Brielle geboeid door geheime brief
Verzegelde envelop werpt wellicht nieuw licht op bezoek koningin Wilhelmina
Brielle is in de ban van een brief. Een geheime brief. Vele tientallen jaren heeft het gemeentearchief zorgvuldig een verzegelde envelop met vijf rode lakzegels bewaard. „In de kluis, om het hoekje”, zegt stadsarchivaris Aart van der Houwen van Brielle. Na 75 jaar mag de mysterieuze brief eindelijk worden opengeritst Den Briel, koningin Wilhelmina en de zakdoek van prinses Juliana.
„GEHEIM”. Met grote, getypte letters staat het op de rechterbovenhoek van de envelop. „Mag niet worden geopend voor 1 april 1997 (negentien honderd zeven en negentig)”. De termijn van de schrijver, burgemeester mr. F. J. D. C. Egter van Wissekerke (1864-1945) van Den Briel, is onverbiddelijk. „Een stukje Brielsche geschiedenis”, luidt het opschrift van de envelop. In de bruine huis-tuin-en-keuken-envelop bevinden zich zeven of acht velletjes schrijfpapier.
Vanavond wordt de envelop, voorafgaande aan de raadsvergadering, geopend; een week na het verstrijken van het embargo. „Omdat veel mensen denken dat het om een 1-aprilgrap gaat, willen we alle schijn des kwaads vermijden”, legt archivaris Van der Houwen uit. „Want het is besHst géén 1-aprilgrap”.
Merkwaardig
De verzegelde brief bevindt zich sinds woensdag 20 december 1933 in het gemeentearchief van Brielle. Om half drie ’s middags gaf de toenmalige burgemeester de brief af aan stadsarchivaris P. J. Dobbelaar. „De inhoud deezer envelop is aan mij bekend geworden voor de verzegeling welke in mijne tegenwoordigheid plaats had in het gemeentearchief…”, voegde Dobbelaar vervolgens met pen op de linkeronderhoek toe.
Stadsarchivaris Van der Houwen heeft zich het hoofd gebroken over de mogelijke inhoud van de brief. „De envelop biedt niet zo veel aanwijzingen. De termijn voor de opening van de brief is merkwaardig. De periode tussen 1933 en 1997 beslaat 64 jaar. Dat is een raar getal”.
„Bovendien is er in 1933 niets opzienbarends gebeurd in Brielle”, weet Van der Houwen uit onderzoek. „De stad heeft in die tijd wel duidelijk aan betekenis verloren, onder andere door de opening van de Nieuwe Waterweg. Ook het vertrek van het Garnizoen, van Rijkswaterstaat en van de Raad voor de Arbeid maakte de economische situatie in de gemeente niet rooskleuriger. Het lijkt me echter niet erg waarschijnlijk dat de brief daarmee te maken heeft”, zegt de historicus aarzelend.
Puzzelen
Een beetje puzzelen met jaartallen werpt iets meer licht op de mysterieuze brief. Precies 75 jaar voor 1 april 1997 -op 1 april 1922- bracht koningin Wilhelmina een bezoek aan Den Briel. Op grootse wijze vierde de bevolking destijds het feit dat de geuzen het vestingstadje 350 jaar daarvoor innamen en de prinsenvlag voor het eerst op de Catharijnekerk lieten wapperen.
De voltallige koninklijke familie was destijds aanwezig bij het bezoek aan Den Briel. Koningin Wilhelmina, prins Hendrik, prinses Juliana en koningin-moeder Emma waren ’s ochtends om half tien door de mijnenveger ”De Hydrograaf” aan wal gezet om de hele dag allerhande festiviteiten bij te wonen. „Ik vermoed dat de brief van Egter met dit koninklijke bezoek te maken heeft”, zegt Van der Houwen hoopvol.
Naar de inhoud van de brief kan hij slechts gissen. „Uit alle verslagen van die dag blijkt dat het bezoek van de koninklijke familie werkelijk perfect is verlopen. Geen wanklank te horen, alles liep op rolletjes. Het zou natuurlijk prachtig zijn als de brief van Egter een keerzijde van die gebeurtenissen laat zien”.
Foeteren
Stadsarchivaris Van der Houwen weet zich -uit mondelinge overlevering- wel een dergelijk voorval te herinneren. De Koningin zou halverwege de feestelijke dag een keer danig uit haar slof zijn geschoten. „Wilhelmina heeft een bezoek gebracht aan het ”Asiel”, een opvanghuis voor oude en gebrekkige zeelieden. Het halletje van dat Asiel was erg krap. Om naar binnen te kunnen, moest een bezoeker eerst de voordeur achter zich dichttrekken voordat hij door de volgende deur naar binnen ton. Daarbij schijnen harde woorden gevallen te zijn”, heeft Van der Houwen vernomen. „Zó’n krap halletje, dat was toch geen ontvangst voor Hare Majesteit”.
Koningin Wilhelmina was een eigenzinnige vrouw. „Ze piekerde er bijvoorbeeld niet over om tijdens het bezoek met haar voertuig achter de burgemeester aan te rijden”, weet Van der Houwen. „Nee, ze moest en zou de stoet aanvoeren. Zij ging toch niet in de uitlaatgassen van een ander rijden? De burgemeester heeft zich daardoor die dag telkens moeten haasten om de Vorstin weer op te kunnen vangen”. De stadsarchivaris hoopt heimelijk dat Egter daar in zijn verzegelde brief op ingaat. Of op de kwestie van het speciaal voor die dag vervaardigde koninklijke toilet, dat niet één keer is gebruikt…
Vertrouwelijk
Het blijft vooralsnog een raadsel waarom burgemeester Egter zijn brief heeft laten verzegelen en pas 75 jaar later aan de openbaarheid wilde prijsgeven. Van der Houwen houdt het erop dat de brief vertrouwelijke informatie over de koninklijke familie bevat. „Een termijn van 50 of 75 jaar voor het openen van notariële stukken is niet ongebruikelijk’, vertelt de stadsarchivaris in de Provoost, het voormalige gevang voor soldaten.
De burgemeester van Den Briel gaf zijn brief pas in 1933 in bewaring bij het gemeentearchief. Dat was dus elf jaar na het koninklijke ; bezoek. De Brielse stadsarchivaris vermoedt dat Egter van Wissekerke zijn persoonlijke bevindingen op schrift heeft gesteld, maar deze niet heeft willen toevertrouwen aan de toenmalige stadsarchivaris Joh. H. Been.
„Die Johan Been was lid van de commissie voor de organisatie van het feest’, legt Van der Houwen uit. „Het is heel goed mogelijk dat de burgemeester in zijn brief iets heeft geschreven dat hij zijn archivaris niet wilde laten lezen. In 1930 is Been overleden. Drie jaar later, in 1933, is een nieuwe archivaris benoemd. Toen kon Egter zijn envelop met inhoud kwijt’, filosofeert Van der Houwen hardop.
Zakdoek
De stadsarchivaris is razend nieuwsgierig naar de inhoud van het geheime document, hoewel hij er niet wakker van ligt. „’k Ben net vader geworden, daar lig ik. wakker van”, verzucht de kersverse vader. „Toch ben je wel erg met zo’n brief bezig. Ook ’s nachts’, geeft hij toe. „Johan Been, bekend kinderboekenschrijver in die tijd, moest op 1 april 1922 prinses Juliana bezighouden. Het kind vroeg hem honderduit. Ze wilde ook precies weten wat een archief was. Been legde geduldig uit dat als Juliana bijvoorbeeld haar zakdoek zou verloren hebben, hij die zorgvuldig zou bewaren. In een archief. Op een nacht schrok ik plotseling wakker”, vertelt Van der Houwen lachend. „Ik dacht: Er zal toch geen zakdoek in de envelop zitten…”
De datum van 1 april is altijd hachelijk. Van der Houwen ontkent bij hoog en bij laag dat er sprake is van een 1-aprilgrap. „Ik krijg reacties van mensen die zeggen: Tjonge, da’s een goeie. Nee, zeg ik dan: Het is geen grap. Echt niet. Kijk maar. Als ik hun de brief laat zien, zeggen ze: Nee maar, je hebt het echt goed in elkaar gezet… Tja, dan weet ik het ook niet meer”.
De stadsarchivaris wijst erop dat de 1-aprilgrappen in de jaren dertig -zeker bij ouderen- nauwelijks in gebruik waren. Bovendien zou de aristocraat bij uitstek die burgemeester mr. Frederik Jacobus Daniël Cornells Egter van Wissekerke was, er helemaal de man niet naar zijn om zich in te laten met dergelijke grappen en grollen”.
Na 75 jaar geeft de gesloten envelop zijn geheim prijs. De voormalige Brielse burgemeester blijft de gemeenschap in z’n ban houden. Het gemeentearchief van Brielle heeft namelijk nóg een verzegelde brief. Ook van Egter. Die laat nog even op zich wachten: „Niet openen voor 2031”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's