Christelijke barmhartigheid in de praktijk
"De verpleegkundige ging mee die enorme kou in, terwijl dat niet hoefde"
Een psychiatrische instelling stelt diverse rapporten op. De onderwerpen worden vanuit verschillende invalshoeken belicht, maar het perspectief van de patiënt ontbreekt. "Terwijl het uiteindelijk toch allemaal om hém draait", zegt mevrouw A. Dekker, cliënt van het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) te Bosch en Duin. Een jaar na de oprichting van de cliëntenraad constateert ze dat de ontvanger van de zorg nadrukkelijker in beeld is gekomen. Psychiater drs. A. Molenaar juicht deze "vruchtbare vorm van samenwerking" toe.
Molenaar is sinds 1996 als psychiater bij het Gereformeerd Psychiatrisch Ziekenhuis (GPZ) werkzaam en is op dit moment zowel aan de vestiging in Bosch en Duin als die in Zwolle verbonden. Mevrouw Dekker neemt de persoonlijke ervaringen die ze de afgelopen 7 jaar binnen de instelling opdeed, mee in de besprekingen in de cliëntenraad. "Ik ben opgenomen geweest, heb deeltijdbehandeling gedaan en word nu nog begeleid. Alles wat het GPZ biedt, heb ik meegemaakt."
Ze noemt het van belang over de bejegening in de geestelijke gezondheidszorg -het thema dat de Week van de Psychiatrie deze maand aan de orde stelt- na te denken. "De vraag hoe behandelaars met je omgaan, wordt steeds actueler. Als je vroeger werd opgenomen, besloten de hoge heren, psychiaters en doktoren, wat er met je gebeurde. Tegenwoordig ligt dat anders. De cliënt heeft een onderhandelingspositie gekregen."
Ook Molenaar spreekt van een wezenlijk thema. "Je richt je als behandelaar primair op de problematiek: depressies, angsten, psychotische verschijnselen, noem maar op. Bejegening hangt met al die onderwerpen samen. Ik vind het boeiend te zien dat het op deze manier op de agenda komt, dat we apart over bejegening gaan nadenken. Op dat vlak zijn er de afgelopen jaren verschuivingen geweest. Het is zoeken hoe je daaraan vormgeeft."
Voorlichting
De psychiater stelt dat de problematiek van een patiënt invloed op de bejegening heeft. "Als de handicap groter is, moet je als hulpverlener meer verantwoordelijkheden overnemen zonder de ander onmondig te maken. Soms neemt iemand beslissingen die je betreurt. Je moet accepteren dat mensen die vrijheid hebben, maar hoe reageer je daarop? Het is je taak goede voorlichting te geven. De verantwoordelijkheid ligt echter bij de cliënt: de consument-producentrelatie. Die benadering heeft overigens tot een versimpeling van de werkelijkheid geleid. We moeten ons goed realiseren dat de gezondheidszorg geen markt kan worden."
Mevrouw Dekker heeft de omslag in de benadering van cliënten meegemaakt. "Voordat ik hier werd opgenomen, was ik niet gewend met een arts te discussiëren. Ik heb geleerd mee te denken over medicatie, een behandelplan, therapieën. Je wordt liever vertroeteld, maar uiteindelijk is het heel goed zelf verantwoordelijkheid te krijgen en te nemen."
Molenaar noemt het waardevol dat cliënten dat proces herkennen. Hij geeft als voorbeeld een recente rapportage van een behandeling. "Het was de patiënt opgevallen dat wij kans hadden gezien de verantwoordelijkheid vooral bij hemzelf te laten liggen en hem actief te maken. Mensen kunnen dat ook anders beleven: "Jullie doen niks voor mij." In dit geval was het blijkbaar gelukt de boodschap goed te doen overkomen. Dat kwam als een positieve opmerking terug."
Isoleercel
Mevrouw Dekker zegt dat het in de eerste plaats van belang is "als mens te worden behandeld. In mijn omgeving heb ik vaak gezien dat dingen van bovenaf worden opgelegd. Een patiënt voelt dat hij in een afhankelijke positie verkeert en heeft vaak sowieso weinig gevoel van eigenwaarde. Dan is het heel belangrijk dat je als méns wordt gezien. Natuurlijk moeten er soms bepaalde maatregelen genomen worden, maar hoe doe je dat?"
Uit andere instellingen zijn haar voorbeelden bekend van cliënten die erg onder de houding van hulpverleners hebben geleden. "Ik hoorde van iemand die lange tijd in een isoleercel werd gestopt. Er werd op geen enkele wijze rekening gehouden met de waardigheid van die persoon, met haar gevoelens. Het leek wel of ze niet meer als mens werd gezien. Ze had helemaal niets in te brengen. Dat lijkt me heel erg."
Molenaar: "Het komt voor dat er wel geluisterd wordt naar wat mensen willen, maar dat hun wensen niet gehonoreerd worden, bijvoorbeeld als ze geen medicijnen willen maar die vanwege de noodsituatie toch gegeven moeten worden. Het gebruik van dwangmedicatie is aan wettelijke regels gebonden. De vraag is dan hoe je dat bespreekt. Heb je respect voor de moeiten van de cliënt? Dat is heel belangrijk."
Behoefte
Dat cliënten de laatste jaren over het algemeen serieuzer worden genomen, ziet mevrouw Dekker als een uitvloeisel van wettelijke maatregelen. Ze noemt als voorbeeld de instelling van cliëntenraden. Binnen het GPZ functioneert zo'n raad nu een jaar. "We geven advies over allerlei rapporten, maar dragen ook zelf onderwerpen aan. Een eenvoudig voorbeeld is dat er in het ziekenhuis te weinig telefooncellen waren. Mensen stonden lang in de rij. Daarover hebben we een brief aan de directie geschreven. Binnen een maand waren er meer mogelijkheden om te bellen."
Als behandelaar heeft Molenaar tot nu toe weinig van de cliëntenraad gemerkt, maar hij waardeert de betrokkenheid positief. "Het is goed dat cliënten meedenken. Het past in de maatschappelijke trend van opwaardering van verschillende groepen die wat in de verdrukking hebben gezeten. Binnen gereformeerde organisaties roept deze ontwikkeling ook vragen op. Het is goed niet klakkeloos te doen wat je wordt voorgeschreven. Directie en bestuur van het GPZ hebben er echter bewust voor gekozen een cliëntenraad in te stellen."
Het begrip "wederkerigheid" speelde daarbij volgens Molenaar een belangrijke rol. "Zonder cliënt kun je niet behandelen. Je bent op elkaar aangewezen. Ik denk ook dat het van belang is dat cliëntenorganisaties laten horen dat er behoefte is aan gereformeerde zorg. Dat kunnen wij als hulpverleners wel roepen, maar het is nog belangrijker dat de overheid van patiënten- en cliëntenorganisaties hoort dat zij de meerwaarde daarvan inzien."
Welke meerwaarde biedt een christelijke instelling als het om bejegening gaat? Mevrouw Dekker: "Ik vind dat de bejegening elders hetzelfde moet zijn als hier. Het verschil is dat je binnen het GPZ de medewerkers op christelijke uitgangspunten kunt aanspreken."
Christelijke daad
Molenaar: "Het gaat dan om de christelijke waarden: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Dat moet je niet in een theologisch kader plaatsen, maar in het kader van de hulpverlening. Christelijke barmhartigheid is wel eens te veel vanuit de zorgkant belicht, waarbij de eigen verantwoordelijkheid op de achtergrond raakte. Inhoudelijk verschilt de bejegening hier weinig met die in andere instellingen, maar er is wel verschil in drijfveren. Vergelijk het met de collecte in de kerk. Is dat nog een offer of stop je gewoon 5 gulden in het zakje? Het gaat erom hóé je geeft."
Mevrouw Dekker: "Ik herinner me een moment dat ik in de kliniek was en me heel rot voelde. Het was 's ochtends vroeg en het was ontzettend koud buiten. Toch wilde ik naar buiten. Dat was in die omstandigheden niet normaal en ik mocht ook niet alleen naar buiten. Ik ben toen naar de verpleegkundigen gegaan. De een zei: "Nee, het is veel te vroeg, je kunt nu niet naar buiten." Een andere verpleegkundige stond op, gaf me een jas en ging met me mee die enorme kou in. Dat hielp me op dat moment. Wat die verpleegkundige deed, hoefde ze helemaal niet te doen. Het was een vorm van christelijke bejegening. Zo heb ik dat in elk geval ervaren."
Molenaar: "Dat laatste is belangrijk. Het was voor uw gevoel een christelijke daad. Misschien wás het ook een christelijke daad van barmhartigheid. Alleen zou hetzelfde in een algemeen ziekenhuis vanuit een ander motief ook kunnen gebeuren."
Kritisch
Over het algemeen is mevrouw Dekker positief over de bejegening in het GPZ. Tussen de officiële klachten die het afgelopen jaar zijn ingediend, heeft ze er geen op dat gebied aangetroffen. De kleinschaligheid van de instelling speelt daarbij volgens haar mede een rol.
Ze merkt wel op dat de cliëntenraad zich tamelijk kritisch heeft uitgelaten over diverse beleidsnota's. "Het gaat daarin vaak over de onderneming en het management, maar de cliënt komt nauwelijks in beeld."
De oproep van de cliëntenraad luidt in zo'n geval: "Schrijf ook iets over de betekenis voor de cliënt, want om hem draait het uiteindelijk toch allemaal." Mevrouw Dekker merkt dat de instelling dat signaal positief oppakt. "Als we vragen of opmerkingen richting de directie of het management hebben, doen zij daar iets mee. Tijdens een cursus hebben we contact gehad met andere cliëntenraden. Toen bleek dat ons beeld er behoorlijk gunstig uit sprong. Sommige vechten tegen de bierkaai, maar naar ons wordt echt geluisterd."
Molenaar: "Dat is het leuke. Je kunt zo'n raad vanuit een strijdmodel benaderen: de een tegen de ander. Dan ontstaan er allerlei conflicten. Je kunt elkaar ook zien als groepen die noodgedwongen met elkaar te maken hebben. Het model van samenwerking is echter het vruchtbaarste. Hoe kun je van elkaars kennis gebruikmaken en elkaar aanvullen? Die benadering levert voor beiden het hoogste rendement op."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's