kinderen gewelddadige rituelen van de gewelddadige Amerikaanse jeugdbende MS-13 kopiëren. In 2005 werd MS-13 door de FBI aangemerkt als de gevaarlijkste bende in Noord-Amerika.
In een brief beschrijven schooldirecties en welzijnswerk het inwijdingsritueel van de jeugdbende. Een groepje kinderen slaat een kind dertien seconden in elkaar of dwingt het om iets te stelen, een voorwaarde om bij de groep te horen. „De kinderen passen deze methode toe als spel en noemen het MS-13”, zo staat in de brief te lezen.
Recent hebben zich incidenten van pestgedrag, afpersing en bedreigingen op school voorgedaan. Dit gedrag signaleren we ook op straat, aldus de briefschrijvers. „Een aantal kinderen zegt bang te zijn.”
In april 2010 arresteerde de politie zo’n 35 jongeren uit Veldhoven, Eindhoven en Waalre op verdenking van niet minder dan 225 misdrijven: vernielingen, brandstichting, diefstal en inbraken. De jongeren sloegen niet alleen in hun eigen woonplaats toe, maar gingen ook de grens over tot in het Belgische Luik.
De arrestaties schokten de politie en de Veldhovense burgemeester. De ouders van de grotendeels minderjarige jongeren werden in een speciale, besloten bijeenkomst ingelicht. Voor hen werd een hulptraject gestart.
De jeugdbende was al langer in beeld in de wijk ’t Look in Veldhoven. Politie, noch gemeente, noch jongerenwerkers vermoedden dat zij zich op zo’n grote schaal met criminaliteit bezighielden. Diverse ouders klaagden zelfs bij de politie toen die de jongeren in het kader van haar onderzoek veelvuldig begon te controleren rond hun hangplek. Pa en ma waren gepikeerd dat de aandacht „ten onrechte” op hun zoon was gevestigd.
Zeker niet minder ernstig waren de delicten die een allochtone jeugdbende met de naam Gekke Buitenlanders uit Haarlem pleegde. Zeven leden werden in 2005 veroordeeld tot maximaal elf maanden jeugddetentie wegens mishandeling en beroving van vooral blanke leeftijdsgenoten. De leden waren van Surinaamse, Marokkaanse, Koerdische, Iraakse en Tunesische afkomst. De allochtonen sloegen zonder enige aanleiding leeftijdsgenoten in elkaar en beroofden hen van sigaretten of hun mobiele telefoons. De jongens belaagden buspassagiers en lokten vechtpartijen uit in de binnenstad en vlak bij hun school.
Een bendelid verklaarde later dat bewust blanke Nederlandse jongeren als slachtoffer werden uitgekozen, omdat die geen hulp gaan halen om wraak te nemen op hun belagers. Volgens de officier van justitie hebben de jongeren maandenlang „een ware terreur” uitgeoefend. De groep schuwde geen geweld. Een van de slachtoffers werd zo hard geschopt en geslagen dat hij hersenletsel opliep.
Vraagtekens
Hoe groot is het probleem van jeugdbendes nu eigenlijk? „Cijfers zijn gebaseerd op gegevens van de diverse politieregio’s en niet eenduidig”, zegt bijzonder hoogleraar dr. Peter van der Laan, onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in Amsterdam. „Het is maar net welke prioriteit criminele jeugdgroepen in een politieregio hebben en hoeveel energie de politie stopt in de inventarisatie ervan. De laatste cijfers over jeugdgroepen uit 2010 laten opmerkelijke regionale verschillen zien, terwijl ik denk dat het probleem van de jeugdbendes in heel ons land min of meer even groot is. De overlast die burgers van jeugdgroepen ondervinden is ook subjectief en afhankelijk van wat ze melden bij de politie.”
Van der Laan plaatst vraagtekens bij de brief van minister Opstelten aan de Tweede Kamer. „Hij zegt 62 van de 89 jeugdgroepen te hebben aangepakt. Maar wat houdt aanpakken precies in? De kopstukken zitten misschien achter de tralies en ongetwijfeld zijn er allerlei begeleidingstrajecten gestart. Nu is het dus even rustig, maar de jeugdgroep is daarmee niet voorgoed verdwenen. Over preventie hoor ik zo weinig, hoewel ik besef dat ik daarmee een lastig punt aansnijd. De meeste jongeren plegen geen delicten, en de meesten sluiten zich niet aan bij een groep. Hoe pik je juist hen eruit die daarvoor vatbaar zijn? Dat is uiterst lastig.”
Te vaak ontbreekt in de politie en bij beleidsmakers een gedegen analyse van het probleem, meent Van der Laan. „De nadruk ligt momenteel op repressie. De onderbouwing daarvoor ontbreekt, want niets wijst erop dat de jeugdcriminaliteit toeneemt. Als blijkt dat een jongere zich vooral aansluit bij een jeugdbende door slechte ervaringen en miskenning op school, moeten we daarmee aan de slag.”
Het stuit de onderzoeker tegen de borst dat bij jonge delinquenten steeds vaker en gemakkelijker gewezen wordt naar psychiatrische stoornissen als oorzaak van hun antisociaal gedrag. „Onzin natuurlijk, want het gaat vaak om irritant crimineel gedrag dat op een bepaalde leeftijd is afgelopen. Slechts een kleine 4 procent van de jeugddelinquenten zet zijn leven voort in de georganiseerde misdaad. Als het antisociaal en crimineel gedrag vooral een psychiatrisch probleem zou zijn, zou het veel langer moeten aanhouden en zeker niet vanzelf verdwijnen.”
Toezicht ouders
Net als Van der Laan meent ook dr. Majone Steketee, onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut en verbonden aan de onderzoeksgroep Jeugd, Opvoeding en Onderwijs, dat het aantal jeugdbendes in Nederland vrij constant is. „Het is wel zo dat de burger zich steeds ongemakkelijker voelt als hij groepen jongeren op straat tegenkomt. De scheiding tussen flanerende groepjes jeugd en overlastveroorzakers is vaak lastig te trekken. Een groep jongeren op straat komt hoe dan ook dreigend over en kan angst oproepen.”
Uit de cijfers blijkt dat relatief veel Marokkanen en Antillianen lid zijn van de criminele jeugdgroepen. „Leden van jeugdbendes zijn meestal jongeren die een sociaaleconomisch achtergestelde positie hebben. En dat zijn nu eenmaal vaak allochtonen”, aldus Steketee.
Niet alleen de sociaaleconomische positie van de jongeren speelt volgens haar een rol. Ook het toezicht van ouders op hun kroost is belangrijk, evenals de binding met school. „Als een jongere zich gewaardeerd weet op school, gaat het vaak goed. Als hij zich er verloren voelt, rondloopt als in een grote fabriek met leerlingen, is de kans groot dat hij zijn toevlucht zoekt tot die vriendengroepen waar het groepsdenken sterk overheerst.”
Behalve de harde aanpak van criminele jeugd is preventie erg belangrijk, zegt Steketee. „Het is zaak om de niet-criminelen in een jeugdgroep eruit te pikken en daar preventieve programma’s op los te laten. De kopstukken of leiders uit de groep moeten hard worden aangepakt. Het belangrijkste is te voorkomen dat jongeren in de anonimiteit van de straat kunnen opgaan. Daarom is het belangrijk dat ouders weten waar hun kind uithangt en bovendien dat er voldoende toezicht is op straat.”
Nazorg is een ondergeschoven kindje, meent Steketee. „Een kopstuk dat uit de cel komt, kan zich meestal zomaar weer bij zijn groep aansluiten. Hij heeft een verhoogde status, omdat hij in de gevangenis heeft gezeten. Als instanties zo’n knul na zijn celstraf mogelijkheden bieden voor goede scholing en een baan, is de kans dat hij terugkeert naar zijn oude leventje veel kleiner.”
Alternatieve familie
Kees Bakker van het Nederlands Jeugdinstituut is ronduit sceptisch over het preventiebeleid rond jeugdcriminaliteit. „Er wordt nu vooral ingezet op een justitiële aanpak voor de zwaarste groepen, onder meer door een aanpassing van het strafrecht, intensiever toezicht en ingrijpen. Niet onbelangrijk, maar op het preventieve vlak ontbreekt een samenhangende aanpak. Nederland staat bol van de voorzieningen en projecten. Te veel instanties houden zich bezig met de problematiek. Het landschap is te zeer versnipperd. Soms is van kostbare projecten niet eens duidelijk of ze wel helpen. De aanpak van jeugdbendes vraagt om meer gezamenlijke inspanning van justitie, jeugdzorg en onderwijs, maar die ontbreekt.”
Nederlandse jeugdbendes zijn niet altijd speciale gangs zoals in het buitenland soms het geval is, meent Bakker. „Het zijn vaak losse groepjes van wisselende samenstelling. Toch komt het in Nederland steeds meer voor dat de jongeren hun bende als alternatieve familie zien. Als een manier van leven. Dat is link. De harde kern wordt niet zelden gevormd door jongeren die als kind al problemen hadden en ook kampen met psychiatrische problemen. Zij zijn in de wieg gelegd voor een lange carrière als beroepscrimineel. Bij hen moet je dus ook veel eerder ingrijpen.”
Cijfers
Politiekorpsen brengen sinds een paar jaar jeugdgroepen en -bendes in kaart. Nederland telt 89 criminele jeugdbendes en 284 overlastgevende groepen. Uit de politiedossiers blijkt dat de groepen een hiërarchische en hechte structuur kennen, vaak een leider hebben en hun criminele activiteiten regelmatig van tevoren plannen. De criminele jeugdbendes maken zich vaak schuldig aan diefstal, inbraak, overvallen en straatroven, drugshandel en geweld. Bijna een derde van de criminele bendes heeft een Marokkaanse achtergrond.
Uit een groot internationaal onderzoek waaraan dr. Majone Steketee van het Verwey-Jonker Instituut meewerkte, blijkt dat van de Nederlandse jongeren van 12 tot 16 jaar 3,11 procent lid is van een criminele jeugdbende. Nederland scoort daarmee een stuk lager dan Ierland (14,97 procent), maar ook lager dan Noorwegen (5,51 procent), Zwitserland (4,79 procent), België (6,06 procent), Duitsland (4,84 procent) en Frankrijk (8,49 procent).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2012
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 2012
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's