Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Angst voor moslims? Onzin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Angst voor moslims? Onzin

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Bang zijn dat de moslims in ons land een bedreiging vormen voor de godsdienst? Dan moeten we eerst benoemen welk geloof we bedoelen. De dienst aan de mammon of de dienst aan de Ene Naam onder de hemel tot zaligheid? Daarvan kunnen we vrij getuigenis geven, ook tegenover moslims. En bang zijn is niet nodig. De toekomst ligt vast in Gods handen”.

Hoewel de aanwezigheid van allochtonen volgens dr. J. J. Visser een risico „kan inhouden”, ziet de rector van het Hendrik Kraemer Instituut in Oegstgeest -de zendingsopleiding van de Samen-op-Wegkerken- hun presentie eerder als uitdaging dan als bedreiging.

Dagelijks werkt hij aan de vorming van zendingswerkers die naar de Derde Wereld hopen af te reizen, „maar om missionair actief te zijn, behoef je niet verder dan de stoep van je eigen voordeur”, aldus Visser, die jarenlang voor de GZB in Afrika werkte. De meeste christenen vergeten de taak die zij tegenover de vreemdeling hebben. „Omdat het zendingsbewustzijn bij christenen nagenoeg afwezig is, ontstaat er ruimte voor racisme”.

Zolang het ons land economisch voor de wind gaat, verwacht Visser geen grote problemen met racisme. „Als daar een keer in komt, heb je de poppen aan het dansen. Wanneer de economische ruimte verkrapt, kijken veel Nederlanders met scheve ogen naar de allochtoon. Zij ervaren hem als bedreigend, zeker als die zich gemakkelijker weet te schikken in een lager inkomen. De Nederlander vraagt zich dan jaloers af hoe de Turk of de Marokkaan erin slaagt met minder loon toch rond te komen. Er blijkt een duidelijk economisch mechanisme te zijn dat racisme aanzwengelt”.

Autonome mens

Dat juist in onze tijd sprake is van toenemende vreemdelingenhaat ziet Visser niet alleen als een gevolg van economische op- en neergang in de geschiedenis. Hij wijst op de invloed van het sociaal darwinisme met zijn theorie over de rangorde onder de volken. „In de westerse wereld heeft de invloed van het christelijk geloof die gedachte jarenlang getemperd. Vanuit de Bijbel weten we dat ieder mens een schepsel van God is, hoe verscheiden mensen ook zijn. Wanneer dat besef wegvalt, heeft de natuur vrij spel en is er alle ruimte voor racistische gevoelens”.

De moeite die sommigen hebben met het ”anders zijn” van allochtonen herleidt Visser tot de idee van de autonome mens. „Dat anders-zijn vinden we moeilijk, omdat we onszelf als maat voor onze medemens beschouwen. We moeten echter beseffen dat we niet autonoom zijn. Er is een Derde in het geding. De allochtoon is ook Zijn schepsel, dat even veel of weinig rechten heeft als wij. Dat besef laat geen millimeter ruimte voor racisme”.

Nadere Reformatie

De Oegstgeester zendingsman noemt het „intriest” dat ondanks die Bijbelse gedachtengang er binnen de reformatorische kerken een flinke afkeer van vreemdelingen bestaat. De oorzaak is volgens Visser dat de heiligmaking in de prediking geringe aandacht krijgt. „Het christelijk geloof is binnen de reformatorische kerken en ook binnen de evangelische beweging geprivatiseerd. Het gaat bijna uitsluitend om de vraag of ik behouden ben. Dat we mensen zijn die midden in een maatschappij staan, en dat we een zoutend zout moeten zijn, is erg op de achtergrond geraakt”.

„In de Nadere Reformatie zagen we dat de voortrekkers ijverden voor de heiliging van het persoonlijk en van het maatschappelijk leven. Van Smijtegelt is bekend dat hij fel protesteerde tegen de 17e-eeuwse slavenhandel. Dat actuele probleem ging hij vanuit het Woord te lijf. Hij was er diep van overtuigd dat christenen zo niet met hun medemens mogen omgaan”.

„Dat staat haaks op het liberale sentiment in reformatorische kringen. Laten we dat niet onderschatten. Velen van ons werken hard voor hun eigen boterham en bekommeren zich weinig over hetgeen om de hoek van de straat gebeurt. Tenzij we er persoonlijk nadeel van ondervinden. Ds. Kersten heeft echter juist de SGP opgericht om de gereformeerde gezindte uit de klauwen van het liberalisme te houden”.

Geen Turkenmoppen

Visser, in het verleden leraar geschiedenis aan de scholengemeenschap Guido de Brés te Rotterdam, accepteert Turkenmoppen „pertinent niet”. „Zij bevestigen het beeld dat deze mensen afwijkend en excentriek zijn”. Als hij nog voor de klas stond, zou hij het moppen tappen over de rug van allochtonen expliciet aan de orde stellen. „Alleen door dergelijke goedkope humor bespreekbaar te maken, kunnen we iets bij jongeren veranderen. Zij moeten gaan inzien dat dergelijke lol volkomen onterecht een vijandbeeld versterkt”.

Fel: „Kijk dat zit zo in ons zondige bloed hé, dat muren optrekken. En die bacillen verdwijnen niet een-twee-drie door genade. We kunnen het duidelijk zien in het boek Handelingen: de christenen in Jeruzalem hebben geen zin om naar de heidenen te gaan. Totdat ze van Hogerhand horen dat de volken dezelfde bekering nodig hebben als de Hebreen. Christus heeft de middelmuur van scheiding afgebroken. Dat.is een les die de gelovigen moeten leren”.

„Treffend voorbeeld hiervan is ook dat binnen vijf jaar na de val van de Berlijnse Muur de Duitsers een -onzichtbare- muur optrekken tassen Ossi’s en Wessi’s”.

Muren slechten

Visser is er vurig pleitbezorger van de muren te slechten en het gesprek met de vreemdeling aan te gaan om „getuigenis te geven van de hoop die in ons is. Hoe komt het dat er binnen de kerken zo veel angst jegens buitenlanders heerst? Omdat we nauwelijks beseffen dat we een Woord, nee hét Woord voor de wereld hebben!”

De zendingsman is er blij mee dat orthodox-protestantse gemeenten zich in toenemende mate bekommeren om asielzoekers. „Het is verrassend dat juist tamelijk ingekeerde gemeenten bewogen zijn met de vreemdeling. Dat is positief. Het zendingsveld is nu heel dichtbij, maar lang niet iedereen ziet dat. Wanneer we daar oog voor krijgen, groeit het besef dat wij Nederlanders geen haar beter zijn dan allochtonen. Zending is immers niets anders dan dat de ene bedelaar aan de andere vertelt waar brood te halen is”.

Dat missionair gesprek met moslims moeizaam is, wil Visser „slechts ten dele” beamen. „Je hebt met een moslim sneller een gesprek over het geloof dan met de gemiddelde Nederlander. Het gaat erom dat we ook jegens de islamiet onze naastenliefde laten gelden. Dat is de eerste voorwaarde voor integratie. Natuurlijk is er een geweldig obstakel in dat gesprek met de moslim: Wat is de betekenis van Jezus Christus?”

Toch bestaat er bij veel reformatorische christenen angst dat de grote stroom binnengekomen allochtonen het christelijke karakter van onze natie nog verder ondermijnt.

„Dat klinkt aardig, maar je moet je afvragen of deze angst niet op een oneigenlijke argumentatie rust. De centrale vraag is: waar leven we voor? Wat is het geloof dat we geloven? Het gaat er toch om dat we de woorden Gods uitdelen en deze wereld bekendmaken met de liefde van Jezus Christus. Dat is de taak van christenen. Daarom vormen de vele buitenlanders in ons land een uitdaging aan de kerken”.

„Wanneer we het godsdienstig belijden voor ons nationaal belang aanwenden, gaan we een heel gevaarlijke kant op. Dat loop je het risico uit te komen bij Bosnische toestanden”.

In hoeverre mag je van Turken, Marokkanen en andere buitenlanders verlangen dat ze zich aanpassen aan onze gewoonten?

„Ik beschouw de diversiteit van culturen in ons land als een verrijking. Bovendien moeten we niet menen dat onze cultuur onschendbaar is. De Nederlandse gewoonten zijn in hun aard niet beter dan die van allochtonen”.

„Dat betekent niet dat we de vreemdelingen geen vragen mogen stellen over hun gewoonten. Sommige gebruiken kunnen niet, zeker niet vanuit christelijk perspectief. De wil andere culturen veel ruimte geven, maar er zijn grenzen. Polygamie en vrouwenbesnijdenis wijs ik volstrekt af, omdat ze een aantasting zijn van de menselijke waardigheid”.

„Er is sprake van selectieve verontwaardiging. Met hetgeen Nederlanders uithalen, hebben we in het algemeen minder moeite dan met de aparte gewoonten van buitenlanders. We vergeten bijvoorbeeld dat zij vragen stellen bij onze omgang met ouderen. Dat vinden veel allochtonen echt ongehoord”.

Van vreemdelingen mag je toch vragen rekening te houden met het gastland?

„Dat weet ik nog niet. Wij hebben Turken en Marokkanen gevraagd om ons te komen helpen de vieze karweitjes op te knappen. Daaraan worden we niet graag herinnerd, maar het is een keihard feit”.

„En we mogen ons wel eens de vraag stellen waar we onze rijkdom aan te danken hebben. Die putten we niet uit eigen bodem alleen. Daar heeft de hele wereld aan bijgedragen. Ook de Afrikaan en de Aziaat heeft daar deel aan en recht op”.

„Nederlanders -ook de christenen daaronder hen- denken vaak te nationalistisch. Dat is iets anders dan nationaal gevoel hebben. Het eerste is afgodendienst. God is de Heere der volken. Aan Hem dienen onze nationale gevoelens gerelateerd te zijn. Christenen behoren -net als veel buitenlanders- mensen met een dubbel paspoort te zijn. Ze zijn burgers van twee werelden. Dat maakt dat ze niet te hoge eisen moeten stellen aan het aanpassingsvermogen van buitenlanders”.

De consequentie van deze redenering is dat allochtonen als aparte groepen blijven bestaan.

„Dat is zo. Toch moeten we daar niet te moeilijk over doen. Het is iets anders als je die scheiding wettelijk vastlegt. Dat deed destijds het apartheidsbewind in Zuid-Afrika. Dat kan niet. Maar met spontane segregatie is niets mis. Elk mens zoekt contacten met degenen die hem het best liggen. Wat niet kan, is de medemens om zijn anders-zijn minachten. Het gaat erom de allochtoon te aanvaarden”.

„Dat betekent niet dat we alles van hem moeten pikken. Het gesprek is nodig over gewoonten en dergelijke. Anders exploderen het onbegrip en de onvrede. Wijkoverleg is van belang. Dan begrijpt de Nederlander waarom de Turk er moeite mee heeft om bij z’n buurman naar het toilet te gaan. Die vuiligheid drop je niet binnen de muren van een ander, dat doe je buiten, vindt hij. En dan gaat de Turk inzien dat een steegje een andere functie heeft dan dienst te doen als urinoir”.

„Dan leren de Nederlanders dat Turken geen warm gevoel krijgen bij huizen die ze niet zelf hebben gebouwd. De Nederlandse rijtjeshuizen, hoe goed bedoeld ook, zijn niet de oplossing om de Turken nette huisvesting te geven. Daarvoor voelen ze geen verantwoordelijkheid”.

„Door gesprek kun je onderlinge misverstanden wegnemen. En je ziet dat het helpt. Mensen die naast allochtonen wonen, hebben vaak waardering voor hun buren. Het meest wordt het vingertje in de richting van buitenlanders geheven door mensen die nooit met een Turk te maken hebben”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Angst voor moslims? Onzin

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's