Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Jongens, zonder Gids verdwaal je"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Jongens, zonder Gids verdwaal je"

Drs. Van Velzen: Als journalistiek alleen een techniek is, wat maakt de achtergrond van de opleiding dan uit?

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijna twintig jaar stonden ze schouder aan schouder. Afwisselend hielden drs. J. A. van Delden en drs. N. C. van Velzen het roer van de Evangelische Hogeschool en de Evangelische School voor Journalistiek (ESJ) in handen. Met de komst van A. Lok als nieuwe coördinator van de Opleiding Journalistiek & Voorlichting/ESJ aan de Christelijke Hogeschool Ede kwam aan dat tijdperk een einde. Over hun motieven laten de beide oud-directeuren geen misverstand bestaan: „Niet de techniek bepaalt de kwaliteit van de opleiding, maar het christelijke gehalte".

In Amersfoort krijgen de twee oud-directeuren vandaag een symposium over christelijke journalistiek aangeboden. De gedachten gaan als vanzelf terug. In 1977 zette drs. Van Delden, wiskundige en programmamaker bij de Evangelische Omroep, zijn eerste stappen op de krakende vloeren van het pand van de Evangelische Hogeschool (EH). In 1979 trad drs. Van Velzen, rector van het Barneveldse Johannes Fontanus College, fulltime in dienst.

„We hebben de kar in hoge mate samen getrokken", zegt Van Delden, die het nieuwe seizoen aan de Christelijke Hogeschool Ede als docent inging. „Het was, vooral in het begin, allemaal zo klein. We deden het in feite samen", beaamt Van Velzen, die vanuit Ede bij de Zendingsdiaconessen in Amerongen is gedetacheerd. Tot en met vorig seizoen doceerde hij nog enkele dagen in de week aan de opleiding journalistiek. Recent maakte hij gebruik van een regeling voor vervroegde uittreding.

Leergierige lieden

Tegen wil en dank aanvaardde Van Velzen in 1981 het directeurschap van de ESJ. „Omdat de inspectie de opleiding erkende, moest er een directeur voor die afdeling komen. Ik ben een onderwijsman. De journalistieke wereld was voor mij vrij nieuw. Iedereen tutoyeerde iedereen, van hoog tot laag. Ik moest erg aan die ouwejongens-krentenbrood-stijl wennen. Van Delden en ik hebben na een paar jaar stuivertje gewisseld. Er moest veel in het management worden geïnvesteerd. Dat lag „ me minder dan lesgeven. En de journalistiek was voor mij toch een apart wereldje".

Van Delden: „Het is ook een apart slag mensen. In het basisjaar zaten over het algemeen gemotiveerde, ingetogen, leergierige lieden. Studenten journalistiek waren eigenzinnig, creatief, moesten nogal eens achter de broek worden gezeten. Zij waren een veel wilder volk. Van Velzen heeft, om het zo te zeggen, meer affiniteit met de tamme dieren en ik meer met de wilde dieren". Van Velzen: „Ik moet eerlijk toegeven -het had ook met de vakken te makendat ik vaak liever bij het basisjaar dan bij de ESJ zat".

Hoewel Van Delden uit de Hilversumse omroepwereld kwam, miste hij op den duur de affiniteit met de technische vernieuwingen in het vak. „Ik krijg geen kleur van bits en bites, raakte niet opgewonden toen we op school de eerste computers kregen. Dat is aan de ene kant een gemis, aan de andere kant helpt het om in het geheel van de opleiding de waarde van de techniek te relativeren".

Heftige discussies

Van Velzen: „De studenten waren vaak vooral in de technische kanten van het werk geïnteresseerd. Dan kreeg je wel eens heftige discussies over de vraag: Bestaat christelijke journalistiek? Als het vak alleen maar een techniek is, wat maakt de achtergrond van de opleidirig dan uit? Een computer is niet christelijk of niet-christelijk. Ik heb het levensbeschouwelijke aspect -een van de redenen om een eigen school te stichten!- steeds willen benadrukken".

Van Delden: „Daarover dachten we gelijk. Niet de techniek bepaalt de kwaliteit van de opleiding, maar het christelijke gehalte. Ik sprak pas een oud-student die de opleiding technisch vaak wat armetierig vond, maar hij had er veel aan gehad voor zijn vorming als christenjournalist. Ik heb het liever zó dan omgekeerd. De christelijke invalshoek vormt het karakter van de opleiding. De Bijbel is de basis, niet de saus eroverheen".

Bent u in de loop der jaren verder gekomen in de bezinning op de vraag wat christelijke journalistiek inhoudt?

Van Delden: „Dit jaar geef ik in Ede voor het eerst het vak christelijke journalistiek. Dat is in zekere zin het resultaat van een proces waar we jaren mee bezig zijn geweest. We hebben er veel over gediscussieerd, er beiden in “Bijbel & Wetenschap” over geschreven. Ik zie twee speerpunten. Aan de ene kant de methodiek. We zijn het erover eens dat geschiedbeoefening christelijk kan zijn, in die zin dat je niet alleen beschrijft wat er is gebeurd, maar ook wat de drijvende krachten daarachter zijn. Ik zie christelijke journalistiek als geschiedschrijving van het heden, waarbij je van de christen-historicus kunt leren hoe je dat aanpakt. De andere kant is de ethiek".

Van Velzen: „Een wezenlijk punt is de selectie van het nieuws. Velen beginnen een stap te ver: er ligt een nieuwsfeit. Wie bepaalt dat het nieuws is? Dat heeft te maken met je levens- en wereldbeschouwing, je denkkader. We zien vaak dingen die we willen zien. Dat geldt ook voor een journalist. Wat je in de krant zet of op de radio brengt, is een kéiize".

Tegengevallen

Van Velzen: „Christelijke journalistiek is nu een aparte module, maar het zat altijd al in de opleiding. Bij de geschiedenis van de christelijke pers en bij massacommunicatie zijn we daar uitvoerig op ingegaan. Dan had je gelegenheid duidelijk te maken waarom je als christen niet aan sensatiejournalistiek mag doen. Ik haalde daar de Heidelbergse Catechismus bij: Je mag de eer en goede naam van de ander niet door het slijk halen. Je weet hoe vaak het in de praktijk gebeurt, dat iemand de grond in wordt geschreven zonder dat hij zich kan verweren.

Ik moet overigens wel zeggen -dat is me toch een beetje tegengevallen- dat de belangstelling van studenten voor de geschiedenis van de pers, en met name de christelijke pers, miniem was. ledere keer kwam weer de vraag: Wat héb je daar nu aan? Daarin zie je de geest van de tijd. In feite trekken we ons niets van het verleden aan. Bij de start van de EH hadden we het ideaal van christelijke wetenschapsbeoefening voor ogen, maar veel studenten bleken meer praktisch ingesteld. Dan moet je zo nu en dan je opzet bijstellen".

Van Delden: „Toen we in Ede kwamen, hebben we het hele programma tegen het licht gehouden. De invoering van het vak christelijke journalistiek hangt daarmee samen. Het is in de opleiding een fundamentele notie dat we geloven dat God ons leven leidt. ledere christen zou bij wijze van spreken in staat moeten zijn een autobiografie te schrijven, waarbij hij zicht heeft op Gods hand in zijn leven. We moeten oog hebbeii voor Gods werk, niet alleen in de wereld, maar ook in ons persoonlijke leven. Zondag lazen we in de kerk Psalm 103: Laten we Gods weldaden niet vergeten. Die zijn er in ons persoonlijke leven én in ons nationale bestaan. Als je dat zicht verliest, ben je geseculariseerd".

Jaren zeventig

Ruwweg drie van de vier aan de ESJ afgestudeerde journalisten vinden een baan binnen de niet-christelijke media. Van Delden vindt dat een goede zaak. „We zijn niet geroepen alleen voor onze eigen kring op te leiden, maar om zout te zijn in de wereld. Het doet me overigens wel bijzonder deugd dat ik, als ik bij het ND, het RD of de EO kom, daar een aantal oudstudenten zie. Bij de oprichting van de school was een van de doelstellingen dat we een bijdrage zouden leveren aan de scholing van kader voor de christelijke media".

Van Velzen: „Het was zelfs een van de voornaamste doelstellingen. Er kwamen in de jaren zeventig signalen van twee kanten. De christelijke instellingen zeiden: „Help ons alsjeblieft aan mensen die bij ons willen werken". De School voor Journalistiek in Utrecht, die in de jaren zestig begonnen was, ontwikkelde zich in een andere richting dan men had gehoopt en bleek, zeker in die tijd, behoorlijk linksprogressief te zijn.

Verder kregen we het verzoek van regionale kranten: „Kunnen jullie iets doen aan de opleiding van mensen die kennis hebben van de kerkelijke kaart van Nederland en enig benul van de geestelijke achtergronden van de politieke stromingen?” Het eersfe, de opleiding voor de christelijke media, hebben we echter vooropgesteld".

Sportverslaggeving

Een oud’ESJ’er gaat op zondag na de morgendienst in zijn pr-functie naar het circuit van Zandvoort. Is dat wat u in de opleiding voor ogen stond?

Van Delden, resoluut: „Nee. Ik betwijfel trouwens of veel oud-ESJ’ers zulke functies zullen zoeken. Een groot aantal studenten is terechtgekomen in werkkringen die een algemeen maatschappelijk karakter hebben, maar ik zie bijvoorbeeld buitengewoon weinig studenten in de sportverslaggeving. Aan dat soort verslaggeving doen we als school niets".

Van Velzen: „Het heeft geen nieuwswaarde. Dat heeft weer met de selectie te maken. Er zijn wel ESJ’ers terechtgekomen in een circuit waarvoor wij ze niet hebben gevormd. Je weet natuurlijk nooit wat een student van 21 of 23 gaat doen als hij 28 is. Dat is niet onze verantwoordelijkheid. Ik denk dat reformatorische scholen zich soms ook afvragen, als ze zien welke kant leerlingen op gaan: Hebben we deze jongen of dat talentvolle meisje daarvoor nu onderwezen?

Je kunt studenten niet opleiden tot christen. Dat is een geheim tussen God en de mens. Je kunt wel proberen zo veel mogelijk voorwaarden te scheppen, waardoor iemand zijn talenten in dienst van het Koninkrijk van God kan besteden".

Zangbundel

De ESJ is sinds vorig jaar onderdeel van de Christelijke Hogeschool Ede. Betekendat een cultuurverandering?

"Van Delden: „Ik denk dat we binnen Ede een aparte club zijn gebleven. Onze studenten vormen een bijzonder volk tussen onderwijzers, verpleegsters en sociaal werkers in opleiding. Ik vind het heel treffend dat de zangbundel die we hebben meegenomen, door andere opleidingen wordt overgenomen. We werden aanvankelijk wat argwanend bekeken: Wat komt eraan? Ik denk dat we op het ogenblik aanvaard zijn en gewaardeerd worden".

Van Velzen: „Ik heb bij de dagopening altijd gezongen. Dan vroeg ik: „Wie heeft er een lied in het hart?” Sommige studenten keken je raar aan, maar zo staat het toch in de psalmen. Als je zó begint, stempelt het de dag. We mochten in Ede de eigen schoolcultuur bewaren, maar het is duidelijk dat je, als je in een grote organisatie gaat meedoen, daar ook iets van overneemt".

Van Delden duidt dat laatste vooral positief „Je merkt dat we veel meer mankracht hebben. Dat heeft tot een verdere professionalisering geleid. Wij moesten in onze schaarse uren de wetgeving uit Den Haag en Zoetermeer bijhouden. Daar is in Ede een fulltimer voor".

Ook voor de invoering van nieuwe modulen zoals Internet en on-line-ontwikkeling is nu alle ruimte. „Dat hadden we met giften van de achterban waarschijnlijk nooit kunnen opbrengen", zegt Van Velzen. „Ik denk zelfs dat ik het geld ervoor niet eens had durven vragen".

Vanzelfsprekend

Draagt de toenemende professionaliserin van de opleiding eraan bij dat jongeren eerder vanwege de kwaliteit dan de identiteit voor Ede kiezen?

Van Delden: „We hebben in zoverre een probleem dat, nu we officieel bekostigd zijn, via loting studenten aan ons worden toegewezen die niet in de eerste plaats voor het christelijke karakter van de school kiezen. De afgelopen jaren heb ik de toelatingsgesprekken met zulke mensen gevoerd. Ik heb getracht hun met de meeste kracht en de grootste ernst duidelijk te maken wat hen te wachten staat. Als iemand niet met overtuiging christelijk onderwijs zoekt, levert dat bij ons frictie op. Sommigen beginnen er dan ook niet aan.

Op het ogenblik denk ik niet dat het principiëlegehalte van de studenten min der is geworden, of het zou moeten zijn dat in onze samenleving en de Nederlandse christenheid dat gehalte daalt. Dat is een probleem waar we wél mee worstelen. Laten we eerlijk zijn: de secularisatie, het consumentisme, de oppervlakkigheid, het gebrek aan leven in de vreze des Heeren: dat neemt allemaal toe. Dat kunnen wij als school niet veranderen".

Van Velzen: „De gesprekken die ik twintig jaar geleden met de jongelui had, waren anders dan die van nu. Je zag bij de jongeren van toen meer elan om iets te doen in het Koninkrijk van God. Daarover werd tussen evangelische en reformatorische studenten in de beginjaren ook vaker gesproken. Het is nu allemaal zo vanzelfsprekend geworden".

Schrijnend

Van Delden: „Ik kom zelf uit wat dr. C. P. Polderman in zijn proefschrift de groepering van de semi-orthodoxe gereformeerden noemt. In die kring zie ik op het gebied van de keuze van muziek, de seksuele moraal, wat er gelezen wordt, een grote groep die verslapt, oppervlakkig leeft. Op school heb ik het vak bijbelkunde van de heer Van Velzen overgenomen. Pas heb ik een enquête onder de studenten gehouden: Wie leest er zelfstandig de Bijbel, overdenkt dat en wie bidt er persoonlijk? Ik vond het frappant en ook schrijnend dat uit de kring die zich laat stempelen door de Nadere Reformatie het percentage dat weinig of niets aan bijbelstudie doet, groter is dan bij de rest.

Dan denk ik: Wat is er in de achterban aan de hand? Ik ben niet de enige die zich daarover zorgen maakt. Onze maatschappij heeft zo’n verschrikkelijke zuigkracht. Dan zeg ik toch weer, met te meer elan: „Jongens, zonder Gids verdwaal je". Als je niet zelf eet, maar alleen in de kerk het voedsel laat voorkauwen, ben je niet geschikt om als christenjournalist te werken. Je moet zélf kunnen denken, in het licht van de Bijbel gebeurtenissen beoordelen".

Inspecteur

Van Velzen: „De eerste studenten, hoewel ik hen niet over één kam kan scheren, kozen voor een opleiding die niet erkend was. Later kwam de officiële erkenning. Nog weer later kregen we subsidie. In die zin wordt het steeds gemakkelijker om voor de ESJ te kiezen. Ik heb het altijd bijzonder gevonden dat onze inspecteur, hoewel hij zelf voorstander van het openbaar onderwijs was, ons door dik en dun heeft gesteund. Hij vond het, in wereldse termen, leuk dat er mensen waren die dit ex periment aandurfden".

Van Delden: „Ik zal het zeggen met de woorden van Van Velzen: „De rammen van Nebajoth zullen u dienen". Van Velzen: „Die tekst uit Jesaja heb ik wel eens aangehaald, als we bijvoorbeeld op het ministerie onverwachts steun kregen’ van ambtenaren die we niet eens kenden. Ik heb het vooral een bijzonder moment gevonden toen we met de inspecteur in debat gingen over de aanvraag voor erkenning. Hij zag de vakken bijbelkunde en filosofie op het rooster staan. Dat vond hij niet nodig.

Van Delden en ik zeiden toen, zonder dat we het hadden afgesproken, uit één mond: „Jammer, maar zo willen we het. Dan maar geen erkenning". Op dat moment draaide de inspecteur als een blad aan de boom om en heeft hij ons gesteund. Ik zie dat in de samenwerking met Van Delden als een hoogtepunt. We waren er beiden van overtuigd dat de erkenning niet ten koste van de identiteit mocht gaan".

Opgeklopt schuim

Wat hebben de directiejaren op de ESJ voor u persoonlijk betekend?

Van Velzen; „Zowel in het basisjaar als op de ESJ -dat is voor mij niet uit elkaar te halen- heb ik met ontzettend veel plezier gewerkt. Ik ben ook blij dat ik jonge mensen heb mogen helpen in de opleiding journalistiek. In het begin heb ik veel massacommunicatie gegeven. Dat is een vak waarvan ik eerlijk moet zeggen: Het had wel m’n hoofd, maar niet m’n hart. Ik vond het vaak opgeklopt schuim. Daarom was ik blij dat ik in de laatste jaren mocht eindigen met bijbelkunde en filosofie. Dat had wél m’n hart".

Van Delden: „Ik ben ontzettend dankbaar dat het werk dat we begonnen zijn, zich zo heeft ontwikkeld, is bekroond. Het is, achteraf gezien, een zegen geweest dat we het hebben aangedurfd met deze school te beginnen. De ESJ is een gezonde, bekostigde, erkende en in vele opzichten bloeiende opleiding geworden. Dat is niet in de eerste plaats aan onze inzet en kwaliteiten te danken. Het zijn moeilijke jaren geweest, met veel spanningen ook. Wat dat betreft zie ik alleen tekorten.

Zelf ben ik drie jaar overspannen geweest. Van Velzen is een paar jaar geleden ook bijna afgeknapt. De nieuwe coördinator journalistiek en voorlichting. Dolf Lok, heeft met tien jaar recente ervaring als eindredacteur van Tijdsein-Radio een goede achtergrond. Ik ben geweldig blij dat ik de kar in organisatorisch opzicht niet meer hoef te trekken, maar kan lesgeven. Het mooiste van de opleiding vind ik de studenten".

„Soms vallen mensen tegen. Het heeft me wel ontzettend goed gedaan dat er ook een aantal keren, als uit het niets, mensen kwamen die een geweldige bijdrage aan het werk leverden. Ik denk aan Inge Oostdijk, die de kar heeft getrokken toen ik overspannen was, en aan drs. H. J. Beens, die de school naar de mens gesproken overeind heeft gehouden. Dat komt vaak niet zo naar buiten, maar er zijn mensen geweest die door God gebruikt zijn om de school overeind te houden. Voor mezelf mag ik achteraf zien dat God al die slopende jaren heeft gebruikt om me dichter bij Hem te brengen. Dat is christelijke journalistiek in mijn autobiografie".

Van Velzen: „We hebben -om het eufemistisch te zeggen- in een bepaalde periode heel wat narigheid meegemaakt. Toch noem ik bij de mensen die veel voor ons en de school hebben betekend ook graag de bestuursleden uit de beginjaren. Dat waren broeders met visie en durf. Voor het huidige bestuur geldt dat evenzo. Men heeft de moed gehad de ESJ los te koppelen van de EH. Dat is een goede beslissing gebleken.

Het leven in afhankelijkheid van God heb ik vooral geleerd in de tijd dat we financieel in de problemen zaten. We hebben ons werk gedaan in het vertrouwen dat de Heere zou helpen. Dat yertrouwen is nooit beschaamd. Het kleine boompje dat we mochten planten, is groot geworden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

„Jongens, zonder Gids verdwaal je"

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's