De last van een vrije kerk
Noorwegen debatteert over einde aan lutherse staatskerk
Als wereldwijd voorloper van mensenrechten kan Noorwegen er niet langer een staatskerk op nahouden. Maar toch is het de beste manier om zeggenschap uit te oefenen over de luthersen. "Politici kneden de kerk naar hun eigen ideaal."
De Domkerk van Oslo staat in de steigers. De wind strijkt zachtjes langs de zeilen die de bouwvakkers om het zeventiende-eeuwse godshuis hebben gehangen.
Ook als geloofsgemeenschap is de Kerk van Noorwegen in renovatie. Het einddoel hangt af van een politiek debat en is dus hoogst onzeker.
De synode van de kerk gaf eind vorig jaar aan onafhankelijkheid na te streven. Het belangrijkste is dat ze zelf bisschoppen wil benoemen.
Kritisch
Maar de kerk gaat niet over de grondwet. Dat doet het parlement, de Storting (spreek uit: Stoerting). De regerende Arbeiderparti (AP) laat er geen twijfel over bestaan dat ze invloed in de kerk wil houden. "Onze partij vertrouwt de kerk niet echt", vertelt parlementslid Anniken Huitfeldt (spreek uit: Wietfeld). "De macht van de kerk heeft vanouds veel kwaad bloed gezet."
Het AP-congres besloot onlangs dat de partij af wil van de grondwettelijke positie van de kerk, en van de eis dat de helft van de regering lid is van de Noorse kerk. "Het is genoeg als de minister van Kerkzaken lid is", aldus Huitfeldt, in de Storting lid van de commissie kerkzaken.
De sociaaldemocraten willen echter wel dat de overheid voorlopig de bisschoppen blijft benoemen. "Dat verandert pas zodra de kerk democratischer is geworden. Daarvoor moeten we een traject uitzetten.
In "Kirkens Hus", het hoofdkantoor van de Noorse kerk bij de haven in Oslo, veegt Per Kristian Aschim het voorstel van de Arbeiderparti van tafel. "AP wil af van de staatsgodsdienst, maar niet van de staatskerk. De enige vooruitgang is dat de sociaaldemocraten inmiddels openstaan voor verandering."
Huitfeldt -die zelf de lutherse kerk heeft verlaten- heeft overigens dubbele gevoelens bij een onafhankelijke kerk. "Enerzijds is vrijheid goed. Maar anderzijds heeft de staat alleen via benoeming van bisschoppen noodzakelijke invloed kunnen uitoefenen op het homo- en vrouwenbeleid van de kerk."
Aschim kent de neiging van de Arbeiderparti "controversiële kandidaten" te benoemen. Maar dat is een "wettige bevoegdheid", zegt de theoloog en adviseur van de kerkelijke leiding. "Er worden ook nooit bisschoppen benoemd die niet op de voordracht staan. Alleen kiest men niet altijd de bovenste."
De Noorse staat nam zich voor het homostandpunt van de kerk te beïnvloeden toen de synode in 1997 uitsprak dat praktiserende homoseksuelen geen priester mochten worden. Inmiddels keurt de meerderheid van de elf bisschoppen wijdingen van homopriesters goed. Niemand weet precies wie de macht op dit punt heeft, de (leken)synode of de bisschoppen.
Volgens Aschim is homoseksualiteit "het grote probleem" voor de Noorse kerk. "Als één onderwerp de potentie heeft de kerk te scheuren, is dit het. We zitten in dezelfde situatie als de Anglicaanse Kerk in Engeland. De synode in november kan een waterscheiding brengen."
Kneden
Voor een grondwetswijziging is een tweederdemeerderheid in het parlement nodig, zegt Huitfeldt. "Eenstemmigheid is het mooiste. Voor het eerst is er nu een meerderheid van de partijen voor verandering. Het debat gaat nog vooral over de benoeming van de bisschoppen."
Voor de effecten van een 'ontvlechting' kijkt Aschim naar Zweden. "Daar nam men in 2000 afscheid van de staatskerk. Het had alleen praktische gevolgen voor de financiering. Theologisch is men niet conservatiever geworden, wat AP vreesde. Ook bij ons zal er niets gebeuren. Wij blijven al onze leden vertegenwoordigen. Verder houden we ruimte voor zowel conservatieven als liberalen."
Even buiten het centrum van Oslo kijkt directeur Rolf Kjde (spreek uit: Sjeude) van De Noorse zendingsorganisatie Normisjon naar de regen, die langs het grote kantoorraam naar beneden glijdt. Hij voorspelt dat alles bij het oude blijft. "De Arbeiderparti zal de macht in de kerk nooit opgeven. En dus wordt de politiek het niet eens."
Kjde verenigt in zijn zendingsorganisatie luthersen die al enkele eeuwen half buiten de staatskerk leven. Normisjon is nauw verbonden met de gebedshuizen die op zondagochtend op veel plaatsen een alternatief voor de Noorse kerk vormen.
Zelf verwerpt Kjde de staatskerk principieel. "De opdracht van de kerk is het Evangelie te brengen. Zodra ze zich aan wereldlijke macht onderwerpt, gaan politici haar kneden naar hun eigen ideaal. Aan de dreigende scheuring over homoseksualiteit zie je waartoe dat kan leiden."
Kjde erkent dat de staatskerk iets typisch luthers is. "Maar Luther wilde de kerk regeren door het priesterschap van alle gelovigen. En hij zag in christelijke vorsten uitstekende vertegenwoordigers. Toen in de negentiende eeuw parlementen veel macht van de koning overnamen, ontfermden politici zich ook over de kerk. Terwijl dat niet tot het regeerambt van de koning behoorde, maar tot zijn priesterschap als gelovige."
Kjde is het eens met Aschim dat een wetswijziging inderdaad weinig zal veranderen. "Maar wat moet er verder nog veranderen? De kerk is al daar waar de staat wil. Ook van een vrije kerk zal ze beslist geen last meer krijgen."
Aschim ontkent dat de kerk geen kritische rol vervult. "Zonder vrije meningsuiting zouden we geen kerk zijn. De bisschoppen bekritiseren de regering regelmatig over klimaat- en armoedekwesties. Geen enkele andere ambtenaar durft dat."
Kjde: "O, wat politiek correct. De kerk spreekt over klimaat en armoede. Maar ze zal nooit iemand uitdagen. Laat de kerk het debat aangaan over zaken als huwelijk, abortus en stamcelonderzoek. Maar ze gebruikt haar stem niet als ze onpopulair wordt."
Kerk van Noorwegen
"Den Norske Kirke" (spreek uit: Sjirke) ontstond rond het jaar 900. Na de Reformatie ging de -tot dan toe rooms-katholieke- kerk door de bekering van koning Christian III in 1537 over tot het lutheranisme.
In de achttiende eeuw kregen rationalisme en piëtisme voet aan wal. Leiders als de bekende Hans Nielsen Hauge (1771-1824) traden op als lekenpredikers, hoewel het preken volgens de Noorse wet was voorbehouden aan kerkelijke ambtsdragers.
Uit het piëtisme groeiden gebedshuizen en organisaties voor buitenlandse zending, die nog steeds onderdak bieden aan orthodoxe en bevindelijke kerkleden.
Grondwettelijke erkenning voor andere kerken kent Noorwegen pas sinds 1964. Maar al in 1842 accepteerde de wet lekendiensten. Dit bood de mogelijkheid tot het ontstaan van andere kerken. De grootste (21.000 leden) is Den Evangelisk Lutherske Frikirke (Evangelisch-Lutherse Vrije Kerk), ontstaan in 1877. Kleiner is Det Evangelisk-Lutherske Kirkesamfunn (Evangelisch-Lutherse Kerkgemeenschap), ontstaan in 1872.
De Kerk van Noorwegen blijft verreweg de grootste in Noorwegen. In totaal behoort ongeveer 85 procent van 4,6 miljoen Noren tot deze kerk. Ruim driekwart van de bevolking laat zijn kinderen dopen. En ruim twee derde van de jongvolwassenen doet belijdenis (confirmatie). Verder wordt de kerk voornamelijk gebruikt voor huwelijken en begrafenissen.
De opkomst op zondag ligt niet zo hoog. Ongeveer 3 procent van de bevolking bezoekt de dienst. De Noorse staat keurt jaarlijks de begroting van de kerk goed en betaalt de kosten. Ook andere kerken krijgen een kleine bijdrage van de overheid.
Kerk en staat in de grondwet
De positie van de Kerk van Noorwegen is verankerd in de grondwet. Enkele relevante passages:
- Artikel 2:
Alle inwoners van het koninkrijk hebben recht op vrije uitoefening van hun religie. De evangelisch-lutherse godsdienst blijft de officiële godsdienst van de staat. De inwoners die hem belijden, zijn verplicht hun kinderen daarin op te voeden.
- Artikel 4:
De koning zal te allen tijde de evangelisch-lutherse godsdienst belijden en die handhaven en beschermen.
- Artikel 12:
Meer dan de helft van de ministers in de regering moet de officiële godsdienst van de staat belijden.
- Artikel 27:
Een lid van de regering dat niet de officiële staatsgodsdienst belijdt, kan niet deelnemen aan de behandeling van kerkelijke zaken.
Frikirke wacht met samenwerking tot "na de ontvlechting"
De Evangelisch-Lutherse Vrije Kerk vond de bezwaren tegen de staatskerk in 1877 sterk genoeg om zich van de Noorse kerk af te scheiden. De "Frikirke" steunt daarom vanaf de zijlijn het pleidooi voor een zelfstandige kerk.
"Misschien gaat de Kerk van Noorwegen zich straks ook wel Vrije Kerk noemen", lacht synodevoorzitter ds. Arnfinn Lyning (spreek uit: Leuning). "Het is de natuur van de kerk vrij te zijn. God is Koning over de kerk. De gelovigen moeten de kerk bouwen, niet de staat."
Lyning wil pas "na de ontvlechting" nadenken over de vraag of er een andere relatie ontstaat. "We spreken nu al met de Noorse kerk. Sinds vorig jaar hebben we zelfs een samenwerkingsovereenkomst. Maar er ligt nog veel open."
De synodevoorzitter wil bijvoorbeeld afwachten hoe de dreigende scheuring over priesterschap voor homoseksuelen afloopt. "Wat doen de mensen van bijvoorbeeld de zendingsorganisatie Normisjon dan? Als straks velen weg gaan, kan dat de relaties beïnvloeden."
Vandaag staat vooral de moderne theologie in de Kerk van Noorwegen eenwording in de weg. "De staat eist ruimte voor elke opvatting. Dat maakt eenheid onmogelijk. Ik denk niet dat onze kerk onder hun bisschoppen zal kunnen functioneren."
De Vrije Kerk -die geen bisschoppelijk, maar een presbyteriaans bestuur kent- ziet ook geen ruimte voor eenheid met een andere vrije groep, de Evangelisch-Lutherse Kerkgemeenschap (DELK). Lyning: "Voor hen zijn wij weer te liberaal. Wij kennen bijvoorbeeld sinds kort wel de vrouw in het ambt. Bovendien zijn zij ontstaan uit een schoolbeweging en zijn ze heel laagkerkelijk."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2007
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 2007
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's