Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de zwarte op de witte lijst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de zwarte op de witte lijst

Leven van Zvi Kalisher loopt van getto in Warschau naar Messiasbelijdende gemeente in Jeruzalem

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen. Psalm 27 vat het leven van Zvi Kalisher samen. De kleine, verweerde jood weet van het getto in Warschau, was een van de zionistische pioniers in Israël en leerde Jezus als zijn Verlosser kennen. Met een glas water in de hand, zijn armen op een houten tuintafel, haalt de 68-jarige jood herinneringen op. Zijn levensverhaal ligt sinds vorige week in het Nederlands in de boekwinkel.

"Wees een man, wees sterk!" Zijn leven lang heeft Zvi zich de bemoediging van zijn moeder in gedachten gebracht. Hij behoorde tot een doorsnee gezin van liberale Poolse joden, twee broers en een zus. Als tienjarige jongen zag hij de Duitsers Warschau binnentrekken. "Ik dacht dat wij een oorlog hadden gewonnen. Er waren ineens zo veel vreemden in ons land. Ik begreep er niets van".

Wat voor een moeder een onmogelijke opgave is, deed mevrouw Kalisher. Toen ze voor haar gezin nauwelijks meer iets op te scheppen had, gaf ze haar jongste als vondeling af bij het weeshuis. Ze bond haar jongen op het hart moedig te zijn. "Zeg nooit dat je jood bent. Wees een man. Wees sterk. Ik zal je elke week bezoeken".

Wie er na de bewuste dag ook kwam, niet Zvi's moeder. Zijn vader, broer of zus evenmin. "Ik hield mezelf moeders woorden voor: "Wees sterk, wees een man". Niet eraan denken; niet laten zien dat je vanbinnen huilt. Ik moest blijven glimlachen, hoe moeilijk het ook was".

Duits soldaat

Het was zijn redding dat het weeshuis het blonde joodje accepteerde. Zvi kreeg hetzelfde onderwijs als de Poolse jeugd. Na een jaar namen Duitse militairen de kinderen uit het weeshuis mee. "Wij zullen goede Duitse soldaten van jullie maken". Zvi zweeg en was de Grieken een Griek. Hij leerde Duits en marcheerde al zingend als een kleine nazi door de straten: "Die Nase kromm, die Hare grau. Wenn das Judenblut vom Messer spritzt, dan gehts nochmal so gut".

Na drie maanden gingen de kinderen uit het weeshuis van Warschau mee naar Berlijn. Bij de Brandenburger Tor stonden de jonge Polen in de rij voor selectie voor de Hitlerjugend. Bij Zvi, de kleinste, gekomen keek de Duitse officier eens over zijn bril en baste: "Jij vagebond, wat wil je?" Wees sterk, dacht Zvi. "Ik wil Duits soldaat zijn", antwoordde hij wijs. "Maak dat je wegkomt. Jij moet nog veel melk drinken voordat je een Duitse soldaat kunt worden". Met 20 mark en een ticket werd hij op de trein naar Warschau gezet.

In Warschau wachtte echter niemand op Zvi. De jongen rende naar zijn ouderlijke huis, klopte aan. Vreemde mensen deden open: "Wat wil je? Jij bent joods". Onderweg was hij al plakkaten gepasseerd met "Voor joden en honden verboden". Aanbrengers wachtte een fles wodka of twee kilo suiker als beloning. Zvi was geen jongen van tien meer, hij handelde als een dertigjarige.

Getto

Van een voormalige schoolkameraad vernam hij dat alle joden in een getto waren samengebracht. Daar had Zvi nog nooit van gehoord. Op zoek naar zijn familie zocht hij contact met leeftijdgenootjes die via het riool voedsel het getto binnensmokkelden. Van hen kreeg hij allerminst een warme ontvangst: "Dit is geen bruiloft. Als je geen eten meeneemt, maken we je dood". Zvi ging op dievenpad.

Eenmaal in het getto, kon hij zijn ogen niet geloven. Op straat liepen wandelende skeletten. Hier en daar viel er een neer. Niemand keek ervan op. Van tijd tot tijd kwamen gemeentewerkers de lijken ophalen, als was het vuilnis. Zvi vroeg zich mismoedig af hoe hij zijn ouders, ongetwijfeld ook geraamten, zou kunnen herkennen. Dat de familie niet in het getto was maar was afgevoerd, wist hij niet. Een bekende lichtte hem in: "Hier is geen vader of moeder. Stop met zoeken, zorg voor jezelf". Nu terugkijkend: "Ik werd een man. Als ik niet voor mezelf zorgde, wie zou het dan doen? Ik stal koffers, haalde bij boeren eten weg en bracht dat via het rioleringsstelsel naar het getto. Ik reisde per trein als een vip; een ritje op het dak kostte niets. Dat deed je niet voor het geld. Je moest in leven blijven".

Na zeven maanden was de smokkel naar het getto ten einde. De Duitsers hadden het opgemerkt. Zvi bevond zich op dat moment binnen de muren. "Ik moest voor mezelf zorgen. Al heel snel was ik ook een geraamte. De wormen staken hun kop niet boven de grond uit, bang als ze waren om opgegeten te worden. Honger is erger dan pijn. Ik werd jaloers op de doden; ik moest door".

Ik en mezelf

De Poolse jood voelde een onweerstaanbare drang het getto te ontsnappen. "Ik weet niet waarom. Ik kende geen God, geen hoop. Had niemand. Ik en mezelf, dat was het". Zvi nam alle risico's voor lief en besloot in de nacht over de muur te klimmen. Toen hij beneden niemand zag staan, waagde hij de sprong. Hij belandde echter tussen twee Gestapo-mannen, rook hun alcoholadem. "Mijn hoofd werkte als een computer. Ik rende, rende". De Gestapo's schoten met hun automatische wapen. Zvi redde het.

Daarmee was het gevaar niet voorbij. Met zijn trui opgetrokken voor zijn gezicht liep Zvi over straat. "Ik was een geraamte en moest me gedragen als een lam onder de wolven". Buiten het getto viel er echter wat te stelen. Het fruit glimlachte Zvi toe. Hij griste drie kilo peren mee en rende, vel over been, weg. De zestigjarige eigenaar liet hij meters achter zich. Het was de eerste keer na zeven maanden dat hij wat fatsoenlijks te eten had. Zvi vergat alles en viel in een kelder in slaap. Pas 's morgens merkte hij waar hij was terechtgekomen. De stank om hem heen was meteen verklaard. In de kelder lagen de lijken van zo'n veertig mensen, omgekomen bij bombardementen. Cynisch: "Ik moest van hotel veranderen".

Na zes maanden zag hij er niet langer als een geraamte uit. "Als je bang bent, sterf je. Ik vertrouwde mezelf, niemand anders". Zvi probeerde werk te vinden. Op zijn verzoek daarom, antwoordde een Poolse boer: "Ik ben geen babysitter". Tegen zijn eerste werkgever, een Volksduitser -"die zijn nog erger dan Duitse Duitsers"- verzweeg Zvi zijn vaardigheid in het Duits. Hij kreeg veertig koeien toegewezen. Zijn bazin gaf hem elke ochtend een karaf 'melk' mee - "97 procent water, de rest wat melk voor de kleur". Zodra de vrouw weg was, leegde Zvi de kan. "Ik had immers veertig koeien bij me".

'Rust'

Toen Zvi's baas een brief van het front bij Stalingrad ontving, verbleekte de Übermensch. Twee van zijn zoons waren gevallen. De dertienjarige Zvi hoorde zijn patroon in het Duits wraakzuchtig tegen zijn vrouw zeggen dat hij die nacht van Zvi afwilde. Tegen Zvi zei de man dat hij wel wat rust mocht nemen. Zvi: "Op die 'rust' wilde ik niet wachten. Dan had ik gauw bij de 6 miljoen behoord". Hij nam een vip-treinreis naar Warschau.

Daar kwam hij bij een boer terecht die bij de Poolse ondergrondse werkte. Zijn nieuwe baas vroeg hem een telefoonlijn door te knippen. Zvi klom in de mast en verrichtte zijn sabotagedaad. Toen hij weer naar beneden gleed, ving een Duitser hem echter op en zette hem gevangen. De veertienjarige Zvi volhardde stug in zijn 'onkunde' in de Duitse taal. Toen zijn bewakers hem chocolade aanboden, wist hij hoe laat het was. Over zijn toekomst was beslist. Hij werd mishandeld, raakte regelmatig buiten bewustzijn, maar verraadde zijn opdrachtgever niet.

Ten slotte lieten ze hem los. Zvi had begrepen waarom. Ze zouden hem volgen om te zien waar hij heen ging. Op straat hield een vrouw hem aan. Ze zag zijn bebloede gezicht en bood aan hem te helpen. De vrouw werd opgepakt. Zvi vluchtte en zocht zijn heil bij de Poolse verzetsman.

Inmiddels liep de oorlog ten einde. Zvi vernam dat er in Warschau een joods centrum was, gesteund door het Rode Kruis. Daar kreeg hij een lijst met landen in handen gedrukt. "Zeg maar waar je naartoe wilt". Het werd Palestina. Met 600 jongeren scheepte hij zich in naar het land der belofte. Via Marseille belandde hij na allerlei ontberingen -storm op zee, Engelse gevangenschap- in een vluchtelingenkamp op Cyprus.

Eenmaal in Palestina, kon Zvi moeilijk werk vinden. Honger hing hem weer boven het hoofd. Zvi wist niet hoe hij de spiraal moest doorbreken. Hij stapte het duurste restaurant van Jeruzalem binnen, bestelde het beste diner en de oudste wijn. Toen de ober hem de nota bracht, antwoordde hij dat hij deze maar naar het ministerie van defensie moest sturen. Zvi werd opgesloten. Dat was precies wat hij wilde: onderkomen en eten. Hij herhaalde het recept regelmatig, tot hij bij de mijnenleggersdienst te werk werd gesteld.

Psalmen

Zvi: "In die tijd wist ik niets van God". Een dame uit Tel Aviv schonk hem een Bijbel. Zvi's sceptische gezicht ziende, voegde ze hem toe: "Lees maar. De Heere zal je ogen openen". Voor Zvi was de Bijbel een gewoon boek. "Ik werd echter getroffen door de Psalmen. Daar las ik: "Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. Gij zijt mij een hoog vertrek geweest, en een toevlucht ten dage als mij bange was. De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen?" Dat raakte me".

Hij kwam terecht bij een kleine gemeente van Messiasbelijdende joden. Zvi ging niet zomaar overstag. "Ik vroeg me af hoe dat kon: joden die de naam van Jezus Christus aanbaden. De Gestapo's geloofden immers ook in Hem. Op hun riem prijkte: Gott mit uns.

Het duurde nog zo'n drie jaar voordat ik de Heere in mijn hart ontving". Zvi was nu sterk in God. Zijn droom wraak te nemen op Duitsland, gaf hij op. "Ik kon weliswaar niet vergeten, maar wel vergeven. Ik stond op de zwarte lijst, maar de Heere zette me op de witte. Hij overtuigde me. Nu doe ik werk voor de Heere. In synagogen spreek ik rabbi's aan. Mijn zoon is voorganger in onze gemeente. Als ik denk aan alle bedreigingen, betalen we vaak een hoge prijs, maar wie in tranen zaait, zal met gejuich maaien".

Mede n.a.v. "Zvi"; door Elwood MqQuaid; vertaling J. Oosterhuis; uitg. Novapres, Apeldoorn, 1998; ISBN 90 6318 170 1; 169 blz.; 24,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Van de zwarte op de witte lijst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1998

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's