Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie, de schat van de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie, de schat van de kerk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De publicaties in de bijlage Kerkplein van 12 juni rondom de kerkscheuring van 1953 en de opvattingen van dr. Steenblok zijn naar de opvatting van ds. C. Harinck nogal eenzijdig. Hij zoekt naar "meer evenwicht." Volgende week dinsdag zal drs. P. L. Rouwendal in een afsluitend artikel ingaan op de opmerkingen van ds. Harinck.

Wanneer we na vijftig jaar terugzien op de gebeurtenissen uit 1953 ontdekken we, hopelijk aan beide zijden, dat er fouten zijn gemaakt. Voor een werkelijke oplossing is het echter belangrijk om te weten wat de aanleiding tot de breuk is geweest.

Natuurlijk was er sprake van een botsing tussen personen en karakters. Er was ook een spraakverwarring over begrippen als "voorstellen" en "aanbieden", "voorwaardelijk" en "onvoorwaardelijk" enzovoorts. Men mag echter de echte oorzaak daarmee niet zoeken te verbloemen, alsof het slechts om een spraakverwarring ging.

De werkelijke oorzaak lag dieper. Dit wordt duidelijk uit het bekende schrijven dat de predikanten en de ouderlingen die voorlopig met het kerkverband van de Gereformeerde Gemeente braken, aan de generale synode van 1953 gericht hebben. Zij stellen daarin met nadruk: "Niet om personen of om persoonlijke geschillen, maar om de waarheid wille hebben wij deze stap overwogen" (blz. 1). En op blz. 2: "Evenzeer is door ons betoogd, dat wij met alle kracht dit algemeen aanbod van genade voor alle hoorders afwijzen, waar dit naar onze overtuiging terugvoert tot de wortel van het Pelagianisme." Zij besluiten dan op blz. 5: "Hier loopt de scheidslijn tussen ons, en hier ligt de eenzijdigheid, waarom Ds. Steenblok moest worden verwijderd als docent. Aanbieden van genade aan allen, onvoorwaardelijk aanbieden, het lokken van de hoorder met het Evangelie, het verwisselen van de orde in de prediking, daar ligt de oorzaak en de scheidslijn."

De kern van het geschil was of er een algemeen, welgemeend en onvoorwaardelijk aanbod van Gods genade in de prediking tot de hoorders gericht moet worden of dat dit aanbod voorwaardelijk moet geschieden. Het laatste wil zeggen dat de roeping van het Evangelie of de aanbieding van de genade alleen gericht mag worden tot 'bewuste' zondaren. Dit zijn zondaren die hun ellende uit de wet hebben leren kennen.

Zo was dit door dr. Steenblok in de Goudse kerkbode uitgelegd. De broeders die de synode verlaten hadden, beriepen zich in het genoemde schrijven op deze visie van dr. Steenblok als zijnde hun visie op het aanbod van genade. Dit maakt dus duidelijk waar het om ging.

Ik begrijp dan ook niet hoe drs. P. L. Rouwendal kan zeggen: "Eerlijk gezegd heeft niemand mij nog duidelijk kunnen maken wat het werkelijke verschil is tussen de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland." Wie de feiten bestudeerd heeft, moet dit toch weten!

Ik kan vooral ook de eindconclusie van de studie van Rouwendal niet plaatsen als hij stelt: "De beschrijvingen van ds. Vergunst en dr. Steenblok komen dus verregaand met elkaar overeen, zij het dat ds. Vergunst het geheel benoemt als "aanbod van genade" en dr. Steenblok niet" (blz. 198). Er zou dus alleen een verschil in benoeming van het aanbod van genade tussen dr. Steenblok en ds. Vergunst bestaan.

De gronden voor deze conclusie ontbreken ten enenmale en de feiten bewijzen het tegendeel. Ik wil op enkele feiten wijzen. Ten eerste: wie heeft dr. Steenblok bij het curatorium aangeklaagd over het feit dat deze van Thomas Boston en de gebroeders Erskine zei dat zij door Saumur beïnvloed waren en er een remonstrantse draad door hun opvattingen over het aanbod van genade liep? Dit gebeurde door ds. Vergunst. Het is deze beschuldiging geweest die ten slotte geleid heeft tot het ontheffen van dr. Steenbloks docentschap.

Ds. Vergunst en dr. Steenblok stonden wat de leer van het aanbod van genade betreft niet zo dicht bij elkaar als Rouwendal wil doen vermoeden. Er bestond een diepe kloof tussen het theologisch denken van ds. Vergunst en dr. Steenblok. Dr. Steenblok was wat zijn visie op het aanbod van genade betreft sterk beïnvloed door dr. Hoeksema, terwijl ds. Vergunst zich van harte verenigd wist met Boston, de gebroeders Erskine, Binning, Comrie en Brahé.

Ten tweede: ds. Vergunst stelt zich in een uiteenzetting over het aanbod van genade met nadruk achter de uitspraak van de Dordtse Leerregels en zegt: "Zonder onderscheid, zo leren ons de Dordtse vaders, moet de belofte van het Evangelie gepredikt worden" ("Neem de wacht des Heeren waar", blz. 103). Dr. Steenblok reserveert de beloften van het Evangelie echter met nadruk voor de reeds ontdekten aan hun schuld en zonden. Ik begrijp dan ook niet hoe ds. Golverdingen deze eindconclusie van Rouwendal kan onderschrijven en dit "een zorgvuldige conclusievorming" noemt. Golverdingen ziet in dit "toch wel zeer verrassende gegeven" een aanknopingspunt waarin beide kerkgenootschappen elkaar zouden kunnen vinden.

Ik ben ervoor om waar mogelijk begripsverwarring te voorkomen. Wijlen ds. Vergunst, die aan de scheuring leed, heeft dit ook getracht te doen. Door het woord "voorwaardelijk" te verklaren, trachtte hij duidelijkheid te scheppen in de spraakverwarring. Hij zette vanuit een geschrift van Brahé uiteen dat men het woord "voorwaarde" op een juiste manier kan gebruiken wanneer men daaronder verstaat dat om de beloofde zegeningen te verkrijgen aan de condities van geloof en bekering moet worden voldaan. Maar als het om de aanbieding van het heil gaat, mag van geen voorwaarde of geschiktheid aan de zijde van de mens gesproken worden. De aanbieding van Christus moet "zonder onderscheid" en "onvoorwaardelijk" tot allen geschieden die onder het Evangelie leven.

Ds. Vergunst besluit dan zijn uiteenzetting met: "Laten we er goede nota van nemen dat niemand minder dan de door ons zo hooggeachte Comrie er zijn teleurstelling over uitspreekt dat het aanbod slechts nu en dan gedaan wordt; dat het voorwaardelijk geschiedt. Hoe zouden wij ook in onze tijd deze klacht wel de onze willen maken: O hoe troebel zijn dikwijls de wateren van het heiligdom!" (Neem de wacht des Heeren waar, blz. 111).

Laten we de discussie zuiver houden en vooral zorgen het genadige karakter van het Evangelie niet te verliezen. Daar zijn beide kerkgenootschappen mee gediend. Het gaat immers niet om bijzaken, maar om de schat van de kerk. Die schat is, naar het woord van Luther, nog altijd "het hoogheilig Evangelie van onze Heere Jezus Christus."

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Terneuzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 2003

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Het Evangelie, de schat van de kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 2003

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's