Luther en bier
Luther en bier
Herhaaldelijk hoor en lees ik van Luthers voorliefde voor het drinken van bier, als ware hij een echte levensgenieter. Nog onlangs (RD 28-10), hoe hij graag met zijn studenten een glas bier ging drinken. In onze tijd met zijn ontstellende alcoholprobleem zou Luthers houding misbruikt kunnen worden als rechtvaardiging voor de huidige bierpraktijk.
Er dient dan ook ten eerste op gewezen te worden dat in Luthers tijd een glas bier met een laag alcoholpercentage een gewone volksdrank was, zoals tegenwoordig een kopje thee of koffie. Belangrijker nog is het te bedenken dat Luther (volgens Melanchthon), ondanks dat hij een fors en gezet persoon was, zeer matig was in eten en drinken en soms in vier dagen tijds in het geheel niet at of dronk! In zijn uitlegging van de profeet Joël (1547) waarschuwt Luther krachtig tegen drankzucht, "die de wereld maar voor een geringe zonde houdt", maar volgens hem een verschrikkelijke zonde is die God zwaar zal straffen.
De kerkhistoricus Gottfried Arnold wijst erop dat de beschuldiging van Luthers drankzucht roomse laster is. Luther zou in Eisleben aan de drank overleden zijn. In bepaalde kloosters is hij op afbeeldingen te zien, zittend in het hellevuur, met de woorden: "De liefde, Kõthe (zijn vrouw, een ex-non) en de wijn hebben Luther hierin gebracht." Pure laster dus.
Luther kan geen excuus zijn voor het huidige drankmisbruik; zijn soberheid bewijst het tegendeel. Toen Justus Jonas hem eens een glas aanbood, maakte Luther op rijm een toepassing op de broosheid van het leven: "De oude dr. Jonas/ bood Luther een mooi glas/ dat leert hun beiden fijn/ dat zij zelf maar breekbare glazen zijn." Laten wij dat bij onze bierpraktijk ook maar van Luther leren.
Ds. L. H. Oosten
Van Sytzamaweg 30
9114 RW Driesum
Sola's
Blijkens het verslag van het minisymposium van de stichting Bijbeluitleg Vroege Kerk (RD 1-11) stelt dr. M. A. van Willigen dat de drie sola's van de Reformatie ook in de Vroege Kerk en bij Augustinus voorkwamen. De citaten die Van Willigen aanhaalt, laten zien dat Augustinus grote waarde hechtte aan het geloof, de Schrift en de genade. Ze bewijzen echter niet dat Augustinus de "sola's" zou onderschrijven. In zijn geschriften doet hij soms het tegenovergestelde.
Wat het sola fide betreft: in zijn "Belijdenissen" schrijft Augustinus dat hij zich na zijn bekering verheugde in zijn geloof, maar dat zijn zonden nog niet vergeven waren in de doop (IX. 4). Verder schrijft hij in zijn "Handboek" dat zware zonden ons afsnijden van Christus (hfdst. 65).
Wat het sola Scriptura betreft: in "De Cura pro Mortuis" bespreekt Augustinus of men tijdens de kerkdienst voorbede moet doen voor de gestorvenen. Daarbij suggereert hij duidelijk dat men de kerkelijke gewoonte moet volgen, die voorschrijft dat er voor de gestorvenen gebeden moet worden, zelfs als de Schrift hierover zou zwijgen (hfdst. 3). In zijn "Psalm tegen de Donatisten" beroept hij zich voortdurend op kerkelijke eenheid als garantie van waarheid.
Wat ten slotte het sola gratia betreft: hier staat Augustinus inderdaad volledig achter. Deze genade sluit onze werken niet uit, maar in. In al deze dingen staat Augustinus op één lijn met het geheel van de Vroege Kerk.
Eli Stok
Schapenstraat 29
3000 Leuven (België)
Turken
In het opinieartikel van Abdul Haq Compier (RD 3-11) wordt de samenwerking tussen Willem van Oranje en de Turken wel heel simplistisch voorgesteld.
Hij gaat hierin deels voorbij aan de politieke situatie in de zestiende eeuw. Het Habsburgse wereldrijk bevocht op de Balkan de opdringende Turken en had zojuist de Moren uit Spanje verdreven. Geen wonder dat deze islamitische volkeren naar hulp zochten in hun strijd tegen keizer Karel V. Daartoe hadden ze in 1536 een verbond gesloten met de roomse koning Frans van Frankrijk.
Als de prins van Oranje overal (vergeefs) aanklopt om hulp in de strijd tegen Spanje zijn de Turken er snel bij om deze aan te bieden. Het is niet zo vreemd dat de hulpbehoevende prins in de strijd tegen de roomse vijand, met wiens optreden de bevolking van de Nederlanden dagelijks werd geconfronteerd, de hulp aanvaardde van een andere mogendheid, wiens bedreigende politieke en godsdienstige overtuiging in de Nederlanden vrij onbekend was.
In de wereldgeschiedenis gaat vaak -meestal om pragmatische reden- het gezegde op dat "als mijn vijand ook jouw vijand is, zijn wij samen vrienden". Zo bevochten Amerikanen en Russen in de Tweede Wereldoorlog, ondanks hun verschillende achtergronden, gezamenlijk de Duitsers. Toen de overwinning op de gezamenlijke vijand was behaald, was de liefde over.
J. Jansen
Erve Harbers 13
7463 CV Rijssen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 2010
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 2010
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's