Uitzien naar de stad met fundamenten
P. Baas: Vanwege oogziekte van dochter Coby verhuisden we van Zeeland naar Zeist
Zorgzaam voert hij de laatste pap aan zijn vrouw. Veegt behoedzaam haar mond af. "Het eten ging vanmiddag weer wat beter, hè?" Hij neemt de Bijbel ter hand. Psalm 24 klinkt door de kamer van de seniorenflat. "De aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid." Liefdevol pakt hij de hand van zijn vrouw. In het dankgebed voor het eten vergeet hij de kinderen en de noden van kerk, land en volk niet. "Het aardse lichaam en de verstandelijke vermogens worden afgebroken. Maar we verwachten de stad die fundamenten heeft. We hopen daar liefst zo snel mogelijk te komen. En dan met z'n tweeën, hè? Dat zou 't mooiste zijn."
Samen met zijn vrouw, N. Baas-Janse, bewoont P. Baas appartement 509 van de Mirtehof. De 86-jarige Baas neemt een groot deel van de zorg van zijn 88-jarige levensgezellin, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, op zich. "Ach, de kinderen zeggen wel: Pa, je moet wat meer aan de verzorging overlaten. Maar die komt al 's ochtends en 's avonds helpen. Ik heb gelukkig letterlijk een sterke rug gekregen."
Die moet hij behoorlijk aanspreken om zijn vrouw vanaf de tafel achter de rollator te krijgen. De toeschouwer ijst van de moeizame pogingen, maar Baas redt het. "'t Gaat niet altijd zo lastig, hoor", glimlacht hij. Met veel minder moeite zet hij z'n vrouw in de stoel. Dan schuift hij zelf een stoel aan. "Doet u het interview maar nu. We slapen niet vaak 's middags."
Mevrouw Baas werpt een doordringende blik op de bezoeker. Soms zakt ze weg, maar zeker bij het noemen van haar naam en die van haar kinderen kijkt ze op. Baas geeft haar een glas sap. "We worden maar weer verwend, hè?"
Geboren Zeeuw
Aan de uitspraak -de "e" wordt vaak een "a"- is te horen dat Zeistenaar Baas van geboorte Zeeuw is. "Ik ben op 13 november 1918 geboren in Nieuw- en Sint Joosland, op Walcheren. Ik was de -even tellen hoor- vierde van onderen uit een gezin van dertien kinderen. Mijn vader had een middelgrote boerderij, van zo'n 20 tot 25 hectare land en vijf koeien en een aantal paarden. De koeien moest een van ons 's ochtends vroeg naar de wei elders brengen en 's middags weer ophalen. Ik heb ook nog met de sikkel graan gemaaid."
Baas wilde altijd boer worden. "Toen ik van de lagere school kwam, had de hoofdonderwijzer het nog over doorleren. Een van mijn broers was al onderwijzer geworden. Maar ik wilde boer worden. Bovendien hield ik ontzettend van paardrijden." En dus helpt Piet Baas op de boerderij van zijn vader, later die van zijn zwagers.
In meer dan één opzicht betekent de Tweede Wereldoorlog een breuk in Baas' bestaan. Als kind gaat hij met zijn ouders naar de hervormde gemeente van Nieuw- en Sint Joosland. "Trouw kerkelijk meelevend, hoor. Ik ging één keer per zondag naar de kerk. Mijn eerste indrukken van de Heere kreeg ik op de lagere school. Vooral de verhalen over het lijden van Christus zeiden me veel. Maar toen ik een jaar of 16 was, ging ik 's zondags met vrienden naar het café. Toch was er een stemmetje vanbinnen dat zei: Mag dat wel?"
Op 17 mei 1940 veroveren de Duitsers Walcheren. De Zeeuwen vechten na de capitulatie vanwege de aanwezigheid van Franse troepen door. Op de dag van de inname zit Piet Baas onder aan een duiker van de sluis in het oude dorp van Nieuw- en Sint Joosland. "We wisten niet hoe het zou lopen. Ik kreeg onder ogen dat ik moest sterven. En dat is God ontmoeten. Maar ik kon niet voor Hem bestaan. Ik ging dus zoeken, maar wist de weg niet. De Heere sprak door zijn Woord. De tekst uit Lukas 19:10, dat Christus gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is, sloeg naar binnen. Zo is Hij voor mij gaan leven."
Baas ontdekt dat God niet alleen "de Heilige is, de Waarachtige, de Rechtvaardige, maar ook de Goedertierene. Dat heeft tot mijn bekering geleid. Uiteindelijk ben ik in '41 terechtgekomen bij ds. A. Verhagen van de gereformeerde gemeente in Middelburg en een jaar later lid geworden."
Represaille
Niet alleen geestelijk betekent de oorlog een ommekeer in het leven van de jonge Zeeuw. Ook in de familie voltrekken zich ingrijpende gebeurtenissen. "Broer Adriaan was onderwijzer in Hoogeveen. Voorzover ik weet was hij niet actief in het verzet, hij liet alleen in de klas het Wilhelmus zingen. Op zaterdagavond 1 augustus 1943 stond de Grüne Polizei voor de deur. "Mitkommen", zeiden ze. "Waarom?" vroeg Adriaan. "Mitkommen!" Hij mocht nog afscheid nemen van z'n vrouw. Zondagmiddag werden z'n kleren en spullen teruggebracht. Hij was met drie andere mannen gefusilleerd als represaille voor een verzetsdaad van anderen."
Bij de bevrijding van Walcheren, begin november 1944, schieten de Canadezen en de Engelsen onophoudelijk granaten op het eiland af. "Twee dagen lang zat ik met 31 man in de grote kelder van de boerderij van mijn ouders. Naast hun gezin waren daar mijn broer Casper met vrouw en negen kinderen, broer Simon met vrouw en zeven kinderen, twee evacués en ik. Op onze en andere boerderijen waren Duitsers ingekwartierd en daarom probeerden de geallieerden die te raken.
Op 4 november hadden we er al twee dagen gezeten. Ik had een leven dicht bij de Heere. Ik had de overtuiging: Vandaag komen de Canadezen. Maar ik vroeg ook: "Heere, is dit m'n laatste dag?" Ik voelde me als een rechteloze Jakob bij de Jabbok. Maar de Heere kwam over met de tekst: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Of ik het er nu levend of dood af zou brengen, wat de Heere deed, was goed.
Na die twee dagen ging ik 's middags weer de beesten voeren. Mijn broers gingen mee. Toen we boven kwamen, stonden we even in de staldeur te kijken naar het granaatvuur. Daarna zei ik: "Ik ga de paarden voeren." Ik had net acht stappen gezet toen ik een geweldige klap hoorde. Ik gooide me nog tegen de muur. Ik keek om en zag mijn broers op de grond liggen. Casper was op slag dood. Hij was nog maar 36. De ander, Simon, was gewond door granaatscherven in zijn been.
Ik moest de boodschap in de kelder brengen. Dat was vreselijk. In één klap was mijn schoonzus een weduwe met negen kinderen. Bovendien leek mijn andere broer ernstig gewond. Zijn vrouw was wanhopig. Ze wist dat er 1 kilometer verder op een boerderij een EHBO-zuster was. Ik ben haar gaan halen. Toen ze meeging, zag ik dat onze eigen boerderij in brand stond. Gelukkig waren ze allen levend uit de schuilkelder gekomen. Alleen kwamen ook alle vijf koeien en een paard om. Later is voor deze boerderij weer een andere gebouwd, die vervolgens moest wijken voor de snelweg naar Vlissingen."
De klem
Na de oorlog krijgt Piet Baas kennis aan Neel Janse, met wie hij op 4 juli 1947 trouwt. "M'n schoonvader stopte met het boerenbedrijf. Hij had drie zoons. Wij kregen van hem en van mijn vader enkele hectaren land. Wij woonden in een burgerhuisje. Verder werkte ik jarenlang op de boerderij van m'n schoonzus die weduwe was geworden."
Het echtpaar Baas-Janse krijgt zeven kinderen. De eerste, getooid met de familienaam Casper, overlijdt na een week aan tetanus. Baas noemt het "de klem", omdat het Casper verlamde. "Het was een wolk van een jongen. Na een week wilde Caspertje drinken, maar hij kon 't niet", zegt Baas. Aan z'n ogen is de ontroering af te lezen, maar hij praat door. "Hij huilde alleen maar. De dokter zei: Het ziet er niet mooi uit. Nou ja, we zijn naar het ziekenhuis gegaan. Daar gaven ze medicijnen om de pijn te verzachten. Uiteindelijk heeft hij tien dagen geleefd. We beseften goed dat de zonde de dood heeft teweeggebracht."
Baas krijgt de overtuiging dat hun eerste zoon bij de Heere is. "Toen Casper nog leefde, was ik sterk bezig met Johannes 4, waarin de zoon van de hoveling ernstig ziek is. Christus zei: Uw zoon leeft. Dat bleef bij me, ook nadat Casper was gestorven. Het liet me niet los: Uw zoon leeft, maar dan geestelijk. Ik mocht geloven dat hij goed heen was. M'n vrouw ook. Zo konden we eronder buigen."
Uiteindelijk ontvangen Baas en z'n vrouw nog zes kinderen, drie meisjes en drie jongens. De oudste trouwde met de huidige directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging, dr. R. Seldenrijk, de jongste werd predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk, ds. A. Baas. "Ze zijn allemaal bij de waarheid gebleven. Dat is een reden tot dankbaarheid."
Oogziekte
Dochter Coby blijkt aan een oogziekte te lijden. "Toen zij een halfjaar was, merkte een nichtje dat Coby een zilveren randje om haar oogpupil had. Ze bleek losse lenzen te hebben, hoe het officieel heet, weet ik niet. Ze ging steeds slechter zien. Toch heeft ze op zesjarige leeftijd leren fietsen. Toen ze zag dat haar broertjes en zusjes konden fietsen, wilde zij dat ook. Dat lukte."
Helaas wordt Coby op 10-jarige leeftijd volledig blind. "We stuurden haar naar het internaat van Bartiméus in Zeist. Maar m'n vrouw was een hele dag kwijt om haar te halen en te brengen. Daarom besloten we in 1962 naar Zeist te verhuizen. Anders hadden we misschien nog wel in Zeeland gewoond", zegt hij met enige heimwee in z'n stem. "Het was een zware stap, maar de nood dwong ons."
Baas geeft z'n Zeeuwse boerenbestaan op om naar het midden van het land te verhuizen. "Ik moest een baan hebben om in Zeist te mogen komen wonen. Gemeenteambtenaren zeiden dat ik wel werk kon vinden bij de grote tuinderij van Abbing in Odijk. In de strenge winter van 1962/1963 kwam ik in het vorstverlet. Dat beviel me niet, ik kan niet tegen luieren. De gemeente Zeist bleek een tuinman nodig te hebben voor het onderhoud van de plantsoenen. Daar heb ik uiteindelijk negentien jaar gewerkt, tot aan mijn pensioen op 1 november 1981. Kijk, daar hangt nog een bord dat ze me kwamen brengen", wijst hij. Kreeg Baas dan geen afscheidsreceptie? "Nee, dat hoeft van mij niet zo."
Kerkelijk vonden ze onderdak bij de plaatselijke gereformeerde gemeente, waar Baas een aantal jaren diaken en ouderling was. "Als we belijden dat al wie de Naam des Heeren zal aanroepen zalig zal worden, mogen we de Heere ook vragen of hij een waarmaker wil zijn van dat Woord. Je hebt een heel leven nodig om je erover te verwonderen dat Hij ons uit genade wil aannemen. Dat is leven uit genade."
Justus Vermeer
Na zijn pensionering heeft Baas tijd over om zijn theologische interesse te voeden. "Ik heb heel wat gelezen en onderzocht." Baas' boekenkast staat vol met theologische werken: Calvijn, Brakel, Boston. Twee dikke pillen van Justus Vermeer staan bovenop. "Ik heb het werk van Rehwinkel gelezen over de zondvloed. De eerste aarde heeft 1656 jaar bestaan. De temperatuur was toen vrij gelijkmatig. Ontzettend was de zondvloed. Christenen geloven dat God de kosmos in zes dagen heeft geschapen en geordend. Dat de aarde 5 of 6 miljard jaren oud zou zijn, ach, dat zijn de verzinselen van de geleerdheid. Wij moeten ons niet aan zulke gedachten bezondigen."
Binnen Zeist verhuist het gezin Baas een aantal keren. In 1993 blijkt dat mevrouw Baas aan de ziekte van Alzheimer lijdt, waardoor ze dementerend wordt. Het echtpaar is vijf jaar geleden naar de toen recent gerenoveerde Mirtehof gegaan. Baas: "Wíj bepalen onze weg niet. Het aardse lichaam en de verstandelijke vermogens worden afgebroken. Ook van mij. Maar we mogen weten dat we een gebouw in de hemelen hebben. We verwachten de stad die fundamenten heeft. We hopen daar liefst zo snel mogelijk te komen. En dan met z'n tweeën, hè? Dat zou 't mooiste zijn."
Appartement 509:
P. Baas en N. Baas-Janse Dit is de laatste aflevering van een serie interviews met bewoners van woonzorgcentrum de Mirtehof in Zeist.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 augustus 2005
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's