"Het heeft toch wel wat opgeleverd"
Prof. dr. Van der Horst houdt afscheidsrede alsnog ongecensureerd
Onder zware druk van het bestuur van de Universiteit Utrecht schrapte hij vorig jaar zomer enkele passages over de islam uit zijn afscheidsrede. De zaak leidde tot een enorme rel. Inmiddels is de rust wat weergekeerd. "Het was niet leuk", zegt prof. dr. Pieter W. van der Horst. "Maar nu ik door al die ellende heen ben, denk ik: Het heeft toch wat opgeleverd."
Zijn werkkamer bevindt zich in het schitterend gelegen Netherlands Institute for Advanced Study in the humanities and social sciences (NIAS), tegen de duinen van Wassenaar aan. "Een geleerdenparadijs."
Het instituut maakt deel uit van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Jaarlijks biedt het onderdak aan veertig excellente wetenschappers - twintig uit Nederland, twintig uit het buitenland. Ze worden er een jaar lang volledig vrijgesteld van alle besognes. "Het enige wat je hier zelf moet doen", zegt Van der Horst (60), "is onderzoeken. En publiceren."
De emeritus hoogleraar doet niets liever. Reden waarom hij tweeënhalf jaar geleden een aanvraag indiende om hier (opnieuw) een sabbatical door te brengen. "Ik heb een beetje geluk gehad", stelt hij vast. "Het NIAS is in principe niet bedoeld voor wetenschappers die met pensioen zijn. Maar tweeënhalf jaar geleden wist ik nog niet dat ik er in Utrecht al zo snel zou worden uitgegooid."
Zo ervaart u het?
"Absoluut. Ik ben wegbezuinigd, samen met nog zes, zeven anderen boven de 55 van de faculteit der godgeleerdheid. Ons is gevraagd op te hoepelen. Inmiddels bestaat de theologische faculteit ook niet meer, het is een departement geworden, een onderdeel van de faculteit geesteswetenschappen."
Kannibalen
"De mythe van het Joodse kannibalisme", luidde de titel van het college waarmee Van der Horst op 16 juni afscheid nam als hoogleraar exegese van het Nieuwe Testament, literatuur van het vroege christendom en de Joodse en Hellenistische wereld van de vroege christenheid aan de Utrechtse universiteit. In zijn rede vroeg hij aandacht voor de eeuwenoude mythe dat Joden kannibalen zijn.
Een mythe, zo had hij óók willen zeggen, die de laatste tientallen jaren weer volop opgang maakt, met name in de islamitische wereld.
"De islamisering van het Europese antisemitisme is een van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen van de laatste decennia. In heel de islamitische wereld wordt al jarenlang dag in dag uit in kranten, weekbladen, schoolboeken, radio- en televisie-uitzendingen, preken van imams, in lessen op school en aan de universiteiten een onvoorstelbare hoeveelheid anti-Joodse propaganda van de ergste soort over honderden miljoenen hoofden uitgestrooid. Ook in talloze cartoons, die soms aantoonbaar regelrecht zijn overgenomen uit de anti-Joodse pers van de nazi-tijd, wordt een beeld van het Joodse volk gecreëerd dat in negativiteit zijn weerga niet kent. De theoloog Hans Jansen heeft er een kleine 1500 verzameld uit alleen al de laatste vijf jaar. Alle Joden zijn daarin steevast bloeddorstige monsters, zo niet erger. Onlangs schreef de Israëlische media-watcher Aryeh Stav dat wat er aan anti-Joodse propaganda omgaat in de islamitische wereld in omvang en ernst die van de nazi-tijd overtreft."
Passages als deze kwamen echter niet door de censuur heen. "Met klem" werd hem verzocht ze te "heroverwegen", eerst door de decaan van de theologische faculteit, vervolgens ook door het college van bestuur van de universiteit (die -hoogst ongebruikelijk- zijn oratie, waarop een embargo rustte, vooraf hadden ingezien). De "terminologie en wijze van stellen" zouden niet passen bij een wetenschappelijk vertoog. Uiteindelijk zwichtte Van der Horst - onder protest. Een "capitulatie" waarvan hij nog altijd spijt heeft.
Naweeën
Inmiddels is de affaire, die een hausse aan publiciteit teweegbracht, achter de rug. "Maar de naweeën zijn er nog steeds", zegt hij. "In positieve zin: telkens weer word ik gevraagd ergens een lezing te komen verzorgen over het thema jodenhaat. In kerkelijke kring: binnenkort op een bijeenkomst van het Appèl Kerk en Israël; maar ook in niet-kerkelijke kringen. En waar ik ook kom, word ik aangesproken. Een paar weken geleden nog, op een bijeenkomst aan de universiteit van Tübingen, waar 150 geleerden uit alle delen van de wereld, Bijbelwetenschappers en judaïsten, aanwezig waren. De een na de ander schoot me aan over de affaire. Waarbij de teneur was: "Het is toch te gek voor woorden: iemand die bij zijn afscheid als hoogleraar niet mag zeggen wat hij wil zeggen." De imagoschade voor de Universiteit Utrecht is heel groot."
Eerbetoon
Naar aanleiding van alle rumoer ontving Van der Horst ook een uitnodiging van de Israëlische Academie van Wetenschappen, de evenknie van de KNAW. Bij wijze van eerbetoon. In april hoopt hij naar Jeruzalem af te reizen om daar, onder andere, zijn afscheidsrede nogmaals uit te spreken. "De ongekuiste versie, welteverstaan. In Israël is men niet bang om de islamit ische jodenhaat aan de orde te stellen."
"Buitengewoon blij" was hij toen bekend werd dat deze reis, die een week zal duren, financieel mede wordt ondersteund door de KNAW. "Ik ervaar dat als een stuk erkenning. Als het bestuur van de KNAW ook van mening was geweest dat mijn oratie voor een deel beneden elk wetenschappelijk peil was, zoals de Utrechtse rector en zijn medestrijders mij wilden doen geloven, dan was dit nooit gebeurd. Ik vind dit een heel bemoedigend signaal."
Waarbij helder moet zijn dat de KNAW zich hiermee niet uitspreekt over de inhoud van zijn rede, zegt de emeritus hoogleraar (zelf ook lid van de academie). "De KNAW wil staan voor de academische vrijheid, als een heel belangrijke zaak. Ze wil daar dit jaar ook een debat over beginnen: zijn er grenzen aan deze vrijheid, en zo ja, waar liggen die dan, en wie bepaalt ze? In die zin denk ik: de hele kwestie heeft wel de aandacht gevestigd op belangrijke problemen."
Jeruzalem
De uitnodiging van de Israëlische academie vormt ook een prachtige aanleiding om Jeruzalem weer eens te bezoeken, zegt Van der Horst, die tot tweemaal toe gasthoogleraar was aan de Hebreeuwse universiteit. "Ik heb mijn hart verpand aan die stad."
Wat heeft hij met Israël? "Wat zal ik zeggen? Het heeft met mijn vak te maken. Het hoofdaccent lag toch wel op judaïca, Joodse studiën. En dan krijg je vanzelf veel contacten in Israël. En verder: ik ben emotioneel altijd heel sterk bij het Joods-Palestijns conflict betrokken geweest. Ik leef intens mee, en ik blijf hopen, hopen, dat het voor Israël nog eens vrede zal worden."
Stilte. Dan: "Ik kom uit een orthodox gereformeerd nest, ben ook met liefde voor het Joodse volk opgegroeid. Voor mijn vader was Israël het verbondsvolk. En dat stempelt je denken toch ook."
Fel: "Hoe is het toch mógelijk: er is maar één staat in de hele wereld die continu in zijn bestaan wordt bedreigd: Israël. Honderden miljoenen die niets liever willen dan dat Israël vandaag nog verdwijnt. Als ik dan zie hoe de Wereldraad van Kerken zich uitslooft om de ene na de andere anti-Israëlverklaring uit te geven, dan kan ik dat niet begrijpen. Als de kerk niet meer opkomt voor Israël, voor het Godsvolk, wie dan nog wel? Het is bizar: de Verenigde Naties stellen de ene na de andere veroordeling van Israël op. En aan iets zo onvoorstelbaar ergs als de volkerenmoord in Darfur wordt nauwelijks aandacht besteed. Dat meten met twee maten, daar kan ik niet bij."
Hoe verklaart u dat de wereldopinie zich altijd weer richt tegen dit ene volkje?
"Uiteindelijk heb ik er geen verklaring voor waarom de Jodenhaat zo hardnekkig is. Want die is méér dan 2000 jaar oud en niet pas begonnen met het christendom, heb ik in mijn afscheidsrede laten zien. Het demoniseren van Joden had al plaats in de voorchristelijke tijd, onder de Grieken, onder de Egyptenaren."
Wat moet er gebeuren?
"Met Elie Wiesel blijf ik zeggen: "Het beste tegengif tegen Jodenhaat is informatie, informatie, informatie." Je moet constateren dat honderden miljoenen mensen dagelijks worden gehersenspoeld met het beeld dat Joden onmensen zijn. Mijn collega Hans Jansen (niet te verwarren met de Arabist, AdH) stuurt me bijna wekelijks nieuwe cartoons vanuit de islamitische wereld toe. Cartoons waarop te zien is hoe Joden islamitische kinderen rauw zitten te verslinden. Als dit niet stopt, komt het nooit goed.
Hirsi Ali zei eens in Trouw: "Mij is mijn hele jeugd meegedeeld dat Joden monsters zijn. Ik wist niet beter. Totdat ik Joden sprak, en er tot mijn stomme verbazing achter kwam dat het ménsen zijn." Dát hè. En het wordt steeds ernstiger.
Het is ook opmerkelijk dat ik vanuit de moslimswereld niet één negatieve reactie heb gekregen op mijn afscheidsrede. Omdat ik niets vreemds zei. Natuurlijk haat je Joden!"
Juist nu, nu de Jodenhaat wereldwijd toeneemt, is het verspreiden van Wiesels "tegengif" nodig, zegt Van der Horst. "Wat we nodig hebben zijn, bijvoorbeeld, goed opgeleide theologen, met kennis van zaken. Maar wat je ook in Utrecht ziet, is dat er meer en meer aandacht komt voor de islam, en steeds minder voor het Jodendom, voor de Joodse studiën.
Ik vind dat een volkomen verkeerd signaal, waar ik ook hartstochtelijk tegen wil blijven strijden. Een theologieopleiding, een kerk ook, die anno 2007 geen of onvoldoende oog heeft voor Israël, het Joodse volk, begaat een grote fout, zet haar bestaansrecht op het spel. Nota bene: Jezus was Zélf een Jood!"
Kun je, orthodox-gereformeerd, ook zeggen: Begaat een grote zonde?
"Ja! Juist de kerken hebben hier een grote verantwoordelijkheid. Ik vind het werkelijk verbijsterend dat Joden in Nederland amper meer met een davidsster of een keppeltje over straat durven te lopen. Dat er politieauto's rond de synagogen moeten staan. En wie hoor je erover? In elk geval de kerken niet."
Joodse gebedsteksten
Te midden van de bossen rond Wassenaar houdt Van der Horst zich momenteel bezig met zijn -vooralsnog- laatste project: het schrijven van een Engelstalig commentaar op Joodse gebedsteksten uit de antieke wereld. Een fascinerend project, zegt de theoloog en taalkundige, waarmee hij inmiddels vier maanden aan de gang is. Hij werkt hierin samen met prof. dr. Judith Newman, hoogleraar in Toronto. Haar naam staat te lezen op de deur van de werkkamer naast de zijne. "Newman is een topper op haar vakgebied. Ik ben buitengewoon blij dat ik met deze vrouw mag samenwerken."
Is het boek eenmaal af, dan zal het het 33e zijn van zijn hand.
"En alles wat daarna nog komt, is genadetijd", zei u in een interview met het Utrechtse faculteitsblad Areopagus. Hoe bedoelde u dat?
"Ja, ach. Ik vind het moeilijk om daarop te antwoorden. Over zoiets persoonlijks als mijn geloofsovertuiging laat ik mij liever niet uit in de media. Genadetijd, ik zeg dat liever dan bijvoorbeeld "is mooi meegenomen." Genadetijd, ja, misschien zit er toch iets in. Ik krijg steeds meer problemen met zien, met mijn ogen. Met mijn ene oog zie ik niets meer, en mijn andere oog wordt ook steeds minder. Dus hoe lang het schrijven nog zal gaan, is afwachten."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 2007
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's