Gekras in een kerkenraadsboek
Met het fenomeen predikant hadden overheden doorgaans niet zo veel moeiten in de periode na de grote kerkhervorming in de zestiende eeuw. Aan de buitenkant was een predikant niet meer en niet minder dan een pastoor. Tijdens kerktijd deed hij dienst voor in de kerk en hij woonde in de pastorie meestal in de directe nabijheid van de kerk. Alleen was hij wel een gereformeerde pastoor, en dat was uiteraard merkbaar.
Wél nieuw binnen de plaatselijke gemeenschap was de kerkenraad. Dat gezelschap bestond nog niet voor de Reformatie. Behalve (gereformeerde) pastoors gingen nu ook leken zich bezighouden met kerkelijke zaken als opzicht en tucht. Een bedenkelijke ontwikkeling in de ogen van menig overheidsdienaar. Kon een kerkenraad bijvoorbeeld een lid van de stedelijke magistraat op het matje roepen en vermanen, van het avondmaal afhouden of zelfs het kerklidmaatschap ontzeggen? Overheidspersonen gruwden alleen al bij de gedachte.
En dan hebben we het alleen nog maar over kerkenraden. Wat te denken van de meerdere vergaderingen, zoals classes en synoden? Tijdens de Middeleeuwen was de kerk onder het pausdom een macht geworden waarmee de hele bevolking, van bedelaars tot en met keizers, rekening had te houden. Voorkomen moest worden dat kerkelijke synoden nu dezelfde machtspositie zouden innemen als 'Rome' voorheen gedaan had.
Tegelijk was de kerk van de Reformatie dankbaar dat ze van alle heerschappij verlost was. Het Woord van God mocht weer vrij regeren. En alléén het Woord. Alles wat daarmee niet strookte, moest worden geweerd en uitgebannen, of het nu ging om iemand die een onschriftuurlijke leer verkondigde of om iemand die in zonde leefde. Juist daarvoor waren kerkenraden in het leven geroepen. Maar ook die konden falen. Mede daarom bestonden er classes en synoden, als 'wijkplaatsen' voor het (kerkelijk) recht.
Over de gemeente van Christus mag uitsluitend op een christelijke manier geregeerd worden. Daarbij is geen plaats voor leugen en bedrog. Maar wat hoorde nu precies tot het publieke terrein -dat de overheid diende te bewaken- en wat tot het kerkelijke - waarover kerkenraden waren gesteld? Bestond er een grens tussen die beide, en zo ja, waar lag die? Dat vraagstuk heeft de nodige spanning gegeven in de Nederlandse kerkgeschiedenis. Mocht een kerkenraad een gerespecteerde burgemeester censureren omdat hij in de stadsherberg een glas wijn te veel dronk of op de bruiloft van zijn dochter had gedanst? Er bestond onder regeringspersonen een groeiend wantrouwen tegenover de invloed van de kerken.
Toen een Spaans leger in 1629 de aandacht van Frederik Hendrik wilde afleiden en daarom vanuit het oosten ons land binnenviel, de Veluwe overstak en richting Amsterdam dreigde door te dringen, werd in Amsterdam een biddag uitgeschreven. Dominee Smout besteeg die eerste augustus de kansel van de Oude Kerk en stelde in zijn preek: "De Heere Heere bezoekt ons met Zijn plagen. Wie is de oorzaak van deze beproeving? Wie zijn de beroerders Israëls?" En keerde zich vervolgens tot de bank waarin de burgemeesters zaten en sprak hen toe: "Gij zijt de oorzaak met uw procedures dat God Almachtig de vijand op de Veluwe heeft doen komen."
Dit was het spookbeeld waarvoor gevreesd werd. Predikanten die publiekelijk het beleid van de overheid bekritiseerden en die overheidsdienaars aan de schandpaal nagelden.
Dominee Smout is door de stedelijke overheid van Amsterdam ontslagen en uit de stad verbannen. Ontslag of dreiging met ontslag is ook elders predikanten ten deel gevallen. De druk van de overheid op de kerk was groot. In het -toen al- verstedelijkte Holland, waar de koopman regeerde, viel het nog mee in vergelijking met meer agrarische gewesten, waar de adel de wet stelde.
Ook Friesland werd geregeerd door het platteland. De elf befaamde steden van deze agrarische provincie hadden gezamenlijk een van de vier stemmen binnen het provinciebestuur. Dit betekende dat de kerken in Friesland terdege te maken hadden met de voogdij van de overheid.
Dat ondervond ook dominee Elgersma van Leeuwarden die daar "hooggaende onaangenaemheden" heeft moeten meemaken. In zijn kerkenraad waren ernstige dingen gebeurd, waarmee zowel het provinciebestuur als de Leeuwarder magistraat zich had bemoeid. Met de beste middelen van tegenwoordig heeft men niet kunnen ontcijferen welke belangrijke informatie over deze affaire in de kerkenraadsnotulen staat vermeld. Op last van de overheid waren deze verslagen met heel veel inkt in het kerkenraadsboek onleesbaar gemaakt. Dit werd zo grondig gedaan dat zelfs de tekst op de achterkant van het papier moeilijk leesbaar is. Wat was er gebeurd dat zonodig en zo beslist in de "christelijcke vergetelheyt" moest verzinken?
Elgersma was binnen de kerkenraad in conflict gekomen met een jongere, eigenwijze collega-predikant. Daarbij wilde hij zich niet laten dirigeren door de magistraat. Elgersma behoorde nog tot het type predikant dat zeer kritisch stond tegenover de toenemende invloed van de overheid op de kerk. Het lukte het Leeuwarder stadsbestuur, even eenvoudig als unfair, om Elgersma in 1667 uit de Friese hoofdstad weg te werken.
Dat is in het kort het verhaal uit het kerkenraadsboek, dat dus onleesbaar gemaakt is. Hoe wij dat weten terwijl zo veel inkt alles zo grondig onleesbaar gemaakt heeft? De verdreven dominee Elgersma verscheen een jaar later in 1668 als afgevaardigde op de Friese provinciale synode, waar deze kwestie aan de orde kwam. Nu wil het geval dat Elgersma scriba was van de synode. In die hoedanigheid heeft hij nog maar eens uitvoerig verslag gedaan van wat hem in Leeuwarden was overkomen.
Leeuwarden 1667
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2004
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 2004
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's