Een dienaar, een helper, een huisverzorger Gods
WERKENDAM - "De kerk heeft wel leiding nodig, maar geen leiders." Driemaal leidde ds. M. C. Tanis een generale synode en zo'n 25 maal een particuliere synode. "Maar een kerkleider heb ik me nooit gevoeld. Leidinggeven in de kerk, dat is dienstbaar zijn, dienstvaardig zijn. Een ambtsdrager is, naar het Woord van Christus, een dienaar, een helper, een huisverzorger Gods."
"Christus is het Hoofd van de Kerk. Als Hij dus al niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, mag er van een ambtsdrager niet meer worden verwacht." De aanduiding "de ambtsdrager als manager" valt bij ds. Tanis, christelijk gereformeerd emeritus predikant, verkeerd. "Management in de kerk betekent een ontworteling van de Schrift en een zich losmaken van de geschiedenis van de kerk. Welke woorden gebruikt de Heere Jezus als het gaat over het leidinggeven in Zijn Koninkrijk? Deze: hoeden en weiden. Zo zegt Hij het tot Petrus: "Weid Mijn lammeren. Hoed Mijn schapen" (Johan nes 21). Zo benoemt ook Paulus deze dingen (Handelingen 20:28): "Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, om de gemeente Gods te weiden." Managers hebben we in het maatschappelijk leven, in het commerciële leven, dat is allemaal prima; maar die mogen er in de kerk niet zijn."
De in Werkendam wonende predikant is er beducht voor dat het dienende karakter van het ambt op de tocht staat. "Een ambtsdrager is weliswaar bekleed met gezag, maar uiteindelijk staat hij in de uitoefening van zijn ambt onder opzicht van de woorden: "Er staat geschreven." Terecht spreekt artikel 31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over "dienaars van Jezus Christus, Die de enige algemene Bisschop, en het enige Hoofd der Kerk is.""
Een ambt mag niet leiden tot hiërarchie, zegt ds. Tanis. "Niet tot dominocratie, niet tot consistoriecratie. Met dominocratie bedoel ik de heerszucht van een predikant. Met consistoriecratie bedoel ik een autoritaire kerkenraad waaraan de gemeente zich maar heeft te onderwerpen. Als hier iemand zich dient te onderwérpen, dan is het de drager van een ambt."
Bladerend door het bijbelboek Matthéüs wijst de predikant hoofdstuk 23:8 aan: "Doch gij zult niet Rabbi genaamd worden; want Eén is uw Meester, namelijk Christus, en gij zijt allen broeders." Christus roept, Hij verkiest, Hij stelt in het ambt. Hij heeft gegeven, sommigen tot apostelen, sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten, sommigen tot herders en leraars (Efeze 4:11). Iedere ambtsdrager moet er zich dus van bewust zijn dat hij in woord en daad laat zien wat het zeggen wil om in gebondenheid aan de wil van Christus en aan het Woord van God zijn ambtelijk werk in de gemeente te doen. Daar ligt het einde van alle tegenspraak op dit terrein. Een ambtsdrager staat onder de tucht van Gods Woord. Zijn spreken en handelen moeten zijn naar Schrift en belijdenis."
Dat belijden we toch ook in het ondertekeningsformulier? zegt ds. Tanis. "Wie niet buigen wil onder het gezag van het Woord, zal dus ook moeite hebben om onder dat formulier zijn handtekening te plaatsen. Dat dat hier en daar ook gaat spelen, is dus helemaal niet zo verwonderlijk. In dat formulier staat dat wij van harte gevoelen en geloven dat al de artikelen en stukken van de leer, in de Drie Formulieren van Enigheid begrepen, in overeenstemming zijn met het Woord. We dienen een uitdrukking als "Gods volk leert het zo" te mijden. Het Woord is onze enige norm."
Enige bescheidenheid, ootmoed en nederigheid sieren iedere ambtsdrager, zegt de christelijke gereformeerde emeritus, verwijzend naar een citaat van Calvijn: We moeten bedenken dat we niet voor onszelf maar voor anderen tot deze waardigheid verkoren zijn. "Ambtelijk werk moet geschieden in afhankelijkheid van de Heere, in het gebed of we de gemeente mogen leren en leiden naar Zijn Woord. Dat de liefde van Christus ons in dezen mag beheersen! De liefde, dat is het fundament van het ambtelijk leven. "Want de liefde van Christus dringt ons", zegt Paulus (2 Korinthe 5:14). Een ambtsdrager zonder liefde beoogt niet het welzijn van de gemeente, maar zichzelf. Dan worden we een Jehu: Ik heb zeer geijverd voor de Heere. Dat is ijver waar de Heere niet van afweet."
Ds. Tanis vindt in de Bijbel vele voorbeelden van dienende ambtsdragers: Mozes, Ezra, Nehemia, Elia, Daniël, Samuël. "God heeft ze in een bepaalde periode geplaatst opdat ze als een lichtend licht en als een zoutend zout hun plaats onder het volk zouden innemen. En niet te vergeten: Paulus! Als het gaat over de dingen van het ambtelijk leven, zou ik nog wel eens graag met Paulus spreken, over zijn drang en bezieling om onderwijs te geven aan iedereen. Zijn brieven spreken over de ambtsdrager als een goede dienstknecht van Jezus Christus, een slaaf. In Titus 1 heeft Paulus het over een huisverzorger Gods, die vasthoudt aan het getrouwe woord en aan de gezonde leer."
Wat hem ook treft, is de getrouwheid van een man als Mozes. "Hij was trouw aan de opdracht van de Heere, ook al stond het gehele volk tegen hem op. Toen het ging over zijn unieke plaats onder het volk, riep hij ruimhartig uit: "Och, of ál het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gave" (Numeri 11:29). En als de Heere schrikkelijk vertoornd is over het gouden kalf, is het Mozes die in het stof kruipt: "Zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt" (Exodus 32:32). Het ging bij Mozes niet om zichzelf, maar om het heil van het gehele volk."
En als Mozes op de rotssteen slaat? Of als Petrus zijn Meester verloochent? Of als Eli zijn ambtsgewaad tussen de jeneverbessen hangt?
"We moeten dat maar voor de Heere laten liggen. Wie zijn wij? De Heere rekent Zelf wel af met de zonden van Zijn knechten. Dat hoeven wij niet nog eens over te doen. Er reist niet één kind van God, niet één ambtsdrager van Christus, zonder zonde en tekorten naar de hemel. Ze worden alleen ín Christus en geheiligd door de Geest geplaatst voor Gods troon."
De ambtsdrager als kerkleider is voor ds. Tanis terminologie die in tegens praak is met zichzelf. "Ons presbyteriale, synodale kerkstelsel spreekt ook niet over kerkleiders. Mozes wist zich wel geroepen het volk te leiden, maar naast hem stonden Aäron en nog zeventig oudsten. De kerk vraagt niet om leiders. We worden soms wel geroepen om leiding te geven, maar we mogen nooit leiders zijn. Daaraan gaat de kerk stuk. Waar willen we toch heen met managers in de kerk? Calvijn spreekt over kleine mensjes die als organen door God worden gebruikt. Dat zijn we: helpers, behulpsels, geen leiders die zelf vooroplopen, maar volgelingen van de Ander. Paulus zegt hierover: "Zijt gijlieden niet mijn werk in de Heere?" (1 Korinthe 9:1)."
Een ambtsdrager dient vervuld te zijn van het besef: wie ben ik dat ik dit doen mag? vindt ds. Tanis. "Dat spoort aan om in eenvoud onze weg te gaan, wetend dat het niet onze zaak is waarvoor we op pad zijn, maar dat het gaat om de completering van het Koninkrijk van God. Wat zijn we meer dan onnutte dienstknechten? Ook al zouden we álles gedaan hebben hetgeen ons bevolen is, dan nog zijn we niet meer dan onnutte dienstknechten. We zouden, naar Lukas 17:10, slechts gedaan hebben wat we schuldig waren te doen. Dat moet ons niet lijdelijk maken, maar bescheiden. Dat moet de ambtsdrager ook kracht geven om voort te gaan, want God regeert. Hij leidt Zijn Kerk, vrij en veilig. Hij alleen."
Dit is het zevende deel in een serie van negen artikelen. Morgen, in het katern Kerkplein, deel acht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 februari 2004
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 februari 2004
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's