Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geven en nemen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geven en nemen

Turkse Nederlanders: Elkaar kennen neemt de meeste vooroordelen weg

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen ze begin jaren zestig vanuit Turkije naar ons land kwamen, heetten ze gastarbeiders. Een aantal jaren later werden het buitenlanders. Allochtonen was de volgende aanduiding, nadien vervangen door medelanders. „Wil je terug Ahmet?” „Ja”. „Wanneer?” „Weet ik niet, misschien wel nooit”. Op de thee bij de Turkse Nederlanders. „Zolang we elkaar niet kennen, gaan we de ander vooral met vooroordelen te lijf”.

Zaanstad, dinsdagmiddag. Plaats van handeling is de Sultan Ahmet Moskee aan de Poelenburg. Het gebedshuis is sinds drie jaar in gebruik en geldt als het pronkjuweel van de islam in Nederland. Vanaf de A8 Zaanstad-Purmerend is de moskee het best zichtbaar, tegen een achtergrond van lage hoogbouw. Tegen het Zaanse decor oogt het gebouw exotisch, maar in vergelijking met veel andere moskeeën is het strak en modern. Er kunnen 1400 mensen in. Kerken van deze omvang worden in ons land nauwelijks meer gebouwd. De bouw van de ”Sultan Ahmet” kostte 7,5 miljoen gulden. Het is de grootste Turkse moskee van West-Europa.

Het middaggebed begint om negen voor twee, als de zon pal in het zuiden staat. Al tegen één uur druppelen de eerste Turken binnen, een handvol. In de hoek van de gebedsruimte voor de mannen nemen ze een gebedenboek van de plank. Met een van de kleine lessenaars voor zich vlijen ze zich in de raamnissen van de zuidmuur. In de stilte van de grote ruimte -de benedenzaal biedt plaats aan ruim duizend man- prevelen ze de teksten voor zich heen. Het rumoer uit het belendende theehuis dringt slechts vaag door tot de serene rust.

Om kwart voor twee is er een kleine honderd man in het bidvertrek, in de resterende minuten glippen nog wat laatkomers binnen. Ondanks de haast zijn de rituele wassingen in de abtesthane (wasruimte) toch volgens de voorschriften uitgevoerd. Dan snel schoenen uit, jas aan de kapstok, pet af, het gehaakte mutsje op. Een jonge vader heeft zijn zoontje van twee bij zich. Nadat het jongetje een paar peuterkreten heeft geslaakt, wordt het naast een zuil geparkeerd. Het ventje gedraagt zich de hele dienst verder voorbeeldig.

Luidsprekers

Exact op tijd klinkt de ezan, de oproep tot het verplichte gebed, die officieel vanaf een hoge plaats met luide stem zingend moet worden geroepen. De luidsprekers buiten op de beide minaretten zwijgen echter. Met de gemeente werd overeengekomen de openbare oproep te beperken tot de vrijdagse gebedsdienst, direct na de middag, de gelegenheid waarbij de moskee helemaal gevuld is.

De gebedsomroeper in de muezzin mahfeli, de omroepplaats aan de rechterbinnenkant van de hoofddeur, kwijt zich bijzonder goed van zijn taak. Zijn melodieuze voordracht doet in de verte denken aan gregoriaanse zang. „Allahu Ekber, Allahu Ekber! (Allah is de grootste). Esjhedoe en la ilahe illallah! (Ik getuig dat er geen god is dan Allah). Esjhedoe enne Muhammeden Rasulullah! (Ik getuig dat de heilige Mohammed zijn profeet is). Hayye alessalat! (Kom tot het gebed). Hayye alel felah! (Kom tot bevrijding). En dan opnieuw: Allah is de grootste, er is geen god dan Allah”.

De mahfel (galerij) blijft vanmiddag leeg. De vrouwen komen soms bij de vrijdagviering, maar vooral op de bijzondere feestdagen. Verder bidden zij liever thuis. Vandaag is er geen khutba (preek), zowel de betegelde mimber (preekstoel) als de kursu (kansel) blijft leeg. Vrijdag zal een lid van het moskeebestuur voorgaan, omdat de imam dezer dagen in Mekka verblijft.

Aan het slot van de reeks rituelen -alle mannen in dichte rijen voorin, knielen, opstaan, buigen, knielen met het gezicht tegen de grond, op de knieën, alle gezichten naar links, alle hoofden naar rechtszoekt iedereen weer een plek ergens in de zaal voor de laatste plicht: het gebed met de tesbih, de ketting met 99 kralen, analoog aan de 99 namen van Allah: rechtvaardig, barmhartig, geduldig. Na ruim een halfuur is de dienst voorbij. In de ruimte voor de gebedszaal en op het plein voor de moskee blijft het nog geruime tijd gezellig druk. De moskee is voor de Turken wat het woord letterlijk betekent: verzamelpunt of contactpunt.

Ontmoetingshuis

„Samenwerking en het kweken van goede contacten”, dat is wat de Islamitische Stichting Nederland (ISN) voor ogen stond toen de plannen voor de bouw werden gemaakt, zegt Ahmet Altikulag, secretaris van de Sultan Ahmet Moskee. Behalve een gebedshuis moest het een ontmoetingshuis zijn, ook voor niet-moslims. „Een derde gedeelte van de moskee is bestemd voor religieuze zaken, de rest heeft een sociaal-cultureel doel. We willen een brug slaan tussen de Nederlandse en de Turkse samenleving”. Want integratie en acceptatie krijgen slechts vorm als wij elkaar leren kennen, weet hij.

In het kader van de gezinshereniging kwam Ahmet in 1975 naar Nederland. Als metaalbewerker en chemisch wasser verdiende hij zijn brood. De belangrijkste sleutel tot integratie -het Ieren van de taal- werd hem in eerste instantie onthouden. „Mijn vader wilde niet dat ik Nederlands leerde, want dan zou ik te veel wortelen in de samenleving hier en niet meer teruggaan naar Turkije. Ik heb de taal stiekem geleerd, op straat. Als je iets heel graag wilt, lukt het bijna altijd”.

Over een bureaustandaard met de Turkse en Nederlandse vlag heen kijkt Ahmet zijn bezoeker in eerste instantie vriendelijk, maar tegelijk gereserveerd aan. Hij heeft slechte ervaringen met de Nederlandse pers, zegt hij. Die dateren al van voor de bouw van de moskee, maar sinds die tijd is het er niet beter op geworden. „Als ik ”ja” zeg, lees ik ”nee” in de krant”. De bouw van de moskee in Zaanstad ging niet zonder slag of stoot. Dreigbrieven, -telefoontjes, bommeldingen. Nog steeds is het gebedshuis doelwit van mensen die vinden dat de Turken beter vandaag dan morgen terug kunnen gaan naar het land van herkomst.

Sisi

Het moskeebestuur is ingenomen met het feit dat het politiebureau schuin tegenover de ”Sultan Ahmet” ligt. En inmiddels is de politie blij met de moskee als sociaalcultureel ontmoetingspunt in de wijk. Ahmet: „We houden veel jongeren van de straat. Drank- en drugsgebruik, verveling krijgen allemaal minder kans”. Er zijn dagen dat 160 jongeren, „alle soorten, tachtig Turken, zestig Nederlanders en nog wat jongens van andere afkomst”, de grote zaal in het souterrain bevolken. Poolbiljart, biljart, tafelvoetbal, een tv. In het halletje bij de trap staan de kratten met lege frisdrankflesjes opgetast: Sisi en aanverwante merken. „Sinds de moskee er is, kan de politie rustig slapen”.

Ahmet onderschrijft de letterlijke betekenis van integratie. In de volksmond wordt het begrip in een te enge betekenis gebruikt als zijnde het aanpassingsproces van buitenlandse mensen aan de Nederlandse cultuur, maar in feitelijke zin betekent integratie het gelijkwaardig opnemen als deel van een geheel. „Wij moeten hier aanpassingen doen, maar integratie is geven en nemen. Ik heb een Nederlands paspoort, maar ik word altijd als een Turk beschouwd. Ik wil een gewone Nederlander zijn, ik wil geaccepteerd worden”.

Ahmet trekt zijn agenda, een voorbeeld van aanpassing van zijn kant. „Sinds dé opening van de moskee, eind 1994, leidde ik hier 9300 Nederlanders rond, op afspraak. Het is heel belangrijk dat zij hier komen kijken. Zo kunnen we elkaar leren kennen. Als je elkaar niet kent, blijf je steken in foute denkbeelden, van beide kanten. Ik heb de Bijbel gelezen om te weten wat jullie beweegt. Omdat wij elkaar slecht kennen, gaan we elkaar met vooroordelen te lijf”.

Afschuw

De brand in Den Haag waarbij een zwangere Turkse vrouw met vijf van haar kinderen omkwam, vervult Ahmet met afschuw, „maar niet méér dan wanneer het zes Nederlandse levens zou hebben betroffen”. „Dat zou net zo erg zijn. En stel dat straks blijkt dat Nederlanders de daders zijn geweest, dan hoef ik daarom toch niet alle Nederlanders te haten? Ik ben zelf Nederlander. Als in een kist appels één rotte zit, hoef ik de hele kist toch niet weg te gooien?”

„Mensen die niet in de gemeenschap passen, die moeten eruit. Dat is echter heel wat anders dan wat ons vaak wordt nageroepen: „Weg met de Turken”, of „Wij laten alle Turken levend verbranden”. De mensen die dat doen, vergelijk ik voor mezelf altijd maar met hooligans. Die zijn van gelijke afkomst, maar staan elkaar toch op een bittere manier naar het leven”.

In de winkel op de begane grond staat Z. Kusgözoglu. Een paar uur per dag valt hij in als vrijwilliger, om de typisch Turkse levensmiddelen aan zijn volksgenoten te slijten. Soms glipt er wel eens een Nederlander binnen voor een pak Ariel. In 1966 kwam hij op uitnodiging van Bruynzeel naar Nederland. „In die tijd wierven Nederlandse fabrikanten zestig mannen tegelijk uit ons dorp”.

Gezondheid

Kusgözoglu verliet zijn dorpje bij de Zwarte Zee en werkte enkele jaren in de deuren- en meubelfabriek in Zaandam. Na een maagoperatie werd het zeven jaar tapijtindustrie in Krommenie. Een overstap naar Sigma Coatings ruïneerde in de volgende negen jaar zijn gezondheid steeds verder, en hij belandde in de wao.

„Ik ga niet mopperen”, zegt de vriendelijke Turk gelaten. Over discriminatie die hij persoonlijk ondervond, praat hij niet. „Het werken ging goed, tot ik mijn gezondheid kwijtraakte”. Over de Nederlandse samenleving van vandaag is hij somber gestemd. „Vroeger waren Nederlanders behulpzaam, nu kan ik daar niet blij meer om worden. En als jongens van 16,17 jaar narigheid uithalen, klinkt het meteen: „O, dat zijn natuurlijk weer die Turken”. Dat is niet goed”.

In het souterrain kijken vijftien Turkse mannen naar de begrafenis van de leider van de Grijze Wolven in Turkije. De sneeuw op het beeld komt niet door de ontvangst, de acht Turkse zenders zijn in Nederland via de schotel perfect te ontvangen en ze worden veel bekeken. In een felle sneeuwjacht nemen duizenden mannen afscheid van de voorman van extreem rechts, die veertig jaar het beeld bepaalde, Ö. Gök9e (32), een ontslagen rangeerder van NS, doet lollig. „Dat is een echte Grijze Wolf”, zegt hij, doelend op iemand vooraan. Ik ben zelf een zwarte wolf, en hij is een kale wolf”. De kale wolf is M. Akogul (35), die voor ’m zit. H. Cerit (36) praat mee, hij is vrachtwagenchauffeur maar tijdelijk werkloos. Alle drie werken ze op het moment regelmatig via een uitzendbureau.

Het grootste probleem van de Nederlandse samenleving vinden ze het materialisme. Gökfe: „Alles draait hier echt alleen om geld, geld en nog eens geld. Heb je geld, dan doe je mee, heb je minder of niets, dan val je af Dat vind ik heel moeilijk”. Ooit was hij voor een halfjaar in Turkije, maar hij keerde weer terug naar de rijkdom van het Westen. „Mijn ouders zijn nu daar, die willen me graag daar hebben om voor hen te zorgen, maar dat kan niet zomaar. Ik heb kinderen. Wij horen hier. We hebben hier onze rechten, nadat de Nederlanders ons eerst hierheen hebben gehaald om het vuile werk te doen”.

Fadime Yilmaz is bijna 17. Ze loopt stage bij een instelling voor hulp aan buitenlanders in een middelgrote stad in het westen. Ze is hier geboren, als het vierde kind uit een gezin van acht. Haar vader is werkloos. Ze voelt zich wel thuis in Nederland, „maar in Turkije is het veel fijner”. „Veel familie, het klimaat. Het land geeft me een veiliger gevoel”.

Als ze volwassen is, wil ze graag ‘terug’. „Nederland is wel gastvrij, maar iets van binnen zegt me dat Turkije mijn land is. Je kunt in Nederland alles doen, als jongeren zijn we heel erg vrij, maar toch ben ik gek op de beslotenheid van het dorp in Turkije waar we vandaan komen”. Als het aan haar ligt, wordt ze een traditionele moeder die thuis voor de kinderen zorgt.

De knappe Fadime, derde jaar vbo, lijdt onder de discriminatie hier. „In de eerste klas kreeg ik geen Nederlandse vriendinnen, die kozen toch voor hun ‘gelijken’. Met twee Turkse meisjes en twee jongens vormden we een aparte groep binnen de klas, maar het werd ons wel verboden Turks te praten met elkaar”. De hoofddoek die Fadime heel graag wil dragen, laat ze achterwege, uit angst voor meer getreiter. „Misschien als nog iemand in de klas het deed, dat ik het dan zou durven, nu niet”.

„Als ik met m’n fiets per ongeluk geen voorrang geef, word ik meteen met de ergste woorden uitgescholden. Turkic Turkic onderjurkie, vuile Turk en stinkturk zijn nog de minste. Dat doet hartstikke pijn”. Nieuws zoals dat van de brand in Den Haag maakt bij haar grote woede los. „Op zo’n moment haat ik Nederland even. Na de voetbalwedstrijd Turkije-Nederland die Nederland verloor, was ik blij. Zulke gevoelens zakken gelukkig wel weer af”.

Zestig procent van de Nederlanders is Turkenhater, meent Fadime, de rest deugt wel. „Op school kreeg ik altijd meer straf dan anderen, samen met een Surinaams meisje. Meisjes pakken ze meer, voor Turkse jongens zijn ze bang”. Ze vindt Nederlanders heel „sneaky”: „In je gezicht zijn ze goed tegen je, maar achter je rug kletsen ze. Ze zijn ook bang voor ons”. Nog iets wat haar opvalt: „Turken komen voor elkaar op, Nederlanders laten elkaar gewoon stikken”.

Grondwet

Aan de wanden van de werkkamer van Sabri Bagci prijken posters met de mooiste plaatsen van Turkije. Sabri werkt als consulent voor het Regionaal Centrum Buitenlanders in Dordrecht. Achter zijn rug hangt, „niet voor niets”, artikel 1 van de grondwet ingelijst. „Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”.

Bagci staat model voor succesvolle integratie van buitenlanders. In ’69 kwam hij, 23 jaar oud, naar Nederland. Tijdens de acht jaar metaalarbeid in het oosten van het land ging hij aan de studie. Na mbo volgde hbo, richting maatschappelijk werk. Onderwijl was hij actiefin vakbond en politiek. Sinds 1977 werkt hij als maatschappelijk werker en consulent op zijn huidige plek. Recent was hij drie jaar voorzitter van de Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland en in die hoedanigheid maakte hij vorige week de gesprekken met minister Dijkstal mee. Bagci was betrokken bij de beslissing dat de protestmars voor de dood van de zes mensen in Den Haag niet door moest gaan om escalatie te voorkomen.

De keuze voor Nederland werd hem destijds ingegeven door zijn vader, die hier enkele jaren had gewerkt en terugging naar Turkije. „Nederland is meer menselijk dan andere westerse landen, zei hij”. Die vergelijking gaat nog steeds op, vindt Bagci. „Ik voel mij deel van de Nederlandse samenleving. Ik ben volledig geïntegreerd, ik zou niet weten hoe ik me nog verder zou moeten aanpassen. De ga met een trommeltje brood naar m’n werk. Ik drink op maandagmorgen koffie met de anderen om de voetbalwedstrijd te bespreken. Om half acht ’s avonds kijk ik het RTL-nieuws, om 8 uur het NOS-Journaal”.

Haring met uitjes

Sabri bereidt thuis vaak de avondpot, „meestal Turks eten”, maar op vrijdag altijd op z’n Nederlands. „Aardappelen, vlees, groente. En als het hier markt is, haal ik een zoute haring, met uitjes, net als iedereen”. Zijn Turkse vrouw -Bagci was eerder met een Nederlandse getrouwd- is bedrijfsadviseur minderheden bij het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening in Rijnmond. „En mijn eerste huwelijk strandde in elk geval niét door gebrek aan aanpassing”.

Van de bijna 300.000 Turken in Nederland -130.000 ervan zijn genaturaliseerd- stamt de overgrote meerderheid van het Turkse platteland, zegt Bagci. „Dat feit heeft in het verleden een snelle integratie in de weg gestaan. De eerste generatie wist zeker dat ze terug zouden gaan, daarom leerden ze de taal niet. Die hadden ze ook niet nodig bij het werk waarvoor ze kwamen. Het is eigenlijk pas sinds het begin van de jaren tachtig dat Nederland rekent met het feit dat de meeste Turken hier zullen blijven”.

De Dordtse gemeenteraad telt drie leden van CP’86, de vreemdelingenhaat in Nederland lijkt te groeien… „Bij de Haagse brand denk ook ik automatisch aan racisme. Maar door mijn functies hoor en zie ik veel. Als ik dan later rustig thuiszit, denk ik: Het kan ook best iets anders zijn. Natuurlijk moeten we bedacht zijn op een groeiend racisme. Maar het mag de positieve inspanningen niet verlammen. Ieder land kent z’n racistische groeperingen”.

Ouderen

Een verhaal apart vormen de ouderen. „Voorheen dachten Turken en Nederlanders allebei dat alle ouderen wel terug zouden gaan”, zegt drs. Mustapha Laboui (32), beleidsmedewerker en landelijk coördina-tor ouderenadviseurs van de Nederlandse Islamitische Bond voor Ouderen (Nisbo). Mustapha kwam op achtjarige leeftijd vanuit Marokko vanwege gezinshereniging. „Een recent Nisboonderzoek zegt dat terugkeer voor veel ouderen niet meer mogelijk is. De kinderen en kleinkinderen wonen hier, de mantelzorg in het thuisland is weggevallen. Geestelijk hebben ze het ”blijven” nog niet verwerkt. Ze hebben altijd geleefd met de gedachten aan terugkeer, en door dat terugkeer-idee zijn ze ook niet optimaal geïntegreerd”.

De oudere moslim die hier voor het vuile werk kwam, is eerder ‘versleten’ dan de Nederlander die dat werk liet liggen, zo blijkt nu, na ruim dertig jaar ervaring met Turkse en Marokkaanse arbeiders. „Zware lichamelijke arbeid, slechte huisvesting, een laag inkomen: velen van hen vertonen op een leeftijd van 50 jaar al dezelfde gebreken als een Nederlander op z’n 65e”.

„De eerste generatie leefde jarenlang alleen voor hard werken, moskeebezoek en wat familiecontacten. Ze bleven in hun eigen wereld. Vandaar dat de ouderen nog steeds slecht de weg weten naar allerlei voorzieningen. Toen ze er nog niet zo lang waren, was het een groep die een zeker respect genoot. Mijn vader vertelde wel eens dat hij aan de hand werd genomen als hij de weg vroeg. Nu mag je blij zijn als iemand stopt om je antwoord te geven”.

Gasten

De achterstandspositie van de ouderen wordt echt nijpend in tijden van ziekte en werkloosheid, ervaren ze bij de Nisbo. „De ouderen wisten zich gastarbeiders, die gedroegen zich ook als gasten. Die houding hebben ze nog steeds. Jongeren voelen zich geen gasten maar medebewoners, die op hun strepen kunnen gaan staan, hun rechten hebben. Als hen iets niet bevalt, zeggen ze het wel. Voor de ouderen gaat dat niet op”.

Iets wat Laboui en velen met hem steekt, is het verkeerde beeld van Turken, Marokkanen en andere islamitische groepen. dat, volgens hem, met name door de media hier wordt opgeroepen. „Om de haverklap wordt de islam als bron van alle narigheid aangeduid. Als een Marokkaan z’n vrouw slaat, heet het direct dat de islam dat toestaat of zelfs voorschrijft. Slaan hoort niet in de islam thuis, het is juist een godsdienst van respect. In z’n zuivere vorm is de islam vredelievend. Gaat er echter iets fout, dan weet iedereen direct de verbanden te leggen. Fundamentalistische bewegingen, Hamas, Jihad, Irak, Iran, alles wordt erbij gesleept. Maar wat heeft dat met de Turken in Nederland te maken?”

Levensavond

Stap voor stap wil de Nisbo de buitenlandse ouderen voorbereiden op een levensavond in Nederland. „Laatst hebben we hier in Amsterdam met een groep Turken en Marokkanen een excursie gemaakt naar een verzorgingstehuis. Dan vragen ze heel voorzichtig: ”Kan ik hier wel bidden?” of ”Kan ik hier met iemand praten in m’n eigen taal?” Ook voor de Nederlandse ouderen is het goed om te wennen aan het idee dat er een aardige Turk bij hen op de gang komt wonen”.

Raja, een 25-jarige Nisbo-medewerkster van Marokkaanse origine, vat in perfect Nederlands samen wat oude en jonge medelanders zo dolgraag van Nederlanders willen: „We willen niet worden genegeerd, want dat wekt verwijt. Het andere uiterste is dat we worden doodgeknuffeld, omdat we zo bijzonder zijn. Ook dat komt voor. Wat we wél willen, is dat we worden gerespecteerd. Zodat we elkaar wederzijds kunnen respecteren”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's

Geven en nemen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 40 Pagina's