Vreemdelingschap op Internet
„Goederen van nieuwe cultuur enten op christelijke stam”
Voetbalvandalen gebruiken het wereldwijde web om afspraken te maken voor hun volgend treffen. Amerikaanse sekteleden schrijven vlak voor hun zelfmoord dat hun Internet-pagina’s wellicht de toegangskaart bieden „om met ons te vertrekken tijdens de korte tijd die de aarde nog rest”. Microsoft gaat grootschalige toegang tot Internet via een televisietoestel mogelijk maken. Maar kunnen christenen zo’n medium klakkeloos accepteren? Wat moet „een vreemd’ling hier beneên” beginnen met een wereldomspannend computernetwerk?
In zijn bijdrage aan de Opiniepagina, vorige week, raakt dr. J. H. Hegeman de kern van de bezinning rond Internet. Hij stelt de vraag hoe de moderne media ethisch benaderd moeten worden: is de techniek neutraal en beperkt de ethiek zich tot het gebruik ervan, of is het medium zélf verkeerd en is goed gebruik per definitie uitgesloten?
Samengevat komt Hegemans betoog neer op de vraag naar een nieuwe ethiek voor de informatieen communicatietechnologie (ICT). Zo’n ethiek moet niet gebaseerd zijn op vergelijkingen met bestaande communicatiemedia, maar op de eigenschappen van Internet en de gevolgen van het gebruik.
Telefoon
Hegeman reageert daarmee op de vergelijking tussen Internet en telefoon, zoals ik die gemaakt heb in mijn recensie van het boek ”Internet - een bezinning”, van de hand van K. Karels. Door Internet te beschouwen als een kruising tussen een telefoon en een computer, zou ik de kritiek die Karels in zijn boek weergeeft ten onrechte afzwakken en zo tot een te optimistische visie op ICT komen.
Uiteraard gaat de vergelijking tussen Internet en telefoon aan alle kanten mank. Wat ik in mijn recensie echter gedaan heb, is de telefoon gebruiken als vertegenwoordiger van vraagmedia, tegenover de televisie en de radio als aanbodmedia. De deed dat niet met de bedoeling een uiteenzetting te geven van de ethiek voor ICT -dat is ook niet het werk van een techneut- maar slechts om de vinger te leggen bij de redeneertrant in Karels’ boek.
Hegemans roep om een nieuwe ethiek voor ICT onderschrijf ik van harte. Basisvraag daarbij is of de techniek zelf neutraal is en dus te gebruiken voor nuttige en goede doelen, dan wel of Internet in zijn aard verdorven is en dus ongeoorloofd.
Naar mijn mening is de techniek van Internet even neutraal als die van een auto of van een trottoirband, om het maar niet meer over de telefoon te hebben. Dat betekent niet dat er geen gedragscode voor Internet-gebruik nodig is, er zijn immers ook verkeersregels die bepalen dat je een auto niet op de stoep mag parkeren. En het betekent evenmin dat Internet geen ingrijpende gevolgen op de maatschappij zal hebben, dat heeft de toegenomen mobiliteit in de afgelopen decennia immers ook gehad. De neutraliteit van het medium vrijwaart ons dus niet van een morele doordenking van het gebruik ervan.
Vreemdelingschap
De belangrijke onderliggende vraag is hoe onze houding moet zijn ten opzichte van de moderne techniek en cultuur. Past ons een ascetisch vreemdelingschap, een „raak niet, en smaak niet, en roer niet aan” (Kolossenzen 2:21)? Moeten wij, evenals Antonius in de vierde eeuw na Christus, ons terugtrekken in de woestijn en ons zelfs schamen dat onze geest huist in een lichaam dat nog voedsel nodig heeft?
Terecht heeft de kerk der Reformatie ons een andere weg gewezen, die van „in de wereld, maar niet van de wereld” (Johannes 17:11,14). Christenen leven niet op een eiland, maar behoren te zijn als een zoutend zout, een stad op een berg, ja als het licht der wereld (Matthéüs 5:14). Calvijn beschrijft het leven van een christen als een reis „waardoor zij trekken naar het hemelse Koninkrijk. Indien wij slechts over de aarde moeten trekken, dan moeten wij ongetwijfeld haar goederen in zoverre gebruiken, dat ze onze loop eerder helpen dan vertragen”. Weg met die onmenselijke filosofie die slechts het noodzakelijk gebruik van het geschapene toestaat, zegt de Geneefse hervormer, dat maakt de mens tot een blok hout.
Wisse
Prof G. Wisse werkt dit ”omgaan met de goederen van de wereld” verder uit: „Er gaat van uit de niet-christelijke bewegingen aan ons een opwekking uit (als wij christenen n.l. onze taak verstaan) om datgene wat de nieuwe cultuur aan ”goederen” mocht bezitten niet maar klakkeloos over te nemen, maar wel over te planten, als ’t ware te enten op de Christelijke stam. Er kunnen aan allerlei bewegingen, beschavingen, culturen, kortom aan de moderne intellectuele en culturele vooruitgang gedachten ten grondslag liggen, die op ongeloofs wijze en revolutionnair uitgewerkt ten vloek zouden zijn, maar welke op christelijke leest geschoeid een verrijking konden heten voor ons denken, en soms zelfs een luisterrijke onthulling konden inhouden van de idee van het Koninkrijk Gods”.
Verwijzend naar de koningen der aarde, die hun heerlijkheid zullen binnendragen door de poorten van het nieuwe Jeruzalem (Openbaring 21:24), vervolgt hij: „Als de wereld de krachten, gaven, gunsten, vooruitgang en cultuur oproept tot de dienst der aardse goden, dienen we dit alles niet achteloos weg te werpen, maar dienen wij te betrachten wat Da Costa zong: Weg met den dienst der heiligschennis; gij behoort den Goël toe; Wiens kennis eerlang het aardrijk overdekt”.
Kerstening
Verraadt Wisse hier zijn gereformeerde wortels? Leunt hij met één voet op Kuyper -en diens Gemeene Gratie- en met de andere op Schilder -cultuurmandaat- en heeft deze onverdachte kanselredenaar nu toch een te optimistische visie op de moderne techniek?
Wie Wisse daarvan verdenkt moet zijn ”De Russische kunstmaan” lezen, dat als één lange tirade het hoogmoedig technicisme van de mens veroordeelt. Toch eindigt hij ook daar: „Al de rijke potenties in Gods schepping zullen tot heerlijkheid in God uitkomen. Al wat de cultuur mocht uitvinden en tot stand brengen, kan alleen als het er al in ligt. Al die technische vondsten ook, ze zouden niet gevonden worden, als ze in Gods schepping al niet inlagen”.
De waag mij aan de conclusie dat deze visie Wisses roep om kerstening van cultuur en techniek verklaart. Op de vraag of alles wel mag wat kan, zegt hij: „De motieven spelen hierbij een allergewichtigste rol”. Doelethiek bij Wisse? Maar daarmee verandert hij nog niet in de optimist die Hegeman opvoert. „De cultuur op zichzelf beschouwd kan een gave Gods zijn, maar in dienst der zonde wordt ze een poort der hel”. Daar ligt de normering voor een gedragscode voor ICT. Wisses standpunt is dus nog geen vrijbrief voor de ontplooiing van elke techniek.
Mummie
Een ander uitgangspunt voor zo’n gedragscode -en dat geldt niet alleen de ethiek van ICT- is dat ze ingebed moet zijn in de levenspraktijk van de christelijke heiligmaking. Regels aanbrengen los van de oproep tot bekering is als het reinigen van het buitenste van de drinkbeker (Lukas 11:39). Indien u zonder Christus bent, is uw gerechtigheid dubbele zonde, zegt Luther. Het verschil tussen uitwendige reformatie en ware heiligmaking is dat tussen een gebalsemde mummie en een levend lichaam, aldus Boston.
De roep om bezinning rond Internet moet dus niet voortkomen uit de vrees dat een ouderling bij het huisbezoek straks niet meer kan zien of iemand de monitor van zijn pc stiekem gebruikt om tv te kijken - dat laatste kan overigens allang, ook zonder Internet. Voor tijdgelovigen geldt allereerst de raad die Paulus gaf aan de stokbewaarder.
Beeldcultuur
Verder zal zo’n nieuwe ethiek niet het denkwerk moeten zijn van een enkeling en evenmin dat van een groep die alleen bestaat uit ethici. Hegeman en ik hebben beiden enkele ingrediënten voor een verdere doordenking aangereikt. Daarbij ontkomen we niet aan het lenen van moraal van andere terreinen, omdat ICT geen op zichzelf staande ontwikkeling is. Verder is een verschuiving naar een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid onontkoombaar.
Een vraag die rest is, of ik met bovenstaande argumentatie ook tv als een neutrale techniek beschouw. Het antwoord is bevestigend. Dat betekent niet dat tv als medium neutraal is. Ook hier geldt de uitspraak: In dienst der zonde is het een poort der hel. In de praktijk betekent dat: Doe dat ding de deur uit.
Het probleem dat zich voordoet, is dat Internet en tv in de toekomst via één apparaat zullen binnenkomen, of zelfs zullen samensmelten tot één informatie- en amusementsvoorziening. Dat onderstreept de noodzaak van een gedragscode des te meer. Moeten we dan, op de vraag: „Wat wil toch deze klapper zeggen?”, onze mond houden, zodat het zout smakeloos wordt? Of moeten we de moderne Areopagus op -waar allen hun tijd tot niets anders besteden dan om wat nieuws te zeggen en te horen- om de onbekende God te verkondigen en Zijn dienst ook aan anderen aan te prijzen?
De auteur is wetenschapsredacteur bij bet Reformatorisch Dagblad.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's