Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Commotie rond Kann-collectie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Commotie rond Kann-collectie

Erfgenaam van joodse verzamelaar eist werken uit Franse musea op

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

PARIJS (AP) - Als jongetje in het vooroorlogse Parijs begreep François Warin niet veel van beeldende kunst Wel wist hij dat zijn oudoom Alphonse Kann een hoop mooie dingen aan de muur had hangen. Maar nu, meer dan vijftig jaar later, beseft Warin dat zijn oudoom een van de belangrijkste Franse kunstcollecties van die tijd bezat, en dat al die bijna 2000 werken na de oorlog opeens verdwenen bleken.

De joodse familie heeft de oorlogsjaren in Engeland doorgebracht. Ondertussen werd de collectie van Kann door de nazi’s geroofd. Na de oorlog heeft de familie enkele honderden stukken teruggekregen, maar Warin hoopte er allang niet meer op de rest van de verzameling ooit nog terug te zien. Tot vorige week.

Toen kondigde de Franse regering aan dat drie schilderijen op korte termijn aan de rechtmatige eigenaren zouden worden teruggegeven. Twee van deze werken heeft Warin herkend als deel van de collectie-Kann. Deze twee schilderijen, een portret van Pablo Picasso en een kubistisch landschap van Albert Gleizes, hadden al tientallen jaren in Franse musea gehangen.

Schandaal voorkomen

Sinds vorige week woensdag worden in een aantal Parijse musea zo’n 900 kunstwerken tentoongesteld die tijdens de bezetting zijn ontvreemd en waarvan niet bekend is wie de eigenaar of diens erfgenaam is. Het is duidelijk dat de regering hiermee probeert een schandaal te voorkomen. De laatste maanden werd in Frankrijk steeds meer gepraat over de kunstwerken die door de nazi’s en door hun Franse collaborateurs zijn gestolen en die sindsdien deel zijn gaan uitmaken van het Franse kunstbezit.

Het schandaal kwam aan het rollen door het onderzoek van de in Parijs wonende Amerikaanse schrijver Hector Feliciano. In zijn boek ”Le musée disparu” vertelt hij hoe hij de geschiedenis van allerlei werken die in Franse musea hangen, heeft achterhaald. Bovendien vraagt hij zich af waarom de Franse overheid dit zelf niet veel eerder heeft gedaan. Volgens Feliciano heeft de Franse regering van direct na de oorlog zich voorbeeldig gedragen door 45.000 kunstwerken aan de rechtmatige eigenaars terug te geven. Maar daarna hield het op. Franfoise Cachin, de directrice van de landelijke Museumdienst, vindt dat haar en haar voorgangers niets te verwijten valt. „Wij hebben niets verborgen gehouden. Op zijn hoogst kan je ons enige slordigheid en vergeetachtigheid verwijten, maar geen kwade trouw”.

Laat

Maar velen vinden dat de reactie van de overheid wat laat komt. Bij de opening van de tentoonstelling in het Centre Pompidou riep woensdag een man uit: „Waarom hebben jullie hier vijftig jaar mee gewacht?”

Ook voor Warin kwam de doorbraak dankzij Feliciano. Nadat er verhalen over zijn onderzoek in de Franse pers waren verschenen, nam de inmiddels 67-jarige Warin contact met de schrijver op, en samen lokaliseerden ze de twee werken.

De ”Vrouwenkop” van Picasso, die uit 1921 stamt, is waarschijnlijk Frankrijk nooit uit geweest, maar wel heeft het portret een bewogen geschiedenis gehad. In 1923 werd het doek gekocht door Kann. Hij hing het op in zijn huis in Saint-Germain-en-Laye. In de jaren 1940-1942 verscheen het op een door de nazi’s opgestelde lijst van geconfisqueerde werken, met de vermelding „eigenaar onbekend”. Waarschijnlijk maakte het werk deel uit van een groep werken die door de nazi’s als „ontaard” werden beschouwd, en die ze gebruikten om handel mee te drijven. Ze verzamelden deze werken in een depot in het Parijse museum Jeu de Paume. De nazi’s hielden niet van de eigentijdse kunst van die periode, maar beseften wel dat deze werken waarde hadden op de kunstmarkt.

In 1950 verscheen het werk op een lijst van het Franse nationale museum voor moderne kunst. Sindsdien is het vele malen tentoongesteld, zowel in Frankrijk als in het buitenland.

Weinig vertrouwen

Warin is nu van plan om verder te gaaii. Zijn oudoom bezat twintig Picasso’s en verscheidene Matisses en Cézannes, die nu mogelijk deel uitmaken van Franse overheidscollecties. Kann stierf in 1948 in Engeland.

Feliciano heeft weinig vertrouwen in de goede wil van de Franse regering. „Ik vraag me af wat er gaat gebeuren als deze korte expositie voorbij is”, aldus de schrijver. „Als er geen onderzoek gedaan wordt, zullen de eigenaars nooit worden achterhaald. Dat zou tragisch zijn”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

Commotie rond Kann-collectie

Bekijk de hele uitgave van maandag 14 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's