Als het niet klikt met de psychiater
Het zou het begin moeten zijn van een weg van herstel. In de praktijk blijkt een kennismaking met de psychiatrie voor sommigen echter een opeenstapeling van nieuwe frustraties. Onvriendelijke therapeuten, afspraken die zonder reden worden afgezegd en de weigering het dossier te mogen inzien, zijn daarvan onder meer de oorzaak. Bij organisaties van cliënten luchten betrokkenen regelmatig hun hart. Reden waarom de Werkgroep Week van de Psychiatrie vanaf maandag het thema "Bejegening van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg" aan de orde stelt. Moet de hulpverlener écht op het matje komen?
Jacob en Jeannette de Wolf kunnen over het thema meepraten. Zij was 18 jaar toen ze voor het eerst, voor de verwerking van traumatische ervaringen in haar jeugd, bij een maatschappelijk werkende terechtkwam. De afgelopen 10 jaar maakte ze een crisisopname op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (paaz) mee. Ook verbleef ze geruime tijd in verschillende psychiatrische ziekenhuizen. Haar man kwam in 1994 met de hulpverlening in aanraking.
Beiden zijn op dit moment onder behandeling bij een riagg in het zuiden des lands. De mogelijkheid bij een christelijke instelling in therapie te gaan, ketste voor het echtpaar van hervormd-gereformeerden huize onder meer af op de afstand. De ervaringen die Jeannette met diverse ziekenhuizen opdeed, noemt ze overwegend negatief, met uitzondering van één instelling. Ze memoreert onder meer de verschillende ziektebeelden die ze "als een stempel kreeg opgedrukt, maar die achteraf niet bleken te kloppen. Dan voel je je niet serieus genomen."
Ook over de crisisopname op een paaz blikt ze met gemengde gevoelens terug. "Ik had een poging tot zelfdoding gedaan. In het ziekenhuis werd m'n maag leeggepompt. Na één nacht wilden ze me naar huis sturen. Op dat moment vond ik dat wel best, maar het ging beslist niet goed. Ik woonde op mezelf, had niemand die me in gaten kon houden. Pas toen m'n pleegmoeder erop aandrong, mocht ik in het ziekenhuis blijven. Anders had ik hier nu misschien niet gezeten. Dat besef je pas achteraf."
Vertrouwensrelatie
Jacob had in eerste instantie het idee dat hij zich bij de riagg naar binnen moest vechten toen hij hulp nodig kreeg. "Bij het eerste contact zeiden ze dat ik er over een maand terechtkon. Toen het zover was, werd de afspraak wegens een verhuizing uitgesteld. Daarna werd het opnieuw vooruitgeschoven omdat de juiste hulpverlener niet beschikbaar was. In totaal heeft het een halfjaar geduurd, terwijl ik erg aan hulp toe was. Ik had last van psychotische verschijnselen. Toen ik eenmaal bij de riagg was, kreeg ik gelukkig medicijnen die meteen goed aansloegen. Je moet wel steeds oppassen dat je niet aan het lijntje wordt gehouden."
Vorig jaar schakelde hij over op andere medicijnen die een verkeerde uitwerking hadden. Jeannette: "Toen heb ik het hele weekend met een man thuisgezeten met wie het niet goed ging. Ik heb een paar keer de huisarts gebeld, die uiteindelijk zondagmiddag kwam. Hij wilde de crisisdienst van de riagg echter niet bellen. Maandag heb ik zelf met de riagg contact opgenomen en konden we meteen komen. De psychiater zei meteen: "Had gisteren toch gebeld!" Dat hadden we dus geprobeerd, maar de huisarts wilde niet doorverwijzen."
De twee cliënten vinden het een nadeel dat ze regelmatig een andere hulpverlener krijgen. "Je moet steeds weer een vertrouwensrelatie opbouwen wil je over je dieperliggende problemen kunnen praten", zegt Jeannette. Ik heb nu de achtste sociaal-psychiatrisch verpleegkundige sinds 1995. Dat is waardeloos. Het lijkt wel of ze niet doorhebben dat je daar als cliënt onder lijdt, hoewel we het dikwijls hebben aangegeven. Je begint elke keer opnieuw en het dossier lezen de hulpverleners vaak niet. Ik heb bijvoorbeeld een keer gevraagd of mijn verlatingsangst als oorzaak kan hebben dat mijn moeder jong is overleden. De verpleegkundige zei direct nee. En meteen daarna: Is je moeder dan jong overleden?
Ze wist helemaal niet waarover ze het had. Ze had het dossier niet gelezen. Waarom wordt dat dan bijgehouden? Een ander zei het eerlijk: "Het dossier lees ik niet; dat is veel te dik." Bij weer iemand anders vroeg ik of het door de medicijnen kon komen dat ik zo moe was. Het antwoord was ontkennend, maar daarna vroeg de hulpverlener welke medicijnen ik eigenlijk slikte! Daar kan ik niet mee uit de voeten. Op een gegeven moment ben je het ook beu als je elke keer opnieuw je levensverhaal moet vertellen. Intussen ben je wel van de ander afhankelijk, want je hebt toch hulp nodig."
Regelgeving
Drs. Hans van der Zee herkent het verhaal van het echtpaar De Wolf. Als medewerker van stichting Pandora, een organisatie die zich voor (ex-)cliënten inzet, krijgt hij met de regelmaat van de klok persoonlijke ervaringen met de psychiatrie op zijn bord. Ook is Van der Zee lid van de Werkgroep Week van de Psychiatrie. Hij licht het nieuwste thema toe. "Er is de afgelopen jaren nogal wat nieuwe wet- en regelgeving gekomen die erop is gericht patiënten en cliënten meer bij de hulpverlening te betrekken en mee te laten beslissen over de manier waarop ze behandeld worden. Het leek ons goed te kijken hoe het daarmee staat.
Een graadmeter daarvoor is de vraag hoe de hulpverlener tegen zijn klant aankijkt. Het is een thema dat sterk leeft. Patiënten vinden het heel belangrijk. Omdat het een jubileumjaar is, de 25e Week van de Psychiatrie, hebben we dit thema nu gekozen." Persoonlijke herinneringen komen bij Van der Zee als vanzelf naar boven. Het meest positief blikt hij terug op een periode van dagbehandeling. "Daar werd je eigen inzet erg gewaardeerd en was volledige openheid over wat er werd besproken. Van die periode heb ik veel profijt gehad."
Als hij terugdenkt aan de tijd dat hij op een gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis zat, slaat zijn stemming om. "Daar behandelt men je als volkomen rechteloos en absoluut onmondig. Ik heb daaraan een buitengewoon slecht gevoel overgehouden. Je moest bijvoorbeeld op tijd opstaan om te ontbijten. Op een bepaalde tijd moest je daarmee klaar zijn. Vervolgens blijkt 2 minuten daarvoor dat de therapie niet doorgaat. Dat is geen incident, maar het komt heel vaak voor, zonder dat duidelijk wordt hoe dat komt. Op zo'n manier voel je je respectloos behandeld. Het is absurd dat die dingen kunnen gebeuren."
Gelijkwaardig
Van der Zee vindt het opmerkelijk dat het aantal klachten over bejegening eerder toe- dan afneemt, zoals hij bij Pandora merkt. "Ik spreek regelmatig mensen die hun dossier willen inzien terwijl de hulpverlener dat botweg weigert. Soms proberen therapeuten eronderuit te komen met de opmerking dat het niet goed voor de cliënt zou zijn, terwijl het recht op inzage wettelijk geregeld is. Er is nog steeds sprake van een gebrek aan respect voor de klant."
De ervaringsdeskundige zoekt naar oorzaken. "Ik denk dat hulpverleners te vaak vanuit een medische invalshoek naar mensen kijkt, patiënten als een object zien. Er is geen echte samenspraak met de cliënt. Je zou met elkaar moeten bekijken wat de beste methoden en middelen zijn om een verbetering te bewerkstelligen. Dat gesprek moet op een gelijkwaardig niveau gevoerd worden. Daar ontbreekt het vaak aan."
Van der Zee is van mening dat een houdingsverandering bij hulpverleners noodzakelijk is. Hij haast zich eraan toe te voegen dat hetzelfde voor patiënten geldt. "Te vaak nog zie je dat een patiënt het wel gemakkelijk vindt als de dokter zegt wat er gebeuren moet. Ook patiënten zijn verantwoordelijk voor het al dan niet slagen van een behandeling."
Hij bestrijdt de gedachte dat patiënten als gevolg van hun ziektebeeld de relatie met een therapeut somberder zien dan reëel is. "Natuurlijk zijn er mensen die behoorlijk in de war zijn en alles afkeuren. Bijna elke patiënt heeft echter ook goede periodes, waarin hij de relatie met de hulpverlener nog steeds als onvoldoende beoordeelt. Dat geldt ook voor degenen die graag positief tegenover de hulpverlening zouden wíllen staan. Hun teleurstelling heeft niet met een ziektebeeld, maar met regelmatig terugkerende frustraties te maken."
Klachtencommissie
Van der Zee merkt nogal eens dat een patiënt niet de hulpverlener krijgt die bij hem past. "In verreweg de meeste gevallen bereik je het beste resultaat als je een band met iemand hebt. Je moet het gevoel hebben dat het klikt." Het regelmatig veranderen van hulpverlener -een veelgehoorde klacht- noemt hij schadelijk voor het behandelingsproces. Hij sluit zijn ogen niet voor het feit dat er ook lastige klanten zijn, die zich over elke therapeut ontevreden tonen. "Als het binnen een jaar met tien verschillende hulpverleners niet lukt, zeggen we: "Kijk ook eens naar jezelf. Kan het zijn dat je iemand zoekt die niet bestaat of ben je zelf zo lastig dat het met niemand klikt?" Als je werkelijk hulp wilt, moet je het soms slikken dat een hulpverlener niet 100 procent aan jouw verwachtingen voldoet. Daarin zijn we reëel."
De Pandora-medewerker juicht het toe dat de cliënt de laatste jaren in elk geval formeel serieuzer wordt genomen, maar stelt vast dat er nog een lange weg te gaan is. De instelling van cliëntenraden noemt hij positief, evenals de aanstelling van patiëntenvertrouwenspersonen. "Bij dat laatste is Pandora nauw betrokken geweest. Het gaat om iemand die toegang tot het ziekenhuis heeft, maar niet in dienst van de instelling is. Hij is er echt om de cliënt te ondersteunen. Verder moeten alle instellingen een onafhankelijke klachtencommissie in het leven roepen. Die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen."
Een organisatie die haar cliënten serieus neemt, geeft aan een klachtencommissie hoge prioriteit, luidt de stelling van Van der Zee. "Instellingen die veel klachten krijgen zijn de beste, want die zien dat als mogelijkheid om de dienstverlening te verbeteren. Patiënten durven bovendien met hun opmerkingen te komen, zonder angst voor represailles."
Kinderzegen
Jacob en Jeannette de Wolf hebben hun klachten ooit bij de Cliëntenbond aangekaart. Hun negatieve herinneringen zijn overigens niet alleen terug te voeren op de behandeling. Jeannette noemt ook het gemis aan mogelijkheden om binnen de meeste instellingen waar ze verbleef over geloofsvragen te spreken. Dat was een belangrijke reden waarom ze zich indertijd bij een christelijk centrum voor psychosociale hulp aanmeldde. Ook Jacob verbleef enige tijd in dit centrum. Beiden kijken positief op die periode terug. "Elke ochtend was er een dagopening. Je kon er over je geloof praten, er werd gebeden. Belangrijk is ook dat we er als mens werden behandeld."
Op advies van hun predikant zochten ze later contact met een van de gereformeerde hulpverleningsinstellingen. "Daar hebben we jammer genoeg geen positieve ervaring mee opgedaan", zegt Jeannette. "We zijn er geweest voor een intakegesprek. Dat duurde een uurtje. Een week of twee later kregen we een telefoontje. De instelling vond de reisafstand voor ons te ver om daar in behandeling te gaan. Het zou te vermoeiend zijn. Die ene keer waren we inderdaad ontzettend moe, maar dat is geen reden om er meteen mee te stoppen."
Schokkender vond Jeannette de reactie die ze kregen op hun vragen rond de kinderzegen. "Ze zeiden dat we daar niet aan hoefden te denken, omdat we het niet aan zouden kunnen. Dat zeiden ze op grond van dat ene gesprek dat nog geen uur duurde! Zo'n conclusie vind ik erg voorbarig. Bovendien deel je zoiets niet door de telefoon mee. Ze hadden ons op z'n minst voor een tweede gesprek kunnen uitnodigen. Hoe we verder met ons vragen moesten omgaan, moesten we zelf maar uitzoeken. Tenminste, zo kwam het op ons over."
Klaagman
Uiteindelijk kwamen hun vragen bij een niet-christelijke hulpverlener van de riagg in hun woonplaats op tafel. Jeannette: "Die ging er serieus mee om. We hebben dat positief ervaren. De verpleegkundige zei: Als er kinderen komen, hebben jullie misschien wat begeleiding nodig. Die kunnen wij geven."
Ook op andere momenten merkt het echtpaar dat hulpverleners die niet kerkelijk betrokken zijn, hen in hun waarde laten. Jeannette: "Ik probeer momenteel mijn rijbewijs te halen. Mijn hulpverlener zei eerst dat ik het vragenformulier -dat onder meer naar medicijngebruik informeert- niet eerlijk moest invullen, omdat ik dan misschien niet zou mogen afrijden. Ik heb toen aangegeven hoe God wil dat ik het invul. Daarna ging hij wel achter me staan. Als het niet lukt met de aanvraag wil hij zelfs een goed woordje voor me doen, want hij vindt dat ik kan afrijden."
Jacob en Jeannette noemen het van belang om behalve de hulp die de riagg biedt door een predikant of ouderling te worden begeleid. Jacob: "Je psychische leven is immers met je geloofsleven verweven." Zijn vrouw: "In onze gemeente is een ouderling die de cursus van de stichting Psycho-Pastorale Hulpverlening heeft gevolgd. Het contact met deze klaagman is voor ons heel belangrijk. Je moet je vertrouwen uiteindelijk niet op een hulpverlener stellen, maar op de Heere God."
De namen van Jacob en Jeannette de Wolf zijn ter bescherming van de privacy gefingeerd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's