Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Anglicaans vredestichter in Irak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Anglicaans vredestichter in Irak

Andrew White: De realiteit is dat verzoening soms toch niet werkt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Andrew White reist al jaren door het Midden-Oosten om de verzoening te promoten en hulp te bieden. De kanunnik is de vertegenwoordiger voor het Midden-Oosten van de aartsbisschop van Canterbury en directeur van het internationale centrum voor verzoening van Coventry Cathedral. Minimaal één ontdekking heeft hij gedaan: "Het is de realiteit dat verzoening soms toch niet werkt."

White werkte mee aan de opstelling van de Alexandrië-verklaring, in januari vorig jaar, die leiders van de drie monotheïstische godsdiensten ondertekenden. Daarin gaven zij te kennen dat het doden van onschuldigen in de naam van God een ontwijding is van Zijn heilige naam en dat dit de religie in de wereld te schande maakt. Dat was een duidelijke veroordeling van terrorisme tegen Israëlische burgers.

Deze week verschijnt van zijn hand het boek "Iraq, People of Promise, Land of Despair" (Irak, volk van belofte, land van wanhoop). Daarin vertelt White over zijn ontmoetingen met leiders en gewone mensen in Irak.

Niet iedereen nam hem zijn werk in dat land in dank af. Na zijn eerste bezoek aan Irak informeerden functionarissen op de Britse ambassade in de Jordaanse hoofdstad Amman belangstellend naar zijn gesprekken, maar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen was minder vriendelijk. Dat liet hem weten dat hij door de Iraakse dictator Saddam Hoessein misbruikt werd voor propagandadoeleinden en dat hij zo dom was de Iraakse leugens te geloven.

Olie

De Iraakse regering besteedde grote delen van haar reserves aan militaire ondernemingen. Daardoor werd de armoede onder het volk groot, ondanks het olie-voor-voedselprogramma, dat in december 1996 begon. White was het oneens met de sancties die de VN aan Irak oplegde. Deze veroorzaakten groot leed: honderdduizenden kinderen stierven na de Golfoorlog door gebrek aan medicijnen en voedsel, maar de heersers hadden er geen last van.

White schrijft dat in de jaren negentig de Irakezen zich steeds meer tot de religie hebben gewend. De moskeeën en de kerken zitten vol. Veel vrouwen hullen zich in de traditionele moslimkledij en mensen spreken er openlijk over dat hun geloof in God hen in staat stelt door te gaan. Irak was vroeger een seculier land, maar nu niet meer.

Toezicht

De Iraakse vice-premier Tareq Aziz, in cultureel opzicht een Chaldeeuwse christen en een van Saddams oude revolutionaire collega's, was een van de leiders die White ontmoette. Aziz heeft, evenals Saddam, een gruwelijke hekel aan Israël. Aziz maakte White een compliment voor zijn werk "in Palestina" en voegde eraan toe dat het nodig was dat de "zionistische agressors" zouden worden verslagen.

Aziz vertelde White dat de wapeninspecteurs van de VN welkom waren. Hij vr oeg de Britse geestelijke of hij het hoofd wilde worden van een team dat zou moeten toezien op de wapeninspecteurs. White zou een kantoor, vervoer, onderdak krijgen en verder alles wat hij nodig zou hebben. Aziz stelde ook voor dat er andere religieuze leiders bij het toezicht betrokken zouden worden. White weigerde, omdat dat het werk van de inspecteurs nog ingewikkelder zou maken.

Aziz was zich bewust van de beperkingen van de Iraakse militaire kracht in vergelijking met die van Engeland en Amerika, maar hij verklaarde dat dat de Irakezen niet zouden terugdeinzen voor een oorlog. Na de ontmoeting begreep de anglicaanse geestelijke dat de Irak crisis uit de hand zou lopen.

Tirannie

Bij zijn laatste bezoek sprak White ook met militairen, diplomaten en academici. Ze vertelden hem eigenlijk allemaal hetzelfde: de Irakezen vonden dat ze lang genoeg geleden hadden onder de tirannie, die hun in deze verschrikkelijke toestand had gebracht. Hij schrijft dat officieren hem vertelden dat ze het beu waren dat de sancties als een excuus werden gebruikt voor alle problemen in hun land en hoe zij zelf heel rijk geworden waren onder het sanctiesregime.

Ze spraken ook openlijk over de biologische en chemische wapenprogramma's en dat het bijna onmogelijk zou zijn voor de wapeninspecteurs om deze wapens te vinden. Ze waren allen ontzet over de gedachte aan een nieuwe oorlog, maar toch begrepen ze dat dat de enige manier was waardoor Saddam zijn macht zou verliezen.

White schrijft: "Dit was het constante thema die week: we hebben verandering nodig en snel."

White gelooft dat de oorlog in Irak min of meer voldoet aan de eisen van een rechtvaardige oorlog. Deze zijn, in de klassieke traditie, achtereenvolgens: dat er een rechtvaardige oorzaak moet zijn, dat deze door bevoegd gezag moet worden begonnen, beperkte doelen moet hebben, met de juiste intentie moet worden gevoerd -namelijk het bereiken van vrede-, een laatste middel moet zijn, en een redelijke kans op succes moet hebben.

Onzin

In een Jeruzalems hotel, waar hij geregeld logeert, vertelt White dat het vooral een rechtvaardige oorlog is met het oog op het Iraakse volk zelf. "De bedreiging die Irak vormt voor de rest van de wereld is minimaal. Irak vormt alleen voor Israël een reële bedreiging, en niet voor Groot-Brittannië of Amerika. Als ze zeggen dat deze oorlog nodig is vanwege onze veiligheid, dan is dat veelal onzin."

Maar Irak kan over vier of vijf jaar wel een bedreiging vormen.

"Dat is onwaarschijnlijk. Een van de dingen die Tareq Aziz mij vertelde is dat Irak een revolutionaire regering heeft, maar geen terreurstaat is. En dat is waar: de regering van Irak lijkt op een kwaadaardig regime, communistisch oude stijl. De Iraakse minister van Buitenlandse Zaken, Hadithi, zei me dat Irak de oorlog tegen het terrorisme is begonnen, of deze nu uit de hoek van de sjiieten of uit de hoek van de wahabieten komt. Hij zei: "Breng ons een terrorist en wij doden hem." En dat klopt. Irak is heel hard tegen terroristen geweest."

Maar ze steunen hen ook.

"De enige manier waarop ze terroristen steunen, is door geld te geven aan Palestijnse zelfmoordenaars die zichzelf opblazen. Maar ze steunen zeker geen groepen als al-Qaida."

De westerse wereld heeft een knoeiboel gemaakt van de onderhandelingen met Irak, vindt White. "We hebben aan de crisis meegewerkt door het kwade regime jarenlang te steunen en door de sancties. We hebben Saddam bijna geholpen om aan de macht te blijven. En nu willen we van hem af, omdat we ons realiseren dat hij geen goed mens is. Ik ben tegen de zware bombardementen. Die zijn heel gevaarlijk. Ik vind dat ze de belangrijkste plaatsen, zoals de paleizen, aan moeten vallen."

U bent nauw betrokken geweest bij pogingen om verzoening en vrede te bevorderen in het Midden-Oosten. Hebt u geprobeerd de partijen bij elkaar te brengen?

"Ja. Ik heb vijf jaar gewerkt met de regeringen van Irak, Groot-Brittannië en met de Amerikanen. In Irak hebben we met belangrijke leiders gepraat: sjiieten, soennieten en christenen. We hebben ook geprobeerd iets aan de humanitaire situatie te doen. We hebben geholpen bij de oprichting van een afdeling voor beenmergtransplantatie in Bagdad. Als ik over de situatie in Irak praat, is dat dus niet als iemand die er niets mee te maken heeft. Maar de realiteit is dat verzoening soms niet werkt. Irak heeft veel kansen gehad, maar het heeft er geen gebruik van gemaakt. Daarom zitten we nu met deze ellendige situatie."

Heeft Irak genoeg tijd gekregen?

"Ze hebben twaalf jaar de kans gehad. Ze zullen tot het einde toe spelletjes blijven spelen."

Tien weken geleden was White voor het laatst in Irak. "Zodra de oorlog over is, gaan we onmiddellijk terug om te kijken hoe we mee kunnen helpen Irak op te bouwen, door de sociale cohesie te bevorderen en alles te doen om een binnenlandse oorlog tussen de verschillende facties te voorkomen."

Bestaat er in Irak spanning tussen christenen -minder dan 3 procent van de bevolking- en moslims?

"Jazeker. Maar de meeste spanningen bestaan er tussen de sjiieten en de soennieten. De christenen hebben niet geleden onder Saddam. Iets wat tegen hen zou kunnen werken, is dat ze meegewerkt hebben met het regime. Saddam had hun steun nodig omdat hij tot een heersende minderheid behoort, die de sjiitische meerderheid vervolgt."

Zegt u dat de christenen niet gelukkig zullen zijn met een verandering van het regime?

"Ze willen ten zeerste een verandering van regime. Saddam heeft misbruik gemaakt van de positie van de christenen. Hij probeerde hen gelukkig te maken en aan zijn kant te houden. Het gevaar is dat de sjiieten de christenen zien als degenen die deel hebben uitgemaakt van het regime van Saddam. De christenen zullen in de naoorlogse periode in een kwetsbaardere positie verkeren dan voor de oorlog."

Kunnen christenen in het Midden-Oosten helpen bij het bouwen van bruggen?

"Ik denk dat christenen een rol kunnen spelen in het bouwen van bruggen in alle situaties. Dat was een van de redenen waarom het ministerie van Buitenlandse Zaken in Israël twee jaar geleden bij mij kwam met het verzoek een religieus spoor op te richten bij het vredesproces. Maar helaas is het standpunt van de christenen vaak zo gepolariseerd dat zij soms een negatieve rol spelen. Dat geldt bijvoorbeeld tegenover Israël en Irak. Het is van wezenlijk belang dat christenen een neutrale positie innemen, zodat ze een eerlijke bemiddelaar kunnen zijn."

Waarom is het zo moeilijk het conflict tussen de Palestijnen en de Israëliërs op te lossen?

"Het vredesproces werd tot nu toe geleid door seculiere mensen die proberen een seculiere vrede te stichten in een land dat heilig genoemd wordt. Dan ontstaat er onmiddellijk een stuk spanning. Een van de redenen waarom het Oslo-proces gefaald heeft, is dat daar onvoldoende een religieuze dimensie bij aanwezig was. Een andere reden is dat de Arabische landen weinig met elkaar gemeen hebben. Het enige dat hen verenigt is de haat tegen Israël."

Wat gebeurde er na de Alexandrië-verklaring?

"De Alexandrië-verklaring veranderde in het Alexandrië-proces. Wat we nu doen, is kijken hoe we met de routebeschrijving -het vredesplan van het "kwartet": de VS, de VN, de Europese Unie en Rusland- en andere initiatieven kunnen werken. De moslims in Caïro -die de verklaring ondertekenden- werken met de extremistische islamitische bewegingen. Wij spreken met geestelijke leiders, met name in Saudi-Arabië. De meeste terreurorganisaties krijgen hun leiderschap van geestelijke leiders. Het is een ingewikkeld en allesbehalve gemakkelijk proces."

Voert u een dialoog met de islamitische leiders van de extremistische bewegingen?

"Een dialoog kun je het nauwelijks noemen, want bij dialoog hoort luisteren. We willen dat het kwartet de rol van religieuze leiders serieus neemt bij het zoeken naar oplossingen. Een van de problemen zijn de Israëlische verkiezingen. Rabbijn Michael Melchior was in het vorige kabinet staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Nu maakt hij geen deel meer uit van de regering. Wat de Palestijnse Autoriteit betreft, is er niet veel veranderd. Ik hoop dat premier Abu Mazen een positieve invloed zal hebben op het vredesproces. De wereld vertrouwt hem wel en Arafat niet. Tijdens dit bezoek reis ik heen en weer tussen Israëliërs en Palestijnen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Een Anglicaans vredestichter in Irak

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's