Prins Claus en de paus
Prins Claus en de paus. Op eenzelfde dag trof ik hun namen aan in de krant, zij het niet in dezelfde; respectievelijk in NRC Handelsblad en in het Nederlands Dagblad. U zult vragen: Wat wilt u met die beide namen naast elkaar? De bisschop van Breda, Muskens, pleegt zich nogal vrijmoedig uit te drukken. Daarom is hij onder de Nederlandse bisschoppen de aangewezen persoon om te zeggen dat de paus zich moet terugtrekken. Met eigen woorden zeg ik het zo: Het is eigenlijk geen doen meer voor de man zelf, noch voor degenen die naar hem (moeten) luisteren. Dit was reeds enige tijd geleden mijn conclusie toen ik de paus weer eens zag spreken op een van zijn reizen. Eigenlijk kan dit niet meer. Bisschop Muskens hanteerde een ander argument. Hij meende te weten dat de curie in Rome het regiment -bijna zou ik zeggen: het regime- van de paus zou hebben overgenomen. Onwaarschijnlijk lijkt me dat niet; zeker niet als een man als bisschop Muskens dat zegt. Toch zou ik nog meer nadruk willen leggen op het feit dat de paus het werk van representatie, met alles wat daarbij hoort, eigenlijk niet meer kan doen. Wie hem wel eens via de televisie een toespraak hoorde houden, zegt: Dit kan niet meer. In kleine kring van bekenden of verwanten hem te horen spreken is nog wat anders dan hem met pauselijk gezag voor het forum van de wereld te zien optreden. Mijn reactie was steeds weer: Zielig, voor hemzelf, voor de kerk en voor wie naar hem kijken of hem aanhoren.
Prins Claus
Merkwaardigerwijs trof ik een vergelijkbare reactie aan in de lezenswaardige column van Frits Abrahams in NRC Handelsblad. De titel luidde: "Marteling". Abrahams schreef over prins Claus' toespraak in het Paleis op de Dam bij de uitreiking van de Prins Claus-prijzen. De columnist karakteriseerde zijn indruk van de toespraak -overigens snel beëindigd- als een marteling. De schrijver eindigde dan ook met zijn medelijden uit te spreken met de prins. Ik neem aan dat de marteling zowel met betrekking tot de prins als tot zijn hoorders was bedoeld. Niet in de laatste plaats onze Koningin en de kroonprins. Zij moeten de pijn van een marteling hebben gevoeld. Nu is duidelijk waarom beide mannen in de titel hierboven voorkomen. Wat wil ik ermee zeggen? Allereerst dat mensen, mannen zowel als vrouwen, geen publieke presentaties meer moeten geven als ze er zichtbaar en hoorbaar te oud of te ziek voor zijn geworden. Wie dat zelf niet inziet of niet wil erkennen, moet voor zo'n ontluisterend optreden bewaard worden door zijn omgeving. Ik meen ooit gehoord te hebben dat ds. W. L. Tukker na een kerkdienst waarin hij waarneembaar in de war was geweest, na afloop gezegd heeft: Dit is de laatste keer dat ik gepreekt heb. Die opmerking en de daad die daaraan uitvoering gaf, heeft mij met diep respect voor ds. Tukker vervuld. Respect heb ik altijd in hoge mate voor hem gehad. Dat is aan het einde van zijn leven niet geweken, maar versterkt. Een man die zo preken kon en het preken als voorrecht en opdracht heeft liefgehad, zette vastbesloten een punt achter zijn preekwerk. Men moet eigenlijk dominee zijn om zich te kunnen inleven wat zo'n besluit, op de preekstoel genomen, voor een ervaren predikant betekent. Het is verstandig. Voorzover nodig zou iedere predikant tegen zijn vrouw of kinderen moeten zeggen: Als het niet meer gaat en ik wil dat zelf niet erkennen, houden jullie me dan van de preekstoel af.
Terzijde staan
Mag ik op dit spoor nog even verdergaan? Hoe beleef je als ouder geworden predikant (of hoogleraar) dat je terzijde staat? Taken uit vroeger jaren vallen van je af of worden je ontnomen. Je komt op een zijweg te staan. Soms zelfs op een doodlopend zandpad. Het is heel begrijpelijk dat er onder hen zijn die daar moeite mee hebben. Toch zou ik er niet voor willen pleiten dat predikanten door kunnen gaan zolang ze zelf willen. In verschillende kerken varieert de leeftijd van emeritering: als ik goed geïnformeerd ben van 61 tot 70 jaar. In het ene kerkverband moet men op 65-jarige leeftijd met emeritaat, in het andere mag men (pas) met 70, overigens zonder verplichting daartoe. Ik maak op deze verschillende regelingen geen aanmerking. Men zal in eigen kerk rekening houden met persoonlijke en algemene omstandigheden. Wel lijkt het mij goed tot emeritaat te verplichten op een bepaalde leeftijd. Wat mij betreft zou ik 65 jaar een passende leeftijd vinden. Het is belangrijk dat predikanten zich op de ingrijpende verandering die het emeritaat meebrengt, voorbereiden. Men moet ernaar toeleven.
Daarna
En daarna? Niet klagen dat men terzijde komt te staan. Prediker 3 leert ons dat alles een bestemde tijd heeft. Er is -om de intentie van Prediker 3 te variëren- een tijd van bezig zijn in actieve dienst en een tijd van rusten in de emeritaatsperiode. Het lijkt mij zeker in de kerk ongepast om nog aan het roer te willen staan als de kerk haar dienaren een plaats op de rustbank gunt en dat ook mogelijk maakt. Wat als een 65-jarige nog fit genoeg is om hand- en spandiensten te verlenen? Waarom zou dat niet mogen? Ter ontlasting van mensen die het, op welke post in de kerk ook, te druk hebben. Naar mijn gedachte moet men echter ook tot zulk werk geroepen worden. Niet zelf eropuit gaan om toch nog invloed te houden. Men moet kunnen zeggen: Ik ben ervoor gevraagd. Dan geldt net als in vroeger jaren: men kan er alleen op ingaan als men in de uitnodiging een roeping van Godswege tot zich ziet komen. In de emeritaatsperiode geldt dat zowel voor grotere als voor kleinere taken. Men moet op de uitnodiging kunnen ingaan zonder dat men de indruk wekt een zielige oude man te zijn, of zonder dat het voor anderen en voor de man zelf een marteling is dit stukje werk -hoe klein ook- alsnog te doen. De werktijd is voorbij, aanvaard dat. Wat er eventueel zonder een vast verband verder nog gedaan kan (en mag) worden, is een extraatje: allereerst voor de predikant zelf. Hij wordt nog in los verband door zijn Zender gebruikt. Ik hoop ook een extraatje voor hen ten dienste van wie hij dit doet. Mocht dit laatste niet meer het geval zijn, dan moet dat ook eerlijk besproken (kunnen) worden. Eén gezichtspunt noem ik zonder er dieper op in te gaan. Laat met name de kerk niet een investering van dertig of veertig jaar verloren gaan als ze op eigen initiatief in précaire situaties of in delicate kwesties incidenteel niet gebruikmaakt van jarenlange ervaring? Wat het bovenstaande voor prins Claus en de paus betekent, is niet aan mij om uit te maken. Mensen in hun omgeving zouden, ook luisterend naar stemmen in kerk en samenleving, er hun eigen conclusies aan kunnen of moeten verbinden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 2002
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 januari 2002
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's