Groei concentreert zich
Eigen predikant zorgt in kleine afgescheiden kerken vaak voor ledenaanwas
VEENENDAAL - Een predikant brengt leden mee. Hiermee wordt in de (Oud) Gereformeerde Gemeenten in Nederland bedoeld dat de komst van een eigen predikant vaak gevolgd wordt door een flinke groei van het ledenbestand. Het gezegde blijkt ook zonneklaar uit de ledentallen, voorzover die voorhanden zijn, van kleine afgescheiden kerken.
In 1953 kwamen vijf predikanten en 34 (delen van) gemeenten buiten de Gereformeerde Gemeenten (GG) te staan, waardoor de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGN) ontstonden. In de woelige tijd van de scheuring volgden veel leden de gang van hun predikant of consulent. De vijf predikantsgemeenten telden samen 40 procent van het totaalaantal leden dat zich aan de GG onttrok.
De GGN telden in 1977 het hoogste aantal predikanten: acht. In 1956 was de verhouding tussen het aantal vacante gemeenten en het aantal plaatsen met een eigen predikant het gunstigst. Zeven predikanten dienden 43 gemeenten, met 11.518 leden en doopleden. Na de scheuring van 1980, toen drie predikanten buiten het verband kwamen te staan, daalde het aantal predikanten tot twee in 1995. Dezen dienden samen een kerkverband met 54 gemeenten en 19.828 leden en doopleden.
Aantal predikanten
Gemeenten met een eigen herder en leraar groeien doorgaans sneller dan vacante gemeenten, vooral naarmate het aantal predikanten kleiner wordt. Over 1969 zorgden de zes gemeenten met een predikant voor bijna 40 procent van de ledenaanwas van de GGN. In 1989 waren er drie gemeenten met een eigen predikant, maar die zorgden opnieuw voor 40 procent van de totale groei. Vorig jaar kwam zelfs bijna de hele groei voor rekening van de twee gemeenten met een predikant. Barneveld en Opheusden groeiden samen met 161 leden en doopleden, ten opzichte van een totale groei van 171. Sinds Opheusden in 1994 weer een eigen predikant heeft, is deze gemeente gegroeid van 2069 tot 2536 leden en doopleden, waarmee Opheusden bijna de helft van de totale groei van de GGN over deze periode voor zijn rekening neemt.
Geconcentreerde groei in een klein aantal gemeenten betekent echter wel een daling van het aantal leden in andere gementen. Over het geheel genomen waren er vorig jaar net zoveel gemeenten die groeiden als gemeenten waarvan het ledental afneemt.
De GGN vormen sinds hun ontstaan overwegend een Gelders kerkverband. Toch is er niet een trek naar de Veluwe waar te nemen. Het Veluwse aandeel in het totale ledenbestand bleef sinds 1954 constant op ongeveer eenderde. Het groeigebied ligt veeleer in de Betuwe. In 1954 woonden hier slechts 400 leden en doopleden. Dit aantal steeg in de jaren daarna snel door overkomst van de gemeenten Opheusden en Ochten, alsmede leden uit Geldermalsen en Waardenburg. Het Betuwse aandeel was in 1975 gegroeid tot ruim 15 en dit jaar zelfs tot ruim 20 procent.
Grensverkeer
De jaarboeken van de GGN melden geen kerkelijk grensverkeer. Dát er grensverkeer is, volgt bijna onvermijdelijk uit de dalende groeicijfers. Tegenover een groei van 1895 leden en doopleden tussen 1985 en 1990 staat een groei van 816 tussen 1995 en 2000.
De jaarboeken van andere kerkverbanden geven wel enige informatie. Het grensverkeer met de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is beperkt. Over de laatste drie jaar melden de CGK 35 toetredingen vanuit de GGN, tegenover 19 overgangen.
Een tamelijk groot verlies is er vrijwel elk jaar richting de Gereformeerde Gemeenten. In totaal zijn er tussen 1965 en 2000 3646 leden vanuit de GGN naar de GG overgegaan, tegenover 1841 personen die de weg andersom bewandelden. Vooral de laatste vijf jaar, waarin de groei van de GGN afvlakt, is het verlies naar de GG nogal groot: 792 overgangen tegenover 216 toetredingen. Een kanttekening is wel op zijn plaats, omdat kerkenraden van de GG in de statistieken niet altijd onderscheid maken tussen de GGN en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband).
Terughoudend
De terughoudendheid waarmee de GGN (bv) omgaan met gegevens over ledentallen maakt het niet gemakkelijk een betrouwbaar beeld te geven. Over 1980, het jaar van de scheuring, melden de GGN een verlies van 2910 leden en doopleden, na een gemiddelde groei in de vijf jaar daarvoor van ruim 400. De GGN (bv) telden kort na de scheuring dus ruim 3000 leden.
De grootste klappen vielen in de predikantsgemeenten Gouda, Veenendaal en Rijssen. In de GGN van Gouda bleven in 1981 390 leden over van de 1229 leden uit 1980, in Veenendaal 446 van de 1719, terwijl Rijssen met 394 leden vrijwel in zijn geheel overging. Datzelfde geldt voor Nieuwerkerk (Zld) met 232 leden. Middelburg en Dinteloord splitsten in twee gelijke delen.
De ledentallen van de GGN (bv) laten een vrij constant beeld zien. Terwijl Rijssen de laatste tien jaar met zo'n 90 leden groeide tot 442 leden zag Middelburg het aantal leden sinds 1985 met 30 afnemen tot 70. Nieuwerkerk telt nu 202 leden en doopleden, Dinteloord rond de 100. In IJsselmuiden ontstond een gemeente die nu 40 zielen telt. Gouda houdt het aantal leden niet bij, maar zit tussen de 700 en 800. Veenendaal wil het ledental niet bekendmaken en alleen meedelen dat de gemeente sinds 1980 is gegroeid.
Geringe groei
De Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (OGGN) tellen 63 gemeenten, met rond de 18.500 leden en doopleden. Er is sprake van een geringe groei van bijna 50 leden per jaar. Overigens zijn de ledentallen per gemeente niet openbaar.
Groei hangt vaak samen met de komst van een predikant. Zo meldde ds. C. Smits in 1982 dat Giessendam sinds zijn komst in 1971 van 150 tot 500 leden was gegroeid. Krimpen aan den IJssel groeide na de komst van ds. M. A. Mieras in 1944 stormachtig van bijna 350 leden en doopleden tot bijna 2500 bij zijn overlijden in 1981. De komst, in 1955, van ds. Joh. van der Poel naar Ede werd gevolgd door diverse uitbreidingen van het kerkgebouw van 250 tot uiteindelijk 1450 zitplaatsen in 1981. Barneveld groeide na de komst van ds. D. Monster in 1989 pijlsnel tot zo'n 700 leden en doopleden nu.
Grensverkeer
Het kerkelijk grensverkeer van de OGGN heeft een wat grillig karakter, doordat soms hele gemeenten tot het verband overkwamen of juist vertrokken. Zo kwam in 1952 ds. E. du Marchie van Voorthuysen met Leersum (159 zielen) over uit de CGK, in 1960 gevolgd door ds. W. Baaij met Doorn (209 zielen) en in 1977 door ds. M. Pronk met zo'n 300 leden van Dordrecht-Centrum. Daartegenover staat onder meer de breuk van de gemeente Ede met de OGGN in 1986 en de overgang, in 1981, van Doetinchem, een gemeente met 541 leden en doopleden, naar de Gereformeerde Gemeenten.
Het grensverkeer met de CGK verloopt de laatste jaren iets ten nadele van de OGGN. Tegenover 50 toetredingen staan 38 overgangen in de laatste drie jaar. Aan de GG hebben de oud gereformeerden sinds 1965 in totaal 4226 leden verloren, terwijl er 1997 personen overkwamen. Vanaf het eind van de jaren tachtig nam het aantal overgangen naar de GG vrij sterk toe: was het gemiddelde tot die tijd 97 per jaar, dat aantal steeg naar 164 per jaar. De binding aan de eigen kerkelijke gemeente lijkt er ook in de rechterflank van de gereformeerde gezindte niet sterker op te worden.
Dit is het zesde deel in een serie van zeven over kerkelijke statistieken. Vandaag in de katern Kerkplein het zevende en laatste deel. Met dank aan A. van Middelkoop te Veenendaal en A. A. Klein te Barneveld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2000
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 2000
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's