Leven als een jood in Nederland
Lody van de Kamp: „Een RPF’er riep enthousiast: Rabbijn, uw lidmaatschap van het CDA is de eerste stap!”
De overstap die rabbijn Lody van de Kamp van de gemeente naar de reiswereld maakte, bracht hem niet op een zijspoor van het joodse leven. In zijn column in het Nieuw Israelietisch Weekblad (NIW) geeft hij nog steeds zijn visie op ontwikkelingen in kerk en maatschappij. Deze zomer meldde hij zich aan als lid van het CDA. Hij is niet van plan alleen thuis het blad “CD-Actueel” te lezen, maar wil betrokken zijn partij meeblazen. Nuchterheid staat voor rabbijn Van de Kamp hoger genoteerd dan idealisme. „Ik zou iets liever de zaterdag als rustdag zien, maar dat is niet aan de orde”.
De verse herinnering aan de Tweede Wereldoorlog stempelde de jeugd van Lody van de Kamp (1948) niet. „Het was een gegeven dat voor mij pas later zichtbaar werd. Ik heb, samen met mijn iets oudere zus, in Enschede een heel gewone, goede jeugd gehad, die niet werd beheerst door de oorlogstrauma’s van mijn ouders. Pas later vroeg je je af hoe dat rriogelijk was, slechts enkele jaren nadat mijn vader uit Auschwitz en mijn moeder uit de onderduik was teruggekomen.
Plotseling realiseer je je dat je geen grootouders hebt, dat de familie maar klein is, dat een heleboel mensen in je omgeving alleen zijn. Pas op wat oudere leeftijd werd het ons duidelijk dat dat het gevolg van de Tweede “Wereldoorlog was. We gingen iedere paar maanden met de bus naar Ruurlo, op bezoek bij een niet-joods gezin. Waarom? Dat wist ik niet. Het hoorde er gewoon bij. Later begreep ik dat mijn moeder in dat gezin de laatste periode van de oorlog ondergedoken was ge
Kerstrapport
Zijn religieuze wortels liggen in de joodse gemeente van Enschede. „Elke vrijdagavond, zaterdagochtend en zaterdagmiddag gingen we naar de synagoge. Het bekende patroon. Twee keer per week, op woensdagmiddag en zondagochtend, kregen we joods godsdienstonderwijs. Op zaterdagmiddag hadden we jeugdvereniging. Dat was vrij intensief Zowel ‘s zomers als ‘s winters namen we deel aan een kamp. Daar kreeg je met de landelijke joodse gemeenschap te maken. Eén keer per jaar was er een jeugdlanddag. Dat zijn herinneringen aan een mooie tijd. Het hoorde er allemaal bij. Zo leefde je, als jood in Nederland”.
Op de hbs werd rekening gehouden met de joodse leerlingen, die op zaterdag niet naar school hoefden. „De directeur, meneer Van Meurs, was gereformeerd. Ik moest een keer bij hem komen vanwege een slecht kerstrapport. Toen ik erop wees dat ik door de cyclus van joodse feestdagen nogal wat lessen had gemist, werd hij vreselijk boos. Als ik het niet zónder die dagen kon, zei hij, kon ik het ook niet mét die dagen. Hij vond dat het je studie niet mocht belemmeren als je vanwege joodse feestdagen thuis bleef Dat was een principiële keus. Later ben ik gaan zien hoe mooi dat was. Iets dat tot je geloofsleven behoort, mag je nooit als excuus gebruiken”.
Opbouwen
Zijn kennismaking met het joodse leven in Amsterdam deed Lody halverwege zijn hbs-studie besluiten rabbijn te worden. „In Enschede hadden we een hechte, maar kleine gemeente. We waren met zo’n tweehonderd zielen de overgeblevenen van een grote groep. In de oorlog waren achthonderd joden weggevoerd. Je zag dat de gemeente op termijn nauwelijks levensvatbaar was. Dat gold niet alleen voor Enschede, maar ook voor de omliggende plaatsen. Als je dan in Amsterdam kwam, zag je dat er iets werd opgebouwd. Daar zag je de rabbijnen en leraren. Ik vond dat boeiend. Het werken met mensen en het opbouwen van een gemeenschap sprak me aan”.
Nadat Van de Kamp de rabbinale opleiding had gevolgd diende hij drie jaar de joodse gemeenschap van Londen. Vanaf 1981 diende hij achtereenvolgens de gemeenten van Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. Vooral het werk in zijn eerste gemeente droeg eraan bij dat de maatschappelijke betrokkenheid die hij van huis uit had meegekregen zich concreet vertaalde. „Ik zat in Den Haag op een vooruitgeschoven post. Alles wat voor de joodse gemeenschap van belang was in contacten met overheid en politiek werd daar besproken. Zo kom je in dat circuit terecht.
Ik vond dat we recht van spreken hadden. Toen ik uit Engeland terugkwam, viel het me op dat de joodse gemeenschap over het algemeen goed in de Nederlandse samenleving geïntegreerd was. Toch hebben we soms nog een beetje de neiging ons wat naar binnen te keren. Maar we lopen hier al een paar eeuwen mee, dus mogen we gerust meepraten. Mijn paspoort is vierhonderd jaar oud en ik ben een Nederlands staatsburger. Als ik een mening over politieke of maatschappelijke gebeurtenissen heb, doe ik mijn mond open”.
Medemens
Hij heeft het als „ingrijpend” ervaren met oudere generaties over de oorlog en kampsyndromen te spreken. „In het begin -ik was net dertig- had ik het idee dat ik daarvoor twintig jaar ouder zou moeten zijn. Als je eenmaal op de rabbinale stoel zit, kunnen mensen tegen je aan praten en dat doen ze ook. Misschien was mijn leeftijd zelfs een voordeel. Als ouderen met elkaar over hun eigen oorlogsleed willen praten, speelt altijd op de achtergrond mee: de ander heeft ook zijn deel gehad. Dat was bij mij niet het geval”.
Terugkijkend op achttien jaren rabbinaat bewaart hij vooral kostbare herinneringen aan de contacten met gemeenteleden. „Een uniek moment was na de ramp met de El Al-Boeing in de Bijlmer. Ik heb twee dagen rondgezworven in het opvangcentrum. Daar zaten we maandagavond met een groep Ghanezen, Surinamers, Israëliërs. Alles door elkaar. Grenzen vielen weg, want iedereen zat met hetzelfde verdriet, dezelfde hopeloosheid en radeloosheid. Dan merk je ineens: de mens is maar een mens. Niet meer en minder dan dat”.
Komen op zo’n moment ook de diepere levensvragen naar boven? „Het was geen gelegenheid die veel diepzinnigheid in de gesprekken bracht. Ik zat er als medemens, evenals de predikanten en pastoors die er rondliepen. We probeerden de mensen wat troostend toe te spreken en vooral te luisteren. Soms ontstond er bij iemand ineens een vlaag van angst of paniek. Dan kun je weinig meer doen dan een hand vasthouden”.
Zakelijk
Uit het gemeenteleven herinnert hij zich „mooie, droeve en soms ook heel inspirerende ontmoetingen”. Wel merkte de rabbijn -vader van vijf kinderen- dat het pastorale werk veel van hemzelf en zijn gezin vergde. „Zolang kinderen klein zijn, scherm je hen van je werk af. Als ze ouder worden vangen ze toch iets op van de gesprekken. Je kunt de zwaarte van alles wat je meekrijgt niet buiten de deur houden. Dat geeft problemen. Jonge kinderen hoeven niet geconfronteerd te worden met alle ellende die mensen meemaken”.
Die gedachte droeg eraan bij dat de rabbijn ruim drie jaar geleden besloot het gemeentewerk te beëindigen. Contacten die hij had, leverden hem uiteindelijk vorig jaar een functie in het reiswezen op. Rabbijn Van de Kamp verzorgt nu onder meer hotelaccommodaties voor joodse groepen in Europa, organiseert met zijn eigen bureau Jehoeda Services reizen vanuit Nederland naar Israël en Oost-Europa en dagexcursies voor groepen uit het onderwijs en verzorgingshuizen naar het Europees Parlement in Brussel. „Het heeft niet allemaal met het jodendom te maken. Je moet ook zakelijk kijken”.
Ruim een jaar nadat hij afscheid van de gemeente in Amsterdam nam, heeft de rabbijn geen last van heimwee. „Ik ben niet meer zo sterk als voorheen aan die toch wel kleinschalige gemeenschap verbonden. We hebben het nu thuis over heel andere onderwerpen. Ik heb het gevoel dat ik een aantal jaren in het gezin gemist heb. Als de kinderen gebeurtenissen vertellen, kan ik me die soms amper herinneren. Dan ben je waarschijnlijk zo druk geweest met de gemeente dat je gezinservaringen op de achtergrond raakten. De kinderen merkten dat ook. Als je een keer met hen aan het spelen was en er belde iemand van de gemeente ging dat altijd voor”.
Zorgen
Zijn maatschappelijke betrokkenheid bleef „Het secularisatieproces houdt me al lange tijd bezig en baart me zorgen. In de beginjaren hoefde ik als rabbijn weinig uit te leggen als ik ergens religieuze belangen moest verdedigen. Nu moet je dat wel doen. Ik was ontdaan toen een leraar op de middelbare school ooit tegen mij zei nadat ik een slecht cijfer had gehaald: „Je volgt een opleiding aan de hbs óf je bent religieus”. Mijn vader heeft de volgende dag de directeur gebeld en de leraar op het matje geroepen, zoals het hoort.
Nu, zo veel jaar later, is zo’n opmerking heel gewoon. Dan is er wel iets gebeurd in Nederland. Hoe meer er over de multiculturele samenleving wordt gesproken -wat minder christendom in delen van het land, maar wat meer andere religies- hoe vaker je hoort: „We kunnen geen rekening meer houden met al die groepen”. Als iemand vrij vraagt voor een joodse feestdag moet hij maar atv opnemen. Als dat niet kan? Pech gehad! Dat wordt tegenwoordig met het grootste gemak gezegd, ook van overheidswege.
De diepste oorzaak daarvan is niet dat er zo veel andere groeperingen bij zijn gekomen. De secularisatie binnen het christendom heeft ervoor gezorgd dat het grote religieuze goed nauwelijks meer zichtbaar is in de samenleving. Je moet tegenwoordig uitleggen dat er nog zoiets als religie bestaat. De gemiddelde Amsterdammer realiseert zich echt niet dat er op de Veluwe ‘s zondags nog duizenden- mensen naar de kerk gaan. Het enige wat hij van de kerk weet, is dat die is afgebroken bij hem om de hoek”.
Zondagsrust
Waarin ligt voor u met name de waarde van de christelijke wortels van de maatschappij?
„De Nederlandse samenleving is gebouwd op christelijke tradities. Of dat nu mijn traditie is of niet, het is altijd de voedingsbodem geweest waaraan heel de Nederlandse samenleving haar religieuze waarden heeft ontleend. De joodse gemeerfschap kon in Nederland goed gedijen, omdat de samenleving een religieuze was. Of het nu ging om het recht op ritueel slachten, voorzieningen bij het begraven of het oprichten van een joodse school, in Nederland was alles geregeld. Er was zondagsrust en dus hadden joden recht op sabbatsrust. Daarom zijn de christelijke waarden in de samenleving van belang”.
Is dat de reden waarom u uw lidmaatschap van het CDA onder meer motiveemet het belang van het handhaven van dzondagsrust?
,A.bsoluut. Ik zou een klein beetje liever de zaterdag als rustdag hebben, maar dat is niet aan de orde. In de Nederlandse samenleving wonen maar 30.000 a 40.000 joden en enkele miljoenen christenen. Maatschappelijk heeft de zondag een grote waarde. Het gaat erom dat de maatschappij zich realiseert: er is één moment in de week dat er ook nog iets anders is dan alleen maar werken, presteren. Wat is er mooier dan te zien dat op die zondag alles stilligt en er ruimte is je met andere dingen bezig te houden dan alleen met het materiële?”
Waarbij de kerkklokken uitnodigend luiden.
„Bijvoorbeeld, ja. Ik verbaas me over mensen die ineens kabaal gaan maken over kerkklokken die de zondagsrust zouden verstoren. Die klokken tekenen de sfeer van een samenleving die even tot rust komt. Daar kun je allemaal mooie dingen omheen zeggen, over een Schepper, scheppingsdagen en een dag van rust. Ook voor degenen die dat niet kunnen meemaken, is de zondag een belangrijk rustpunt”.
Ontwikkeling
De reizen die u organiseert, houden gerekening met de zondagsrust!
„Maar wel met de sabbatsrust. Uiteindelijk is het Jehoeda Services. Wij zijn na tuurlijk geen christelijke organisatie. Het gaat me’om het fenomeen. Als je als jood de sabbat houdt, werk je ook mee aan het instandhouden van het verschijnsel van de zondagsrust. In mijn jeugd was het trouwens heel gewoon dat mijn moeder op zondag de was niet buiten hing. Waarom niet? Dan hadden de buren zondag”.
Is uw lidmaatschap van het CDA het gevolg van een ontwikkeling die u hebt doorgemaakt?
„Ik werd gebeld door een lid van de RPF, die heel enthousiast riep: „Rabbijn Van de Kamp, uw lidmaatschap van het CDA is de eerste stap!” Ik denk dat het daar ook bij blijft. Ik zie niet zozeer een ontwikkeling. Het heeft te maken met mijn maatschappelijke betrokkenheid. Zo lang ik rabbijn van een gemeente was, heb ik me nooit willen uiten over mijn politieke denkrichting. Dat zou bijna een aanwijzing zijn voor de gemeente om me te volgen. Ik heb gewacht tot een jaar na het beëindigen van het gemeentewerk voordat ik mijn politieke belangstelling in een partijlidmaatschap ‘heb omgezet”.
In uw eigen NIW schreef Dick Houwaart recent dat een rabbijn „die als geen andede verschillen tussen jodendom en christendom heeft benadrukt”, wel iets heeft uit te leggen als hij lid van het CDA wordt.
„Ik heb samen met Dick Houwaart een boek geschreven in de vorm van een briefwisseling. Daarin kwamen de wezenlijke verschilpunten tussen jodendom en christendom naar voren. Overigens vind ik niet dat ik nu iets te verklaren heb. Ik ben aan niemand verantwoording schuldig. Ik heb wel wat citaten op mijn naam staan over de wijze waarop het christendom met het jodendom is omgegaan. Dat zijn niet altijd leuke citaten. Mijn lidmaatschap van het CDA betekent niét dat ik de geloofsrichtingen in die partij allemaal onderschrijf’.
Uitdaging
„De uitdaging voor Lody van de Kamp om zich bij het CDA aan te sluiten, is minstens een even grote als die voor het CDA om mij als lid op te nemen. Hoe ga je om met iemand die de C respecteert, maar niet onderschrijft? Het CDA zegt dat dat kan, terwijl dat waarschijnlijk bij de kleine confessionele partijen veel moeilijker ligt. Wanneer ik lid zou worden van GPV of RPF word ik geacht de religieuze beginselen te onderschrijven. Dat is niet aan de orde. Zo lang ik de christelijke achtergrond respecteer, kan ik lid zijn van het CDA. Niet meer en niet minder.
Het gaat me niet zozeer om de evangelische principes, maar om wat daaruit voortkomt. Ik was pas bij een katholieke middelbare school, die te klein is om zelfstandig te blijven bestaan. Zo’n school wordt geacht te fuseren met een aantal openbare instellingen. Dan vraag ik: Hoe gaat het met het katholieke gedachtengoed? Vanuit de politiek moet je kunnen bevechten dat kleine scholen op basis van hun bijbelse levensbeschouwing in stand kunnen worden gehouden.
Er is een tijd geweest dat verpleeghuizen en ziekenhuizen een kerkelijke achtergrond hadden. In het Westeinde Ziekenhuis in Den Haag hing in elke kamer een crucifix. Ik stoorde me daar als jood niet aan. Er liepen ook nonnen rond. Tegenwoordig is dat allemaal niet meer zo. Tegelijk zie je dat die instellingen geen enkele stimulans meer krijgen vanuit de geloofsgemeenschap om een bijbelse visie op leven en dood vast te houden. De discussie over abortus en euthanasie wordt niet meer gevoed vanuit een religieuze achtergrond, een enkele uitzondering daargela
Vergaarbak
In hoeverre is dat in een pluriform CDA nog wel het geval?
„Ik denk niet dat het CDA een vergaarbak moet worden van iedereen die religieus is, waardoor je de C zou verkleinen. Ik heb voor het CDA gekozen, omdat het een christelijke partij is en ik vind dat het christendom in Nederland gemanifesteerd moet blijven, ook al maak ik daar zelf geen deel van uit. Als partijlid kun je wat invloed op de algemene richting partij uitoefenen. Het zou alleen wat pretentieus en ook een beetje brutaal zijn als ik nu zou zeggen: Ik ga de boel hervormen! Maar ik ben wel betrokken. Het lidmaatschap is voor mij méér dan een donateurschap”.
Hoeveel partijbijeenkomsten hebt u al bezocht?
„Nog niet veel. Het probleem is een beetje dat nogal wat bijeenkomsten op de zaterdag plaatshebben. Er is me al veel gevraagd of ik actief betrokken zal zijn bij de politiek van elke dag, maar dat bepaal je niet zelf Als de vraag gesteld zou worden, ndenk ik erover na. Je kunt je overigens afvragen of je je als rabbijn binnen een chris moeten profileren”. telijke partij in eerste instantie zo zou
Bent u al partijgenoten tegengekomen diu op de Christus hebben gewezen?
„Ik merk wel eens bij spreekbeurten dat men vindt dat deze rabbijn ook het licht geving aan, ben slechts gehouden het moet gaan zien. Ik neem dat voor kennis christendom te respecteren. Dan heb ik het niet over wat er allemaal mis is gegaan dat christendom dat op een volwassen en in de relatie met het jodendom, maar over respectvolle wijze kan omgaan met iemand die dat geloofsgoed niet deelt. Ik ervaar dat niet als een spanningsveld”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's