Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terug van weggeweest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terug van weggeweest

J. J. Frinsel jr.: In het conflict met Tot Heil des Volks leerde ik mijn eigen hart kennen

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Interviews met J. J. Frinsel jr. verglijden gemakkelijk in gesprekken over zijn vader. Toch maakt zoon Hans zelf genoeg mee. Twee jaar geleden vertrok hij noodgedwongen als directeur van de Vereniging Tot Heil des Volks in Amsterdam. Op 1 augustus keert hij er vrijwillig terug als gewoon medewerker. De tussenliggende tijd was een turbulente. "In een conflict leer je je eigen hart kennen, maar dankzij Gods genade is er verzoening mogelijk."

De achttienjarige zoon van Frinsel jr. staat klaar om naar zijn laatste havo-examen te gaan. Zijn vader drukt hem de hand: "Jongen, veel sterkte. We zullen aan je denken en voor je bidden." Terwijl zoon Johan, vernoemd naar opa, zijn fiets uit de schuur haalt, vertelt vader Hans: "Hij wilde piloot worden en heeft alle tests gehaald, behalve de laatste. Een enorme teleurstelling. Gelukkig heeft hij een groot vertrouwen op God, hoewel hij zich vaak afvraagt: Welke bedoeling heeft de Heere er mee dat eerst alles goed gaat en het op het laatste moment toch fout loopt?"

De 49-jarige Frinsel jr. herkent zich in de ervaring van zijn zoon. Afgelopen jaren vroeg hij zich menigmaal af: Waarom overkomt mij dit? Welke bedoeling heeft de Heere met mijn leven? Na zes jaar directeurschap bij de Vereniging Tot Heil des Volks ging het helemaal fout. Frinsel, die in 1992 zijn vader was opgevolgd, kwam als gevolg van spanningen op zijn werk burn- out thuis te zitten. Enkele maanden later kreeg hij te horen dat hij niet meer terug hoefde te komen. "Hoewel dit natuurlijk een grote klap was, kon ik me daar nog wel bij neerleggen", zegt Frinsel in zijn Mijdrechtse hoekwoning. "Maar de manier waarop het bestuur het besluit uitvoerde, leidde tot een conflict. Ik heb geen behoefte om terug te schoppen, maar ik voelde me als oud vuil aan de straat gezet."

Op 1 augustus 1999 werd Frinsels contract met de vereniging officieel ontbonden. Toch zat hij geen dag zonder baan. Op exact dezelfde datum ging hij aan de slag als projectmanager bij een internationaal computerbedrijf in Hoofddorp. "Dankzij een evangelische vriend kon ik daar terecht. De Amerikaanse poot van het bedrijf was het er helemaal niet mee eens dat ik die functie kreeg. Ik had een verleden, was burn-out geweest. Mijn vriend heeft zijn nek heel ver voor mij uitgestoken."

Bijna twee jaar zit Frinsel jr. nu in het zakenleven. Een heel ander bestaan dan zijn vorige functie, waarin hij zich bezighield met evangelisatie, opvang van drugsverslaafden en artikelen schrijven voor het evangelische maandblad De Oogst. "Voor mijn gezin waren de afgelopen twee jaar een zegen. Ik was bevrijd van een heleboel zorgen en kon daardoor meer aandacht aan de kinderen geven."

Toch verkast Frinsel opnieuw. Hij keert terug naar de Vereniging Tot Heil des Volks, nadat het nieuwe bestuur onder leiding van dr. R. Seldenrijk hem dat "uitdrukkelijk" heeft gevraagd. "Ik heb niet gesolliciteerd. Vorig jaar al hebben ze me benaderd. Het nieuwe bestuur zag het als zijn eerste opdracht om verzoening tot stand te brengen en relaties te herstellen. Dat is ze gelukt. Ik heb goed nagedacht of ik de stap terug wilde maken. Ik word niet opnieuw directeur, maar gewoon medewerker. Dat zal wennen zijn. Ik heb mijn opvolger, Martien Jan de Haan, inmiddels een aantal keren ontmoet en ik heb het vertrouwen dat we goed zullen kunnen samenwerken."

Frinsel jr. komt uit een gezin waar, zoals hij zelf zegt, het Evangelie centraal stond. "Mijn prilste herinnering is die van de gereformeerde Sionskerk in Amsterdam-West. Daar gingen mijn ouders aanvankelijk naar toe. Mijn vader kwam uit een totaal onchristelijk gezin, maar zat wel op de christelijke kleuterschool in de Bloemstraat, die in stand werd gehouden door de Vereniging Tot Heil des Volks, waar hij later directeur van zou worden. Toen mijn vader 18, 19 jaar was, kwam hij tot bekering. Vanaf dat moment was hij zeer gespitst op evangelisatie. Waarschijnlijk omdat hij zelf op die manier tot het geloof was gekomen."

Frinsel sr. kwam vervolgens in aanraking met mensen uit de evangelische beweging en "de vonk sloeg over", aldus zijn zoon. "Daar leefde die evangelisatorische inslag natuurlijk nog veel sterker. Mijn vader werd al gauw gevraagd voor te gaan in de samenkomsten, want hij was goed van de tongriem gesneden. Hij raakte betrokken bij campagnes, ging veel op pad en werd een bekende spreker."

Welke invloed had dat op u?

"Aan de ene kant vond ik het leuk, zo'n bekende vader. Hij had toen al diverse kinderboeken geschreven; dat was best iets om trots op te zijn. Aan de andere kant miste ik hem vaak. Daar heb ik van geleerd nu ik zelf vader ben. Als mijn zoon op zaterdagochtend gaat voetballen, sta ik zoveel mogelijk langs het veld te kijken. En de jongste van dertien heeft veel moeite met z'n huiswerk; die help ik 's avonds nogal eens. Mijn vader had voor zulke dingen geen tijd."

Van de vijf kinderen die zijn ouders hebben, was hij de lastigste, zegt Frinsel jr. achteraf over zichzelf. "Ik was vrij druk, een beetje het zwarte schaap in de familie. Als tiener werd ik steeds moeilijker. Ik kreeg verkeerde vrienden en zette me af tegen het christelijk geloof. Misschien was het wel een reactie op de overdosis thuis."

Aanvankelijk ging Hans nog wel mee naar de zondagse samenkomsten en naar zomerkampen van Youth for Christ, maar "het zat hier." Frinsel wijst op zijn verstand. "Anderen van mijn leeftijd straalden uit wat ze beleden; bij mij was het geloof geen werkelijkheid. Mijn ouders merkten dat wel. Toch zetten ze mij niet onder druk. Ze voerden geen heilige oorlog, maar wisten: het geloof moet door Gods genade een keuze van het hart worden."

Vanaf zijn zestiende ging het bergafwaarts. "Ik weigerde nog langer mee te gaan naar de samenkomsten. Mijn ouders konden me niet meer bereiken. Ze hebben me losgelaten, maar niet in het gebed. Ik trok naar de Dam in Amsterdam, liet m'n haar groeien, rookte stickies en voelde me thuis bij de hippies. Ik probeerde Christus uit mijn leven weg te duwen, maar dat lukte niet. Achteraf zeg ik met Paulus: Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan. Ergens wist ik dat ik volkomen fout zat, toch ging ik door. Dat gaf een constante strijd."

Dankzij "ongelukjes" in zijn leven werd Hans Frinsel aan het denken gezet. "Ik deed vakantiewerk op Texel en reed met een trekker van een talud af. Dat had mijn dood kunnen zijn, maar ik kwam er goed vanaf. Later is er nog een keer zoiets gebeurd. De Heere sprak tot mijn hart; Hij gaf vingerwijzingen. Vlak voor mijn negentiende verjaardag greep Hij me bij m'n kladden. Het was alsof God zei: Je hebt nu genoeg tijd op je eigen manier doorgebracht. Ik móést voor Hem buigen. Dat gaf opnieuw strijd. Ik was verwonderd dat God mij nog wilde hebben. Dat Hij in Christus een nieuw begin met mij wilde maken."

Het keerpunt betekende voor Hans "een radicale breuk" met zijn hippietijd. "Dat kostte me geld", zegt hij met een brede lach. "Ik moest naar de kapper, want ik droeg het haar tot op m'n schouders. Die man had de dag van z'n leven. Hij zei: Als ik je mag millimeteren, is het gratis. Hij wilde zelfs betalen voor m'n haren. Dat heb ik toch maar niet gedaan."

Frinsel moest ook "fatsoenlijke kleren" hebben. Het geld daarvoor had hij niet zelf, maar kwam uit de knip van zijn vader. "Best moeilijk voor me, want ik moest toegeven dat ik het al die tijd mis had gehad." Achteraf denkt hij toch weer wat genuanceerder over zijn kaboutertijd. "Iets van de hippiebeweging trekt me nog steeds. We vroegen ons af: Is dit het nu helemaal: leven voor geld? We zochten iets diepers, hogers; iets wat uitstijgt boven het materialisme. Mensen als Elly en Rikkert Zuiderveld hebben nog altijd een beetje dat hippieachtige. Ik mag dat wel."

Hans Frinsel voelde de behoefte om te gaan getuigen van zijn geloof. De eerste ervaring daarmee deed hij op met een vriend. "Ik kende hem al jaren. Hij woonde bij ons in de straat en was totaal ongelovig opgevoed. We gingen samen op vakantie. Ik nam een Bijbel mee. Dat vond hij wel interessant. We hadden veel gesprekken over het geloof, ik bad veel voor hem, maar het dubbeltje viel helaas niet."

Ondertussen maakte Hans Frinsel zijn mts-opleiding af en liep hij stage bij een architectenbureau in Zaandam. Toch trok dat werk hem niet. "Ik wilde liever iets in de verpleging of de hulpverlening."

In 1971 ging hij in zijn vrije tijd als vrijwilliger aan de slag bij de Vereniging Tot Heil des Volks, waar zijn vader inmiddels een paar jaar directeur was. "Ik dacht dat mijn toekomst daar ook zou liggen. We begonnen met de opvang van drugsverslaafden in een pand aan de Willemsstraat. Het was een ruige periode. We hadden nogal eens met geweld te maken. Gelukkig werkten er een paar uit de verpleging bij ons. Die wisten precies hoe je iemand die uit z'n dak gaat, in de houdgreep moet nemen."

In 1972 was Frinsel betrokken bij de oprichting van het jeugdhotel The Shelter. "Ik wilde de weg van de Heere volgen", herinnert hij zich nog goed van die tijd. "Ik bad veel om Zijn leiding in mijn leven; ik wilde die zeker weten. Tot mijn grote schrik liet de Heere me op een gegeven moment vanuit Jesaja 55 zien dat Hij me in de zending wilde hebben. "Zie, een volk dat gij niet kendet, zult gij roepen, en een volk dat u niet kende, zal tot u snellen" (Nieuwe Vertaling, red.). Die tekst zal ik nooit vergeten. Het was eerst wel een teleurstelling voor me, maar de Heere sprak zo duidelijk dat ik me vanaf dat moment ben gaan oriënteren op een zendingsopleiding."

Mede op aanraden van zijn vader ging Frinsel naar de Missionary Training School in Schotland, waar hij "een rijke tijd" had. "Er zaten mensen uit allerlei landen, kerken en gemeenten. Het was voor mij een eye-opener. Ik kende vanaf mijn vijfde, zesde jaar niet anders dan de pinksterbeweging. In Schotland leerde ik mijn eigen club relativeren. Ik heb er ook veel van de Heere geleerd, soms in moeilijke momenten. We zaten met een aantal studenten in een kleine behuizing; dat gaf soms botsingen, irritaties. Dan moest je elkaar later vergeving vragen. Best moeilijk, want dat doen wij mensen niet graag."

Na drie jaar Schotland vertrok Frinsel voor een halfjaar taalstudie naar Portugal om uiteindelijk zendingswerk te gaan doen in Guinee-Bissau, een voormalige Portugese kolonie in Afrika. Vier jaar, van 1976 tot 1980, zat hij er als vrijgezel. Tijdens zijn eerste verlof in Nederland ontmoette hij de Zoetermeerse wijkverpleegster Carla, die zijn vrouw werd. Samen gingen ze naar Guinee-Bissau, waar ze tot 1992 bleven. Gezinsomstandigheden dwongen de Frinsels terug te keren naar Nederland.

Hoe kwam u opnieuw bij de Vereniging Tot Heils des Volks terecht?

"Ik was al in 1988 benaderd of ik mijn vader wilde opvolgen. Die zou met pensioen gaan. Ik zag het toen niet zitten; mijn taak in Guinee-Bissau was nog niet klaar. Toen wij in 1992 in Nederland terugkwamen, ben ik opnieuw gevraagd."

De gebeurtenissen verliepen in hoog tempo, memoreert Frinsel. "Op 10 juni kwamen we terug en op 15 juli begon ik bij de vereniging. Intussen moest ik ook nog op zoek naar een huis, want we stonden nergens ingeschreven. Op 5 september nam mijn vader afscheid; ik had dus een heel korte inwerkperiode. Veel te kort, zeg ik achteraf."

Hoe trof u de vereniging aan?

"De organisatie was een beetje blijven steken in de pioniersfase. De vereniging cirkelde rond mijn vader. Hij nam alle beslissingen en had al die jaren eigenlijk veel te veel hooi op z'n vork genomen. Ik ging op dezelfde manier aan de slag. Maar als je het eerste knoopje van je overhemd verkeerd dicht doet, gaat de rest ook verkeerd. Zo was het met mijn start bij de vereniging ook."

Veranderingen die de nieuwe directeur wilde doorvoeren, stuitten van twee kanten op verzet. "Voor de ene groep was elke verandering onbespreekbaar, voor de andere gingen mijn voorstellen niet ver genoeg."

Wat wilde u bij voorbeeld veranderen?

"Het eerste wat ik heb aangepakt, is het maandblad De Oogst. Ik heb de lay-out veranderd, het formaat, de opmaak, maar de kleur, oranje, bewust hetzelfde gelaten. Wel sneuvelden de pagina's met verantwoordingen van de penningmeester. Ik zag daar het nut niet van in. Niemand gaat daarin zitten neuzen. Verder heb ik direct bij mijn aantreden gezegd: Er moeten beleidsplannen en budgetten komen, want zonder kun je niet werken. Zeker niet in een organisatie met ruim vijftig vaste personeelsleden en een heleboel vrijwilligers. Ook de administratie was aan een professionele aanpak toe."

Was het moeilijk om uw vader, een markante persoonlijkheid, op te volgen?

"Ik paste niet in zijn stramien. Om een voorbeeld te geven: Mijn vader had geen eigen kamer, maar zat gewoon tussen het andere personeel in. Ik kan dat niet; ik ga dan met iedereen mee zitten telefoneren. Dus heb ik voor mezelf een kantoortje ingericht. Achteraf constateer ik dat het toenmalige bestuur te weinig draagvlak onder het personeel heeft gecreëerd voor mijn benoeming. Daarom waren de reacties op mijn doen en laten steeds verdeeld."

Liet uw vader merken wat hij van uw optreden vond?

"Hij hield zich bewust afzijdig. Ik vond dat heel knap van hem. Soms vroeg ik zelf naar zijn mening. Aanvankelijk had hij bedenkingen bij de veranderingen die ik in De Oogst doorvoerde. Later stond hij daar zeker achter. De lezers waardeerden ze ook. Bij mijn aantreden waren er 6000 abonnees, toen ik wegging 8000."

Dieptepunt was het besluit van bestuur en directeur om het opvangwerk van de vereniging onder drugsverslaafden over te dragen aan stichting De Hoop in Dordrecht. Frinsel: "Dat was beter, onder meer in verband met subsidies van de overheid. Die beslissing was diep traumatisch voor het personeel en is niet goed gecommuniceerd. Door het bestuur niet en door mij niet. We hebben daar met z'n allen grote steken in laten vallen."

In mei 1998 waren de interne spanningen zo hoog opgelopen dat Frinsel jr. zich ziek meldde. "Eigenlijk was ik al een maand of vier overspannen. Toen ik eenmaal thuis kwam te zitten, stortte ik volledig in. Ik was burn-out; zo'n diagnose is moeilijk te accepteren. Na zes maanden moest ik bij het bestuur komen. Ik verwachtte dat ze me zouden aanbieden dat ik na mijn ziekzijn in een andere, lichtere functie zou kunnen terugkomen. Dat pakte anders uit. Ik kreeg te horen dat ik ontslagen werd. Het bestuur stelde voor dat ik met stille trom zou vertrekken. Daar ben ik niet mee akkoord gegaan."

De gang van zaken had tot gevolg dat ook Frinsel sr., die 25 jaar het gezicht van Tot Heil des Volks was geweest, zijn relatie met de vereniging verbrak. Hij staakte zijn maandelijkse bijdragen aan De Oogst, evenals oudgediende drs. J. van Barneveld. Intern ontstonden nieuwe problemen die eind 1999 leidden tot een vertrouwenscrisis tussen bestuur en personeel. Begin vorig jaar trad een compleet nieuw bestuur aan dat de relatie met de beide Frinsels en Van Barneveld herstelde.

De rust is teruggekeerd en op 1 augustus gaat u weer aan de slag bij Tot Heil des Volks. Wat wordt uw nieuwe taak?

"Ik ga me bezighouden met publiciteit en verkondiging. Dat houdt in: artikelen schrijven voor De Oogst, lezingen houden en voorgaan in zondagse samenkomsten. Dat laatste deed ik voorheen ook al, hoewel afgelopen anderhalf jaar niet meer in verband met mijn gezondheid. Het wordt nu een vast onderdeel van mijn nieuwe functie. Afgelopen zondag heb ik voor het eerst weer gesproken in een volle-evangeliegemeente in Rotterdam."

Met welk gevoel stapt u straks het kantoor van de vereniging binnen?

"Ruim twee jaar geleden, toen mijn toekomst en die van mijn gezin onzeker was, gaf de Heere ons een belofte uit Zijn Woord." Frinsel pakt zijn Bijbel en leest Jesaja 37 vers 30 voor: "En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan." "Moet je nu eens kijken naar de afgelopen periode", zegt hij vol overtuiging. "Op 1 augustus 1999 eindigde mijn contract met de vereniging en begon ik, ongedacht, op dezelfde dag aan een nieuwe baan. Op de kop af twee jaar later treed ik weer in dienst bij de vereniging. Deze tekst is voor mij in het bijzonder het bewijs dat God Zijn Woord bevestigt."

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Terug van weggeweest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 2001

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's