Kluizenaar omgeven door waarheidsvrienden
Bij Macarius staat niet het dogma voorop, maar de belofte van de gave van de Heilige Geest
Waarheidsvrienden kwamen in de Oude Kerk al voor. Een kring mensen rondom de Egyptische woestijnheilige Macarius noemde zich zo. Centraal in het denken van Macarius staat "de ervaring Gods", niet als intellectuele beschouwing, maar als "een zich bewustworden van Gods werk in de ziel van de mens."
"Ach mijnheer, bent u zelf een waarheidsvriend?" vroeg mij ooit wijlen ds. J. T. Doornenbal, de vermaarde hervormde dominee van Oene, toen ik hem vroeg iets te schrijven voor het orgaan met die naam, waarover ik kort daarvoor de eindverantwoordelijkheid had gekregen. Zo gaat dat met een blad met een pretentieuze naam. De grapjes erover waren vanaf het ontstaan niet van de lucht. Kritische opmerkingen, gerelateerd aan die naam, werden steevast gemaakt als naar het oordeel van lezers uit welke kring dan ook de waarheid geweld werd aangedaan. Zo zal het andere kerkelijke bladen met een pretentieuze naam, zoals de Wekker, de Saambinder, de Wachter Sions, het Gekrookte Riet, Bewaar het Pand of De Reformatie ook wel vergaan als critici van oordeel zijn dat die naam in bepaalde concrete zaken niet strookt met de praktijk.
Het orgaan van de Gereformeerde Bond, waarvan het eerste nummer verscheen in 1909, heet bovendien niet simpelweg Waarheidsvriend maar: de Waarheidsvriend. Dat gaat overigens minder ver dan De Waarheid. Maar dat was dan ook de naam van het blad van de communisten. Niet zelden werd echter ook in ludieke ernst de vergelijking tussen die twee gemaakt. Of de naam vandaag nog gekozen zou worden, is de vraag. Maar verandering ervan roept onvermijdelijk de vraag op of degenen die voor het blad verantwoordelijk zijn dan geen vrienden der waarheid meer (willen) zijn.
Wat is waarheid?
Pilatus al stelde de vraag: "Wat is waarheid?" Als we vandaag die vraag stellen, is het in bijbels-belijdend opzicht niet zo moeilijk die eenduidig te beantwoorden. "Uw Woord is de Waarheid", zegt Jezus in het hogepriesterlijk gebed (Joh. 17:7). Van Hem Zelf alleen geldt bovendien dat Hij de Waarheid in hoogst eigen Persoon is. Maar de christenheid, die haar weg diende te gaan in Zijn navolging, is in zovele deelwaarheden uiteen gevallen, dat die vraag in de praktijk minder eenvoudig te beantwoorden is. De een is de ander de waarheid gaan betwisten, en zo ook de ene kerk de andere kerk, de ene groep de andere groep. En daarom hebben zich de eeuwen door telkens waarheidsvrienden, vrienden der waarheid opgeworpen.
Ver voordat het orgaan van de Gereformeerde Bond met die naam van start ging, waren er al de Vrienden der Waarheid (1853), die met de Doleantie hun doel bereikt achtten, en de Friesche Vrienden der Waarheid (1854), die uiteindelijk opgingen in de Confessionele Vereniging.
Oude Kerk
Maar de Waarheidsvriend heeft al heel oude papieren. In de Oude Kerk kwamen namelijk "de waarheidsvrienden" al voor. De Egyptische woestijnheilige Macarius de Oudere (300-390) -in onderscheiding bijvoorbeeld van de bisschop van die naam, die van 313 tot 334 bisschop van Jeruzalem was- noemde de kring van mensen om hem heen "waarheidsvrienden". Dr. J. H. van de Bank heeft ze in zijn proefschrift, "Macarius en zijn invloed in de Nederlanden" (1977), voor het voetlicht gehaald.
Ik bevond me (dit tussen haakjes) tijdens de verdediging van het proefschrift in de niet benijdenswaardige positie, dat ik, gegeven de grote menigte belangstellenden, naar een plaats werd gedrongen direct achter de zetel van de voorzitter van de senaat, zodat wanneer een opmerking of vraag over de betreffende waarheidsvrienden in de richting van de promovendus, dus via de voorzitter, werd gesteld, ik mij direct onder een zekere hilariteit wist aangesproken.
Van de Bank geeft aandacht aan de "Homilieën" die Macarius schreef. Macarius heeft kennelijk zo zijn eigen theologie gehad; hij haalde namelijk nergens kerkvaders aan, waarschijnlijk omdat hij "in een tijd van kerkelijke twisten aan de rust van een ondogmatisch monnikswezen de voorkeur geeft."
Frisse bron
Centraal in het denken van Macarius stond "de ervaring Gods", maar dan niet als intellectuele beschouwing maar als "een zich bewustworden van Gods werk in de ziel van de mens"; de ervaring van "het innerlijk licht, de vreugde van de Geest, zekerheid, kennis en begrip." In zijn navolging bouwden de waarheidsvrienden niet op zand, maar op Christus, de ware Rots.
Hier valt het woord bevinding. "Niemand van ons kent God door (het) Woord alleen, maar hij moet Hem in zijn hart hebben door alle bevinding en erkenning", citeert Van de Bank. En uitvoeriger:
"Wie geestelijke woorden spreken zonder kennis en bevinding, lijken op een mens die op een brandende middag een vlakte zonder water doortrekt en vanwege zijn grote dorst naar zijn wens een tekening maakt van een frisse bron met doorschijnend en helder en zoet stromend water en zichzelf daarbij (laaft), in rust genietend van de bron, terwijl zijn lippen uitdrogen en verdrogen door de geweldige dorst die hij heeft; of op een mens die aan anderen vertelt over de zoetheid van honing, zonder die zelf geproefd te hebben. Zo zijn zij die spreken over volmaaktheid en heiliging en gemoedsrust, terwijl zij die naar werking en zekerheid niet bezitten. Want niet zoals zij het zeggen, geschiedt de waarheid. (..)
De zielen die de waarheid en God liefhebben, die in veel hoop en geloof verlangen Christus volkomen aan te doen, behoeven niet zozeer door anderen daaraan herinnerd te worden en het ontbreekt hun niet aan verlangen naar de hemel noch aan liefde tot de Heere, ook al moeten zij het verdragen in zekere mate tekort te schieten; maar geheel en al gehecht aan het kruis van Christus en verwond door de hemelse liefde tot de geestelijke bruidegom, hebben zij dagelijks weet van de bevinding van de geestelijke vooruitgang in zichzelf."
Overpeinzing
Toen ik de inhoud van het proefschrift van Van de Bank nog eens tot mij nam, overpeinsde ik drie dingen.
Allereerst vroeg ik mij af of in onze tijd, nu zoveel over ervaring wordt gesproken, het niet juist mankeert aan deze "kennisse Gods". Moderne evaring is, het beroep op bepaalde mystici uit de Vroege Kerk ten spijt, vaak weinig gekenmerkt door deze orthodoxe spiritualiteit.
Vervolgens vroeg ik mij af, toen ik er kennis van nam dat bij Macarius niet de theologie, de traditie en het dogma vooropstaan maar de belofte van de gave van de Heilige Geest, of hieruit niet ook lering valt te trekken in onze kringen, die de naam hebben bevindelijk te zijn, maar waar het geestelijke leven vaak ook is overwoekerd door leerstelligheid, theologie en traditie.
Ooit hebben liefhebbers der waarheid de "Homilieën" van Macarius nog in het Nederlands vertaald. Ik zeg dit terwijl ik mij realiseer dat mystiek en bevinding niet hetzelfde zijn. Ook in de bevinding geldt het sola scriptura, de Schrift alleen. Maar in de bevinding is ook geloofsgroei, zegt Macarius.
In de derde plaats vroeg ik mij af of Macarius vandaag in de Waarheidsvriend zou mogen schrijven en of hij de Waarheidsvriend met vreugde zou lezen. Maar dat geldt, gebiedt mij de eerlijkheid te zeggen, voor al onze kerkelijke bladen, zowel die met oude als die met nieuwe namen. Want, de orthodoxie en de bevindelijkheid van Macarius (en anderen uit zijn dagen) ten spijt, hoewel hier en daar ook vermengd met vreemde lering, er is de eeuwen door toch ook een behoorlijke geestelijke afstand gekomen. Waarom toch? Wat is waarheid?
Ik troost mij dan maar met de gedachte dat de situatie ook in Macarius' dagen al zo was dat van "waarheidsvrienden" gesproken moest worden. Maar ze zouden er niet moeten wezen. Wie het vatten kan, vatte het. Egypte 350
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2003
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's