"Zijn bediening was als een vlam van vuur"
"Nooit eerder hoorde ik iemand zo bidden. Nooit eerder zag of hoorde ik zo'n vurigheid in de dienst van God. Aan het eind van elk gebed volgde een ernstig "amen", en dat was gelijk aan het ruisen van een waterstroom dat door de gehele samenkomst ging. () Als er sprake zijn kon van hemelse muziek op aarde, dan hoorde ik die daar." Zo schreef een tijdgenoot over Charles Wesley. En dan bedoelde hij nog niet eens zijn gedichten, die spreken van Gods genade en verborgen omgang.
Charles Wesley was het achttiende kind uit het gezin van Samuel en Suzannah Wesley. Hij groeide op in de pastorie van Epworth waar de vreze des Heeren de toon aangaf. De wortels van de ouders lagen in de puriteinse beweging, maar zijzelf voelden zich beter thuis in het godsdienstige klimaat van de Anglicaanse Kerk. Ze hadden een mystieke inslag, en die trekken vinden zijn zeker terug te vinden bij hun zoons John en Charles.
John was vier jaar ouder; hij ging Charles voor in de studie aan Christ Church College in Oxford. Opmerkelijk is dat Charles zijn oudere broer niet als mentor accepteerde. Wel kon hij het hebben dat John van hem het leiderschap overnam van een vriendenkring in Oxford die spottend de "Holy Club" werd genoemd.
In die tijd kreeg Charles de bijnaam "methodist", wat volgens sommigen meer te maken had met zijn methode van studeren en leven dan met zijn ijver in de godsdienst. Later zagen hij, en ook de andere leden van de club, dat ze meer door activisme dan door godsvreze werden gedreven. De gesprekken die ze met een jonger lid, George Whitefield, hadden, maakten veel indruk. Whitefield kwam in die tijd tot een geloofsdoorbaak, terwijl de Wesleys nog in hun werkheiligheid vastzaten.
Amerika
Samen met John maakte Charles in 1735 een reis naar Amerika. Ze vormden een hecht broederspan, dat bleef bestaan totdat de dood van Charles scheiding maakte. Beiden hadden belangstelling voor mystieke schrijvers, zoals hun tijdgenoot William Law. Beiden hadden ze echter naar hun idee nog geen echte vrede met God.
Ze gingen naar Amerika om daar zending te bedrijven, maar ten diepste hoopten ze dat ze door het preken voor de heidenen zelf de betekenis van het Evangelie mochten leren verstaan! Charles werd echter ziek en keerde voortijdig terug. Tijdens een storm kreeg hij "de overtuiging van de aanwezigheid van de kracht van God", waardoor zijn angst werd weggenomen. Toch miste hij nog de zekerheid van de vergeving van zijn zonden.
Gesprekken met Moravische broeders -volgelingen van graaf Von Zinzendorf- waren tot groot nut voor zijn zielenheil. Peter Böhler gaf hem de Galatenbrief van Luther te leen en leerde hem de betekenis van de rechtvaardiging uit het geloof. Op pinksterzondag 1738 ging het licht hierover in zijn ziel op. De woensdag daarop gebeurde hetzelfde bij zijn broer. Deze gebeurtenissen kregen verstrekkende invloed op hun leven en hun bediening.
Rondreizigers
Charles en John volgden het voorbeeld van George Whitefield om als rondreizende predikers overal in Engeland het Evangelie te verkondigen. Ze bleven de kerk van hun ouders trouw, maar lieten zich niet binden door de kerkordelijke regel om alleen in 'gewijde' parochiekerken voor te gaan.
Charles begon zijn reizen in de zomer van 1739, in Bristol. Hij sprak in navolging van Whitefield ook in de openlucht. Met bewogenheid en liefde gaf hij de boodschap van oordeel en vergeving door. Een biograaf merkt op: "Zijn bediening was als een vlam van vuur." De zalving en kracht van de Heilige Geest waarmee dit gepaard ging, was opvallend. Zo doorreisde hij zeventien jaar lang Engeland en Wales, tweemaal bezocht hij het roomse Ierland.
Behalve grote zegen van krachtdadige bekeringen ondervond Charles Wesley ook veel tegenstand. In een plaats in de buurt van de stad Leeds brak het gepeupel door deuren en ramen heen om de samenkomst te verstoren. Geduldig onderging hij de vaak scherpe kritiek op zijn optreden, die vooral vanuit zijn eigen kerk op hem werd afgevuurd. Gesteund door zijn broer en door Whitefield ging hij door, omdat hij zich bezield voelde door de goddelijke roeping om de boodschap van het kruis van Christus overal te verkondigen.
Huwelijk
In 1749 trouwde Charles Wesley met Sally. Zij reisde vanaf dat moment met hem mee. Met haar welluidende stem begeleidde ze de samenzang. Het gelukkige echtpaar had veel contact met de gravin van Huntingdon, die hen tot grote steun was. Deze Lady steunde de methodisten niet alleen financieel, maar hielp vooral bij de stichting van een groot aantal kerken in het gehele land.
Toen door theologische geschillen de wegen van de Wesleys en Whitefield uiteengingen, was de gravin van Huntingdon de grote bruggenbouwer die er alles aan deed om de broeders bij elkaar te houden. Door de starre houding van John Wesley bleek dit niet te lukken, maar Charles, die wel het standpunt van zijn broer aanhing, bleef zich verbonden weten aan de calvinistische Whitefield.
Toen Lady Huntingdon duidelijk te kennen gaf het arminianisme van de Wesleys af te wijzen, bleef zij toch met Charles en zijn vrouw tot het laatste toe een vriendschapsband onderhouden. Charles was milder van karakter dan zijn broer. John bleef de uitgesproken leider van de methodisten, had daar ook de capaciteiten voor. De kerken en kantoren van de Wesleys in Bristol en Londen (City Road) getuigen nog steeds van het organisatietalent van John en van de toewijding van diens broer.
Hymns
Charles werd vooral bekend door zijn vele hymns. Hij moet 6500 liederen hebben gedicht, waarvan er 500 nog steeds worden gebruikt in een groot aantal kerken over de gehele wereld. Bekende hymns zijn "Wrestling Jacob" (getoonzet door zijn eigen geestelijk leven), "Love divine all love excelling" en "Jesus Lover of My Soul".
Ontroerend is het hoe Charles Wesley vooral het verzoenend werk van Christus en Zijn onuitsprekelijke genade bezingt! Hoe verwoordt hij de wegen van beproeving van Gods kinderen. Zijn arminiaanse sympathieën komen volgens ingewijden in zijn liederen niet voor. Dit is misschien de reden dat verschillende daarvan in de bekende Gadsbybundel van de Strict Baptists zijn opgenomen.
Een korte beschrijving van het leven van Charles Wesley kreeg een plaats in het lezenswaardige boek van John Gadsby over "Hymnwriters and compilers". Stond William Huntington uitermate kritisch tegenover de beide Wesleys, Gadsby kan echter niet anders dan concluderen dat Charles "een goede en godvrezende man was. Niemand heeft zijn eigen zondigheid en hulpeloosheid zo gevoeld als hij, evenals de overweldigende kracht van de verlossende liefde."
Getuigen
Op ontroerende wijze beschrijft Gadsby het sterfbed van Charles Wesley. "Niets anders dan Christus", waren zijn woorden. En zijn laatste woorden waren: "Heere, mijn hart, mijn God."
Op 29 maart 1788 ging Wesley heen. Hij wilde niet bij zijn eigen methodistenkerk aan de City Road in Londen begraven worden, maar in de 'gewijde' grond van het kerkhof van de anglicaanse St. Marylebone in Londen.
Een grote in het Koninkrijk van God was heengegaan. Zijn prachtige gezangen zijn nog de getuigen van de stervende liefde van zijn Zaligmaker voor verloren zondaren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's