De mantel der liefde bedekt niet alles
De gereformeerde gezindte moet nu niet wegduiken in een slachtofferrol. Het rapport van Movisie over huiselijk geweld is objectief; zit goed in elkaar, vindt ds. W. Silfhout. Hij wil de handschoen nu oppakken. „Er moet iets gebeuren. Werkelijk onrecht kun je niet met de mantel der liefde bedekken.
Het leek deze week wel of de beer los was. Kennisinstituut Movisie publiceerde onder de titel ”De mantel der liefde” een verkennende studie naar huiselijk geweld binnen orthodox-protestantse kring. Daarin werd gepleit voor een nader onderzoek naar de aard en omvang van seksueel misbruik van met name meisjes binnen de gereformeerde gezindte.
Onmiddellijk vielen de media over de reformatorische gezindte: binnen de gesloten cultuur van orthodox-gereformeerden zouden veel kinderen lijden onder incest en mishandeling. De toon was gezet.
Ds. Silfhout, predikant van de gereformeerde gemeente te Capelle aan den IJssel en voorzitter van het Woerdens Beraad –een informeel overleg van zeven landelijke kerken–, zegt niet verrast te zijn door de publicatie en uitkomsten van het rapport. „Ik had dit verwacht. Het lag voor de hand dat na de lange reeks meldingen van misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk het vizier ook een keer op onze gezindte zou worden gericht.”
Over het rapport van Movisie is ds. Silfhout positief. „Het is objectief. Het wil de kring ook niet in een kwaad daglicht stellen, als zou daar exclusief meer geweld en misbruik plaatshebben. Dat is er in de media van gemaakt, maar dat doen de onderzoekers niet. Ze wijzen op kansen en bedreigingen; zeg maar de risicofactoren.”
Dat zich binnen de gereformeerde gezindte geweld en misbruik voordoen, daarvan is de Capelse pastor overtuigd. De mate waarin dat dit gebeurt en de manier waarop daarmee in de praktijk wordt omgegaan, dienen te worden onderzocht. Daarom: „We moeten de handschoen nu oppakken. De feiten ontkennen of bagatelliseren is ronduit verkeerd.”
De suggestie van Movisie om een nader onderzoek te doen, omarmt ds. Silfhout. „Daar is iedereen mee gediend: de slachtoffers, de kerken en de samenleving.” De gedachte dit te laten uitvoeren onder leiding van een onafhankelijk iemand, wijst hij ook niet af. „Met name tegenover de buitenwereld zou dat zinvol kunnen zijn. Dan kan in ieder geval geen partijdigheid worden verweten. Wel zou het iemand moeten zijn die enige affectie met de kring heeft.” Deetman? „Waarom niet.”
Niet zwijgen
In het verwijt dat binnen orthodox-christelijke kring alles met de zogenoemde mantel der liefde wordt bedekt, herkent ds. Silfhout zich maar ten dele. Als er in het pastoraat geweld of misbruik worden ontdekt, dan wordt er naar zijn mening vaak wel opgetreden. Maar hij erkent dat soms met het beroep op de teksten over de mantel der liefde kwade zaken kunnen worden toegedekt.
„Het verwijt dat vooral reformatorische christenen de vuile was niet buiten willen hangen, is niet terecht. Dat wil toch niemand? Het kan echter soms goed zijn om de mantel der liefde wel te gebruiken. Maar die mag niet alles bedekken. Soms wordt daar wel erg gemakkelijk een beroep op gedaan. De kanttekening zegt dat alleen die zonden verzwegen mogen worden waarvoor dat met een goed geweten verantwoord is (vgl. Spreuken 10:12). Grof onrecht, misbruik en geweld waardoor er slachtoffers vallen, mogen nooit weggemoffeld worden.”
De gedachte dat dit laatste strijdt met het ambtsgeheim dat ambtsdragers hebben, wijst ds. Silfhout, voormalig jurist en auteur van een boek over kerkrecht, af. „Binnen de Rooms-Katholieke Kerk geldt een absoluut ambtsgeheim. Wat een gemeentelid tegen de pastoor zegt, moet geheim blijven. De gereformeerde opvatting is daarentegen dat het ambtsgeheim relatief is. Als ik in een pastoraal gesprek hoor dat een meisje wordt misbruikt, maak ik daar acuut werk van. Dat is mijn morele plicht.”
Familierelaties
De Capelse predikant erkent dat het herkennen van signalen van huiselijk geweld en misbruik soms heel moeilijk is. Daarom pleit hij voor toerusting van ambtsdragers. Dit onderwerp zou op ambtsdragersconferenties aan de orde moeten komen, zodat ouderlingen en predikanten de signalen beter leren herkennen. „Laat niemand denken dat het in zijn omgeving niet voor kan komen. Dat mag je wensen, maar niet geloven.”
Daarbij onderkent ds. Silfhout dat „zeker in kleinere gemeenten” het voor ouderlingen soms lastig is om op te treden, zodat ze ervan afzien. „Natuurlijk mag dat niet, maar laten we reëel zijn. Familiebanden kunnen remmend werken. Een predikant heeft vaak meer mogelijkheden om door te pakken. Hij is meestal niet door familiebanden gebonden aan gemeenteleden.”
Overigens wijst de predikant er met nadruk op dat ambtsdragers die geconfronteerd worden met geweld of misbruik zo snel mogelijk moeten doorverwijzen naar de hulpverlening. „Een predikant of ouderling is geen hulpverlener. Dat gaat zijn opdracht en kundigheid te boven. Een ambtsdrager heeft een pastorale taak. Hulpverlening is werk van professionals.”
Ds. Silfhout zou het toejuichen als op korte termijn de reformatorische kerken in samenwerking met de hulpverleningsinstanties een meldpunt voor misbruik en huiselijk geweld zouden oprichten, zodat slachtoffers of mensen uit hun omgeving een adres hebben. „We moeten daar echt niet lang mee wachten. Dit is urgent.”
Vreemde voorbijgangers
Probleem is volgens ds. Silfhout dat de opvattingen van reformatorische christenen volstrekt niet meer passen bij de moderne tijdgeest. „We worden steeds meer als vreemde voorbijgangers gezien. Men begrijpt ons echt niet.”
De stelling van de Capelse predikant wordt geïllustreerd door de link die zowel het dagblad Trouw als de website GeenStijl legde tussen de visie van de reformatorische kring op het ouderlijk gezag en misbruik. Op soms schokkende wijze worden orthodox-protestantse vaders getekend als despoten die hun kinderen tiranniseren en misbruiken.
„Dat is een karikatuur. Als dat voorkomt, gaat het om uitwassen die ook buiten onze kring voorkomen. Maar het is zeker geen regel dat kinderen geknecht worden. Integendeel, ook buiten onze kring wordt vaak gezegd dat gezinnen in onze kerken juist heel warm zijn”, zegt ds. Silfhout.
„Je ziet echter dat Bijbelse noties over gezag belachelijk worden gemaakt. Naar een eerlijke uitleg wil men niet eens meer luisteren. Er is een duidelijke neiging tot vijandigheid jegens christenen.” Daarbij haast hij zich om aan te tekenen: „Als kinderen met een beroep op de Bijbel mishandeld worden, dan is dat ronduit verkeerd. Dan misbruik je de Bijbel. Je moet als ouder je kind leidinggeven. Dat betekent voorgaan, toerusten, maar ook corrigeren waar dat nodig is. Dat laatste ook, maar niet uitsluitend.”
Met klem stelt ds. Silfhout overigens dat die vijandigheid niet te vinden is in het rapport van Movisie. Hij wijst erop dat de samenstellers behalve risicofactoren ook kansen voor de christelijke gemeenten noemen. „Die mogelijkheden zijn er inderdaad,” zegt ds. Silfhout. „Als het goed is, kunnen slachtoffers liefdevol worden opgevangen.” Daarnaast ziet hij voor de kerken een taak om ouders ondersteuning te bieden bij de opvoeding van hun kinderen door prediking, pastoraat en cursussen.
Onbegrip
Dat er in de samenleving veel onbegrip bestaat over orthodoxe christenen is duidelijk. Ds. Silfhout wil dat echter niet alleen toeschrijven aan de onwil bij niet-christenen. „Daar hebben we zelf ook schuld aan. We zijn als kring te gesloten, te introvert. Dat draagt eraan bij dat misvattingen blijven bestaan.”
Met zorg constateert de Capelse predikant dat veel orthodoxe christenen nog steeds een te positief beeld hebben van de morele staat van ons land. Omdat men nog altijd ongestoord naar de kerk kan gaan, eigen scholen en hulpinstanties heeft, beseffen velen niet hoe desolaat het er in werkelijkheid voorstaat op moreel gebied. „Ik heb sterk de indruk dat een groot deel van de gereformeerde gezindte dat niet ziet of –erger– niet wil zien. Ook predikanten moeten daarvan doordrongen worden. Sommigen hebben echt geen idee van wat er werkelijk speelt in de samenleving, maar ook niet van wat in onze kring gebeurt. We hebben in het algemeen nog steeds niet door dat christen-zijn samengaat met kruisdragen, smaad ervaren.”
Dat laatste wil ds. Silfhout niet gebruiken als argument om zich terug te trekken binnen de eigen kring en de luiken te sluiten. „Juist niet. Dat gebeurt te veel. We hebben een boodschap aan de samenleving; het gaat om mensen die allemaal een ziel hebben en voor God moeten verschijnen. We hebben een boodschap aan hen en een boodschap voor hen. Een christen moet bewogen zijn met de samenleving. Dat is primair een zaak van gebed, maar ook van prediking en gesprek.”
De predikant vindt het belangrijk dat reformatorische christenen hun angst overwinnen om tegenover de samenleving rekenschap af te leggen. „We zijn te weinig present. Dat is niet goed. We moeten duidelijk maken waar we voor staan. De navolging van Christus vraagt om in de vuurlinie te staan als dat nodig is.”
Dat laatste is voor ds. Silfhout ook de beweegreden om niet op voorhand niet te reageren als hem door seculiere media vragen worden gesteld over bepaalde onderwerpen. „Niet iedereen binnen onze kring begrijpt dat. Ik moet zelf dan innerlijk ook iets overwinnen. Maar als je dat als predikant weigert, breng je geen correctie aan op karikaturen.”
Tot zijn verdriet stelt ds. Silfhout vast dat het krachtig getuigenis dat van de gereformeerde gezindte zou kunnen uitgaan, ernstig verzwakt wordt door de verdeeldheid. „Terwijl de samenleving niet alleen ten ondergaat aan moreel verval maar de publieke opinie zich meer en meer keert tegen de kerk, permitteren orthodoxe christenen het zich om nog op allerlei terrein gescheiden op te trekken. Dat gaat ons opbreken.”
Om op maatschappelijk en ethisch terrein een eenduidiger geluid naar buiten te brengen heeft het deputaatschap kerk en overheid van de Gereformeerde Gemeenten het initiatief genomen tot het Woerdens Beraad. Daar ontmoeten zeven reformatorische kerken elkaar om actuele thema’s te bespreken. „Gezamenlijkheid is nodig nu ons meer en meer het vuur na aan de schenen wordt gelegd.”
Levenswandel
Verantwoording afleggen betekent volgens ds. Silfhout niet alleen maar in gesprek gaan. „We moeten ook in ons gedrag, in ons handelen iets uitstralen. Dat verwachten niet-christenen ook van ons. De eerste christenen vielen op door hun levenswandel. Daar moet niets op aan te merken zijn. Het doet zeer, maar het is wel terecht als in de maatschappij verwijtend wordt gezegd dat men niet had verwacht dat reformatorische ouders zich aan geweld of misbruik schuldig maken. Dat mag inderdaad onder ons niet voorkomen.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 2012
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 2012
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's