De macht van de verbeelding
Ds. B. van der Heiden: Zijn geschreven beeld in het hart verdrijft onze gesneden beelden
"Het gezag van de Schrift staat in onze tijd zo sterk onder druk, dat Gods zelfopenbaring in en door Zijn Woord vrijwel geheel vervangen is door de eigen verbeelding. Het tweede gebod is zo actueel omdat zeker ook vandaag mensen zich goden verbeelden, waarbij zij zich iets kunnen voorstellen, of waarbij zij iets kunnen voelen." Ds. B. van der Heiden, predikant van de gereformeerde gemeente te Kampen, ziet het tweede gebod ook ondermijnd door een sterk afnemend ontzag voor het ambt. "De Heere spreekt door de verkondiging via ambtsdragers. En dat wordt vaak niet erkend."
"Het tweede gebod raakt direct de manier waarop de ware godsdienst gestalte krijgt. Als het in de eerste inzetting van de Heere erom gaat dat we Hem alleen mogen en moeten dienen, dan wil het tweede gebod aanwijzingen geven voor de manier waarop wij, naar Gods Woord, moeten leven. Het naleven van Gods tweede gebod heeft in de eerste plaats te maken met de zuivere bediening van het Woord. Zowel de Heidelberger Catechismus als het Kort Begrip wijst in verband met het tweede gebod op de levende verkondiging van Zijn Woord. Dan gaat het over de prediking, voegt het Kort Begrip er voor de duidelijkheid aan toe.
In de verkondiging van het Woord wordt dan tot uitdrukking gebracht wie de Heere is. Dan wordt duidelijk dat God Zich niet -met eerbied gesproken- laat inpakken in een beeld. De Israëlieten wisten eigenlijk wel dat God er niet uitzag als een gouden kalf. Ze wilden echter, naar het gebruik van de heidenen in die dagen, de eigenschappen uitbeelden. Maar de Heere maakt duidelijk dat Hij veel meer is dan dat. God is niet gemaakt door mensen. Hij is de Schepper aller dingen."
Ware beeld
"In de preek wordt het ware beeld van God geschetst, omdat de Heere er door Zijn Woord Zelf aan het woord komt. God is een Geest. Hij is de soevereine God. Hij getuigt Zelf dat Hij hoger is dan alle afgoden van Egypte, Kanaän en welke volkeren ook. God is van een heel ander, hoger niveau dan al die goden.
De geboden van de Heere in hun algemeenheid staan onder grote druk omdat de moderne, mondige mens geen gezag accepteert. Dat werkt door naar verschillende fronten. In de eerste plaats wordt het gezag van het Woord op zich niet meer als zodanig ervaren. Daarbij staat het ambt onder grote druk en ervaren veel mensen niet meer dat ambtsdragers niet zomaar iets vertellen, maar dat dit op gezag van de God van het Woord gebeurt. Een ambtsdrager spreekt, als het goed is, met gezag. Dan valt hijzelf weg. Tegelijk moet gezegd worden dat dit wel veel vraagt van de ambtsdrager.
Met wijlen ds. J. van Haaren zeg ik daarom dat het voor een predikant een van de ergste misdaden is als hij onvoorbereid de preekstoel op gaat. Als een predikant de Schriften niet centraal stelt maar eigen inzichten -of dat nu lichte of zware zijn- valt hij in dezelfde eigentijdse valkuil als moderne mensen: de verkondiging wordt dan bepaald door het eigen gevoel en gaat erin op. Die eigen inzichten kunnen allerlei kanten op gaan en heten wellicht nog wel spiritueel, maar komen niet op uit de Schriften en worden er bepaald ook niet door gecorrigeerd."
Verwarring
"Buiten de Schriften om ontstaat altijd verwarring over het zuivere beeld van God en ontstaan als het ware vanzelf valse, gesneden beelden. Maar we hoeven als kerken niet met de vinger naar allerlei secularisatieprocessen te wijzen. Aangrijpend is het boek van dr. Lindeboom, die stelde dat de theologen vooropliepen. Even indringend is wat prof. dr. G. Dekker hierover geschreven heeft.
Het rapport over het schriftgezag in de Gereformeerde Kerken, "God met ons", is een mijlpaal geweest in kerk en theologie. Toen werd immers losgelaten dat Gods Woord kracht en gezag heeft in zichzelf. Het rapport beweerde dat Gods Woord waar is voorzover iemand dat zelf als zodanig ervaart. Dan is Gods Woord niet langer bron en norm. Onze spirituele ervaring, ons religieus gevoel is dan de norm die over de Schrift heen gelegd wordt. God wordt dan een door onszelf gesneden, veelal eenzijdig, beeld.
De reformator Calvijn heeft geschreven dat ons verduisterd verstand de werkplaats is waar afgoden gemaakt worden en waar gesneden (denk)beelden ontstaan. Het is altijd zo dat het zuiverste beeld van God tot uitdrukking komt in Christus. Hij vormt het ware beeld van Gods wezen. Om dat te ontdekken, is de werking van de Heilige Geest nodig. De Geest laat het diepste wezen van God zien. De cirkel is dan weer rond, want de Geest bedient zich van het Woord en de verkondiging ervan. Ik kwam dan ook eens tegen dat iemand zei dat wie zichzelf een beeld maakt van God, ten diepste het Woord verwerpt. Ik zou willen verwijzen naar de bijbeltekst waar staat dat niemand ooit God heeft gezien, maar dat Christus Hem ons verklaarde."
Soeverein
"God wil niet afgebeeld worden, omdat Hij soeverein is en omdat met een afbeelding het hoogverhevene wordt neergehaald. Wij kunnen het wezen van God niet omvatten. Elk beeld -letterlijk en figuurlijk- dat we maken, is daarom een degradatie van God. Voor mij is van doorslaggevend en wezenlijk belang dat de Heilige Schrift hierin zo sober is. De kern, de inhoud van het Nieuwe Testament, is Christus. Maar het heeft de Heilige Geest kennelijk niet behaagd om zelfs maar de geringste beschrijving te geven van de uiterlijke kenmerken van Gods Zoon.
Van Saul staat dat hij lang was en van David dat hij roodachtig was mitsgaders schoon van aangezicht. Van veel mensen staan uiterlijke kenmerken beschreven: iemand hinkte, was kreupel, had lang haar en noem maar op. Maar van de Heere Jezus vinden we niets van dit alles. De Schrift is daarin niet alleen terughoudend, maar zelfs geheel verhullend. Zouden wij dan Christus afbeelden?
Naast dit principiële, schriftuurlijke element wil ik in aanvulling hierop de traditie aanvoeren. Uit de kerkgeschiedenis weten we dat het concilie van Nicea in 325 een veroordeling uitsprak over het afbeelden van Christus. Dat mogen we zeker ook ter harte nemen. Daarom ben ik ook persoonlijk tegen het afbeelden van de Heere Jezus. Zeker wat betreft Zijn gelaat. Onder ons lijkt dat steeds minder te leven.
We moeten dit beeldverbod niet verwarren en er een verbod op kunstuitingen van maken. In de Bijbel komen we nergens tegen dat er geen afbeeldingen gemaakt mogen worden van mensen, dieren, planten of van wat dan ook. We mogen die afbeeldingen alleen niet vereren. Maar zowel de tempel als de tabernakel was versierd, en die kunstuitingen mag je ook als Geestesgaven beschouwen. Die ornamenten dienden echter niet om God ermee te aanbidden of te vereren. De kunstwerken toen waren geen liturgische voorwerpen op zich.
Het waren ook geen afbeeldingen die als boeken der leken functioneerden. Luther nam daarin, na aanvankelijke afwijzing van de rooms-katholieke visie op de boeken der leken, een dubbel standpunt in. Ik spreek de Heidelberger Catechismus maar na. In alle eenvoud en duidelijkheid staat daar dat we niet wijzer moeten willen zijn dan God, Die ons niet door beelden of afbeeldingen maar door de levende verkondiging wil onderwijzen."
Ontsporingen
"Wagen we ons aan afbeeldingen van God of Christus, dan ligt het gevaar van ontsporingen direct op de loer. In grote lijnen kun je zeggen dat de westerse en de oosterse christelijke tradities beide hun eigen ontsporing kennen. Wij in het Westen zijn -globaal en ruwweg gesproken- altijd op het verkeerde been gezet door de schilderkunst en andere kunstuitingen, inclusief de literatuur. Doorgaans is Christus afgeschilderd als de liefdevolle, vriendelijke, niemand kwaad doende Kindervriend, Die zelfs nooit zou kunnen toornen en alles door de vingers ziet. Dat beeld werkt door tot in kinderliedjes waar Jezus opeens het Vriendje is van alle kleintjes. Christus is, naar de Schriften, echter een Vriend en Metgezel van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen.
Tegelijk zien we dat in de oosterse traditie Christus vrijwel uitsluitend in kerken wordt afgebeeld als de Pantokrator, de Heerser over het al. Christus is dan bijna slechts Degene Die wederkomen zal om te oordelen. Maar uiteindelijk doen beide tradities tekort aan de volle waarheid en zijn beide beelden daarmee eigenmachtig gesneden beelden.
Het moet ons niet bevreemden dat wij ook het tweede gebod nodig hebben. De discipelen -zelfs zij- hadden zichzelf een verkeerd beeld geschapen van hun Meester. De oude, aardse Messiasgedachte kwam ook bij hen bovendrijven. Hij moest hen vermanen en duidelijk maken dat Zijn Koninkrijk niet van deze aarde is. Hij wijst Zijn discipelen op het Koninkrijk dat in hun harten zal aanbreken. En dat is een Koninkrijk dat ook al niet in beelden tot uitdrukking is te brengen."
Meer fronten
"Zoals we een westerse en een oosterse traditie hebben, met onderscheiden fronten, zo hebben ook wij in onze gereformeerde traditie te waken voor eigen ontspoorde beeldvorming. Enerzijds leeft breed onder ons de gedachte dat God alleen maar liefde is. Dan is het nodig dat we iets leren kennen van Gods rechtvaardigheid. Maar het kan ook zo zijn dat we God alleen zien als de Rechtvaardige. Dan moet die beeldvorming gecorrigeerd worden en moet vanuit het Woord gewezen worden op die God Die in Christus een liefdevol God is. Ik besef daarbij heel goed dat alleen de Geest, door de verkondiging, het juiste beeld van God kan werken in ons hart en leven.
Uit het feit dat het tweede gebod ook spreekt van het bezoeken van de misdaden der vaderen aan de kinderen, kunnen we aflezen dat het gevaar van een eigenwillige godsdienst mede gewerkt wordt door de manier waarop ouders naar hun kinderen toe al dan niet iets van het ware beeld laten zien. Kinderen, en de hele omgeving, merken het als er bij ouders of gemeenteleden iets uitstraalt van het besef dat we met een jaloers God te maken hebben, Die het niet kan hebben dat Hem de eer niet volledig wordt toegebracht.
Bij ware Godskennis groeit tegelijk ook het besef in ons dat niet alleen wij kerkmensen Hem vrezen moeten, maar dat alle mensen een vertekend beeld hebben van de Heere God. De opdracht om de Heere lief te hebben is geen vrijblijvend verzoek, maar een goddelijk bevel, dat niet ongestraft genegeerd kan worden. Dat raakt alle mensen. En als je zelf de Heere vreest, gun je dat allen.
Als we het juiste, door God gewerkte beeld van Hem voor ogen hebben, is er liefde tot God, tot Zijn Woord en Zijn inzettingen. Zijn geschreven beeld in ons hart verdrijft onze gesneden beelden. Daarvan spreekt het tweede gebod. De kern van dit gebod is dan ook: de Heere in volmaaktheid kennen en dienen. Dan verlangen we er soms naar om in de hemel bij de Heere te zijn. Het tweede gebod wekt heimwee naar de eeuwige heerlijkheid, waar we in alle volmaaktheid, zonder onszelf te bedoelen, Hem zullen loven en prijzen."
Serie Tien Geboden
Het 2e gebod:
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten. En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1999
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1999
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's