Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

"RD mag confrontatie niet schuwen"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

"RD mag confrontatie niet schuwen"

Naar buiten treden ziet nieuwe hoofdredacteur W. B. Kranendonk als onderdeel van missie krant

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met ingang van 1 augustus wordt W. B. (Wim) Kranendonk de nieuwe hoofdredacteur van deze krant. "Een droom", noemt hij het, ook al is het hem allemaal overkomen. Over lage kerkmuren, het Reformatorisch Dagblad als bindmiddel en de buitenwereld waarmee de polemiek niet mag worden geschuwd. "We hebben een goed verhaal te vertellen."

De redactie leerde Kranendonk (47) in de afgelopen tien jaar kennen als een joviale en open collega, een noeste werker die ernst en luim in een goede verhouding weet te combineren, iemand die overloopt van ideeën en die vele contacten bezit. Maar ook als een journalist die weet wat hij wil met de krant. De confrontatie met andersdenkenden bijvoorbeeld.

Zijn ster bij het RD steeg snel. Toen hij in 1992 zijn opwachting op de buitenlandredactie maakte, had hij slechts ervaring als journalistiek medewerker van de Gezinsgids. Daarbij moet dan wel aangetekend worden dat hij vernieuwing bij dat blad bracht in de vorm van volwaardige verhalen en reportages.

Een leidinggevende functie stond hem bij zijn komst naar Apeldoorn niet direct voor ogen. Hij wilde vooral schrijven. Zijn reportages trokken de aandacht, of ze nu gingen over de opbouw van het vroegere Oost-Duitsland dan wel over het vredesoverleg in Noord-Ierland. Een hoogtepunt was het interview dat hij samen met een collega had met oud-bondskanselier Helmut Schmidt. Ook het bezinnende element ontbrak niet, getuige een serie over Nederland als Israël van het Westen.

Hij was nog lang niet uitgekeken op zijn functie toen hij na twee jaar werd gevraagd hoofd van de binnenlandredactie te worden. Hij had weinig bedenktijd nodig en gaf zichzelf de opdracht uit de grote stroom van actualiteiten vragen te destilleren die vanuit de identiteit van de krant betekenis hadden.

Dat hij al na drie jaar de aangewezen man was om de hoofdredactie te completeren, zegt iets over zijn kwaliteiten. Er was behoefte aan een adjunct die gezamenlijkheid zou creëren. Kranendonk: "De redactie was uitgedijd. Journalisten zijn gewend als eenling te opereren, met het risico dat de onderlinge communicatie te wensen overlaat. Ik zag het als een uitdaging de neuzen dezelfde kant uit te krijgen."

Hij was nauw betrokken bij de katernenoperatie in '98. Voortaan werd de dagelijkse krant uitgebreid met een vaste bijlage. Sinds een halfjaar geeft hij leiding aan de reorganisatie van de redactie die als doel heeft de onderlinge samenwerking te bevorderen.

Tussendoor coördineerde hij de verslaggeving van grote nieuwsevenementen, waarvan 11 september 2001 voor hem in alle opzichten de meest ingrijpende was. "Als gezin waren we net in Amerika op vakantie geweest. We hadden die gebouwen gezien en waren er zelf in geweest. Voor mij werd het spreken van God in de geschiedenis op dat moment wel heel reëel."

Voordat hij zijn eerste schreden op het RD-pad zette, was hij geschiedenisleraar en decaan aan het Van Lodensteincollege in Amersfoort. Daar sloeg de twijfel toe. "Ik begon me af te vragen of ik die baan leuk zou blijven vinden. In september wist je dat je in januari Hitler en in februari de Tweede Wereldoorlog zou behandelen. Bovendien begon ik steeds meer aardigheid te krijgen in het hanteren van de pen."

Hij gaf in Amersfoort ook godsdienst. Eigenlijk was dat zijn eerste liefde. Na het atheneum volgde hij zelfs enkele jaren de theologische opleiding aan de universiteit van Utrecht. De colleges van hoogleraren zoals Van Unnik en S. van der Linde staan hem nog levendig voor de geest. "Ik was het niet in alles met Van der Linde eens, maar hij heeft me wel gestimuleerd om me verder te verdiepen in de Reformatie en Nadere Reformatie."

Dat hij de studie moest afbreken, had alles te maken met het ernstige ongeluk van zijn vader. Er was daardoor geen geld meer om de oudste zoon (van de acht kinderen) verder te laten studeren. "Mijn ouders waren om principiële redenen niet verzekerd. Ons gezin heeft een heel moeilijke tijd doorgemaakt. Toch is dat niet het enige wat is blijven hangen. Mijn ouders werden ook ongedacht en onverwacht geholpen."

Het Ridderkerkse tuindersgezin waarin hij opgroeide, omschrijft hij als beschermd maar niet verkrampt. Zo waren zijn ouders op kerkelijk gebied vrij ruimhartig. Weliswaar bezochten ze trouw de diensten van de plaatselijke gereformeerde gemeente, maar hoge kerkmuren kenden ze niet. Als de toen nog christelijke gereformeerde ds. C. Smits in de buurt preekte, schaarde het gezin zich nogal eens onder zijn gehoor, net als bij de oud gereformeerde ds. Joh. van der Poel, de 'uitgetreden' ds. F. Mallan en de hervormde ds. W. Chr. Hovius.

"Ik zal het niet direct propageren, omdat het bij kinderen mogelijk een verkeerd beeld geeft van kerkelijke verbondenheid", zo voorziet Kranendonk de oecumenische gezindheid van zijn ouders van een kanttekening. "Het kwam vooral door de gezelschappen bij mijn opa en oma. Daar kwamen mensen bijeen om uit hun geestelijk leven te vertellen, soms wel twintig in getal. Ze kwamen uit diverse kerken. De verschillen vielen dan weg."

Hij herinnert zich nog als de dag van gisteren dat hij als kleine jongen bij hen op de knie werd genomen. "Ze gunden me zo wat ze zelf bezaten. Dat heeft echt een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Ik ben ook dankbaar dat ik dat heb meegemaakt."

Na de abrupte beëindiging van de theologiestudie kon Kranendonk aan de slag als godsdienstleraar aan een protestants-christelijke mavo in Krimpen aan den IJssel. In de avonduren volgde hij een opleiding voor geschiedenisleraar. Moderne denkbeelden waren de Krimpense mavo binnengedrongen, maar toch kreeg hij alle ruimte om de lessen naar eigen inzicht in te richten. "Met gelijkgezinde collega's probeerden we te behouden wat er te behouden viel. Het ene uur kregen de leerlingen van mij het scheppingsverhaal te horen, het volgende uur van een ander de evolutietheorie."

In diezelfde periode werd hij benoemd tot parttime jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten (JBGG), om na een tijdje te ontdekken dat de functie zich niet liet combineren met zijn studie en zijn baan als leraar. Intussen had zijn eerste publicatie het licht gezien. Het was een bijdrage voor het blad Daniël, die ging over de Waldenzen. "Niet gehinderd door al te veel kennis", gnuift hij om zijn jeugdige overmoed.

Aan de jeugdbondperiode hield hij contacten over met vervolgde christenen uit Oost-Europa die naar Duitsland waren uitgeweken. Het zou het begin worden van een episode die een groot stempel op zijn leven heeft gedrukt. In de jaren tachtig werd hij gevraagd als bestuurslid voor achtereenvolgens Friedensstimme en Kom Over en Help (KOEH). In die hoedanigheid moest hij geheime transporten van lectuur voorbereiden. Via een ondergronds circuit werden afspraken met predikanten achter het IJzeren Gordijn gemaakt. "Dan moesten ze bijvoorbeeld op een bepaalde dag op een bepaald tijdstip bij de etalage van een winkel staan. Zo legden we contact."

Soms vergezelde een ander bestuurslid hem, soms zijn vrouw Jannie samen met de kleine kinderen. "We deden ons dan voor als toerist maar we wisten dat we werden gevolgd. In Roemenië en in de Oekraïne was de regering een tijd lang erg streng. Het gebeurde wel dat op de hotelkamer waar ik met een van de kinderen sliep, onophoudelijk de telefoon ging en dat bij Jannie almaar op de deur werd geklopt. Predikanten werden lastig gevallen of naar een uithoek van het land verbannen. Sommigen zaten jarenlang in een strafkamp, alleen omdat ze het Evangelie hadden verkondigd."

Wel eens gedacht: Zou ik dat er voor over hebben?

"Daar heb ik zelfs heel veel over gedacht. Weet je wat de predikanten zelf zeiden? Dat ze van tevoren ook nee hadden gezegd. Toch konden ze niet anders. Ze getuigden dan van Gods trouw in de meest moeilijke tijden. Dogmatisch rammelde het in onze ogen aan alle kanten, maar de echtheid van hun overtuiging maakte diepe indruk. We konden ontzettend veel van hen leren. We moeten overigens ook weer geen heiligen van hen maken. Zelfs in tijden van verdrukking werd er kerkstrijd gevoerd. Het bleven ook maar mensen."

Wat drijft een jonge leraar uit Holland om zulke risico's te nemen en dan ook nog met vrouw en kinderen?

"Er zat een stukje avontuur bij, daar wil ik eerlijk in zijn. Maar ik had ook sterk het gevoel dat die mensen geholpen moesten worden. Wij hadden zoveel, zij niets. Zelfs met een eenvoudig christelijk boek waren ze al dolgelukkig. Natuurlijk waren we ons bewust van de risico's. Het was stressen. Ieder jaar zeiden Jannie en ik tegen elkaar: Volgend jaar doen we het niet meer. Maar iedere keer begon het weer te kriebelen. Met velen daar was een nauwe band ontstaan. We wisten: De Heere heeft ook daar Zijn kerk. Achteraf zeg ik: Die gesprekken, vaak in aanwezigheid van de kinderen, had ik niet willen missen."

Hoe krijgt zoiets een plek: christenen met een totaal andere (sub)cultuur en dan toch die verbondenheid?

"Het is niet zo dat ik me met iedereen daar verwant voelde. Wat we tegenkwamen, varieerde van Philpot tot Billy Graham. Het was zeker wennen. We waren op bezoek bij een baptistengemeente en ik had stropdas en trouwring om. Dat was een grote zonde. Een das en een ring zagen ze als tekenen van uiterlijk vertoon. Ik mocht geen gebed doen. Ach, je leert relativeren. Ik zeg niet dat hun en onze eigenaardigheden onbelangrijk zijn. Ze geven een stuk veiligheid. Iedere kerk staat in een bepaalde traditie en die moet je niet overboord gooien. Maar maak er geen absolute kenmerken van."

De naam van Kranendonk is ook verbonden aan een kleine verzameling werken over de 'kleine' kerkgeschiedenis. Zo heeft hij boeken op zijn naam staan over ds. J. Fraanje, Saldenus, ds. M. Blok en, samen met collega Aad van Toor, over de bekende zendingspredikant G. Kuijt. Waar haalde hij de tijd vandaan? heeft menigeen ter redactie zich vaak afgevraagd.

"Voorop staat dat ik het belangrijk vind dat de kleine kerkgeschiedenis wordt opgeschreven omdat ze laat zien dat God met Zijn werk doorgaat. Maar het is voor mij ook een stukje ontspanning. Jannie is parttime als redacteur verbonden aan een uitgeverij en werkt bijna uitsluitend thuis, in dezelfde ruimte als ik. Soms werken we daar uren en dan praten we weer een tijd. Het is mijn hobby. Tuinieren, zwemmen, tennissen, fietsen - het is aan mij niet besteed."

Workaholic?

"Het is zeker een van mijn ondeugden. Ik maak lange dagen. De dag begint meestal 's ochtends om een uur of vijf. Wel heb ik de loop der jaren de meeste nevenfuncties afgestoten."

Hoe reageerden de kinderen (de oudste zoon Huib studeert aan de universiteit van Utrecht, dochter Eline aan de Erasmus en de jongste Jan Willem zit in het laatste jaar van de basisschool) op de benoeming?

"Doen pa, zeiden ze, de baan is je op het lijf geschreven."

Toen hij in 1992 de overstap maakte naar het RD, was dat niet zijn eerste kennismaking met de krant. Sterker nog, hij was er al bij in de oprichtingsfase. Thuis bij een van de initiatiefnemers, de latere ds. L. H. Oosten, hielp hij begin jaren zeventig mee bij het aanmaken van een abonneebestand. Een neef van Kranendonk was propagandist en had hem meegenomen. "Er was nogal wat tegenwerking. De basis was volgens de critici te smal. Er was sprake van hoon. Ik weet nog dat de moeder van Oosten zei: Laat maar, de krant is een zaak van de Heere."

Eenmaal als adjunct toegetreden tot de hoofdredactie raakte hij betrokken bij discussies over de koers van de krant. Wat hem opviel, was dat er zo weinig aan theorievorming was gedaan op het gebied van reformatorische journalistiek. "Wij zijn het enige land ter wereld met eigen reformatorische kranten. Nergens kom je een ND tegen, nergens een RD. Wat wij hebben, is uniek. Toch is te weinig nagedacht over de kaders van de christelijke journalistiek."

Vervolgt: "Wat is nieuws? Wat het ANP aanlevert? Een redactie heeft de natuurlijke neiging daar achteraan te rennen. Maar als het waar is dat de Heere Zijn raad volvoert, wat doen we daar dan mee als krant? Iemand zei eens: Een journalist is registrant van Gods handelen in de geschiedenis. We zullen het nieuws dus moeten duiden. Reformatorische journalistiek is meer dan schrijven over de eigen kring. Als het goed is, licht de krant de vloedgolf van nieuws kritisch door en volgt ze niet de waan van de dag maar legt ze bloot waar het echt om gaat. Processen en trends zichtbaar maken, dat is de opgave waar we voor staan. We realiseren ons te weinig dat het in de geschiedenis gaat om de geestelijke strijd tussen het goed en het kwaad. Daarbij is van groot belang dat het RD op een eigentijdse manier de gedrevenheid van de begintijd uitstraalt. Dat dreigt onder te sneeuwen. Weten we nog waarom we een eigen krant hebben of beschouwen we het als een gegeven?"

Als hij straks het stokje van de huidige hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse overneemt, zal er niet opeens een andere wind gaan waaien. Daarover wil hij duidelijk zijn. "Ik wil vanuit dezelfde levensovertuiging werken. Wat dat betreft heb ik groot respect voor Janse en voor de manier waarop hij de krant door goed en kwaad gerucht heeft geleid. Er zijn heel wat stormen over hem heengegaan. Op eigen wijze heeft hij leiding gegeven en een rechte koers gevaren."

Is het een droom hem op te volgen?

"Ik heb het nooit gezocht, het kwam op me af. Tegen het bestuur heb ik gezegd: Neem de beste. Als u vindt dat ik dat ben, zal ik het niet uit de weg gaan. We hebben een mooi product, een stel capabele journalisten en we hebben een goed verhaal uit te dragen. Het is niet zo dat ik dit altijd gedroomd heb." Denkt even na en zegt dan: "Maar het is natuurlijk wél een droom, zij het een lastige. Ik heb best zorgen, zowel over de krant als over de eigen kring."

Vooral de binding met de jonge lezer beschouwt hij als een prioriteit. "De jeugd is verder dan we denken en is al diverse stations gepasseerd. Veel jeugd denkt minder kerkelijk, laat zich minder gezeggen, is vatbaar voor evangelische invloeden en is aangeraakt door het postmodernisme: ze maken zelf uit wat ze geloven. Anderzijds zie ik bij jongeren betrokkenheid op de meest wezenlijke levensvragen die hoopgevend is."

Het RD wordt nogal eens verweten dat het zaken verdoezelt.

"Het RD moet een eerlijke krant zijn. Wat niet goed zit, dient vermeld te worden. We doen dat wel, maar sober. Wie smeuïge verhalen wil, kan bij ons niet terecht. Als je ouders fouten maken, meet je dat als kind toch ook niet breed uit? Tegelijk dient de krant op essentiële punten samenbindend te werken."

Voor dat laatste is het interkerkelijke karakter een must. Hoe verhoudt zich dat tot de nieuwe samenstelling van de hoofdredactie?

"Het is geen gemakkelijk verhaal, maar het is wel uit te leggen. De nieuwe adjunct-hoofdredacteur, Wim Mulder, behoort net als ik tot de Gereformeerde Gemeenten. Daar staat tegenover dat Hans Leune tijdelijk benoemd is tot plaatsvervangend hoofdredacteur. Hij is hervormd. Het is ook niet zo dat de nieuwe samenstelling bewust is gezocht. Nadrukkelijk is geprobeerd een adjunct aan te stellen die niet tot de Gereformeerde Gemeenten zou behoren. Er waren kandidaten die daaraan voldeden, maar ze vielen af. Een onafhankelijk bureau heeft de kandidaten gewogen en deze man kwam als beste uit het aanbod. Ik wil ook niet onvermeld laten dat de vorige directeur, Koetsier, tot de Gereformeerde Gemeenten behoorde en dat de huidige Nederlands hervormd is. Er zijn meer redacteuren hervormd dan behorend tot de Gereformeerde Gemeenten. En van de zeven deelredacties worden er slechts twee geleid door iemand die tot de Gereformeerde Gemeenten behoort. Het valt niet vol te houden dat het RD een gereformeerdegemeentenkrant is."

Volgens de oprichters had en heeft de krant een missie voor het Nederlandse volk. Kranendonk staat bekend als naar buiten gericht. Dat sluit op elkaar aan, beaamt hij. "In het naar buiten treden zijn we als gezindte niet zo goed. Daardoor heeft wederzijds een karikatuur kunnen ontstaan. Te zeer heerst het beeld van de boze buitenwereld, alsof die ons bij voorbaat vijandig gezind is. Mijn ervaring is dat mensen buiten de kring ons best serieus willen nemen als ze zien dat er oprecht iets in ons leeft. Die afzijdigheid is ook schadelijk. Neem de moderne media. Terecht zien we die als een groot gevaar. Maar van de weeromstuit hebben we ons er maar nooit mee bemoeid. De discussie hebben we aan anderen overgelaten. Nu worden we overvallen. Zie internet.

Ik vind dat we geen gelegenheid voorbij moeten laten gaan. Afgelopen zaterdag werd ik gebeld door het tv-programma Buitenhof. Of ik wilde deelnemen aan een discussie over ChristenUnie en SGP in de regering. Helaas waren de opnames op zondag, anders zou ik het zeker hebben gedaan. Zulke kansen moeten we benutten. Natuurlijk zijn er risico's aan verbonden. Ik zeg niet dat mij niets kan gebeuren. Daarom hebben we voortdurend te bidden om staande te blijven. Maar de discussie en de confrontatie mogen we nooit uit de weg gaan. De polemiek mag je niet schuwen. Onze boodschap is het waard om gehoord te worden en is tot heil van de hele samenleving."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 2003

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

"RD mag confrontatie niet schuwen"

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 2003

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's