Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paul Marchal: Zin geven aan een zinloze dood

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paul Marchal: Zin geven aan een zinloze dood

„Het wordt me zelfs kwalijk genomen dat ik naar mijn eigen dochter heb gezocht”

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot op het laatste moment geloofde hij onvoorwaardelijk dat dochter An levend zou terugkeren. Het gebeurde niet. Haar lijk werd in een kelder van Dutroux aangetroffen. Zijn manier van verwerking is deuren open schoppen tot hij erbij neervalt. Het wordt hem niet in dank afgenomen. „Waarom moet ik volgens het boekje rouwen? Ik probeer datgene wat zinloos is geweest, zinvol te maken naar de toekomst toe”, verweert hij zich. Na twee uur praten wordt Paul Marchal emotioneel en zwijgt hij.

Hij respecteert de afspraak met zijn echtgenote. Thuis op de Singel beek straat geen pers meer over de vloer. Op de eerste warme lenteavond rijdt hij mee naar een taveerne in hartje Hasselt. Een nog jonge man in jeans en een donkergroene jas. Felle ogen achter ronde brillenglazen; een getrimd baardje.

Paul Marchal is het boegbeeld van de ”VZW An”, voorheen ”VZW An en Befje”. Het enige wat overzichtelijk is in het veld van de hulpverlening rond verdwenen kinderen zijn de VZW’s (verenigingen zonder winstoogmerk), vindt hij. „Inderdaad, de rest is amateuristisch, maar ja, ons Belgen landje loopt al meer dan 150 jaar mank”.

De stichting ”VZW An” zet zich in voor weggelopen jongeren en probeert problemen bij de wortel aan te pakken. Paul Marchal: „Iemand die wegloopt, heeft daar een reden voor. Dus moet je eerst uitvinden waarom, voor je iets gaat doen. Vervolgens wil ik die reden wegnemen. Anders loop je een tweede keer weg. Ik vind dat zo iemand moet worden gezocht. Ze weten vaak niet in welke bizarre toestanden ze kunnen terechtkomen. Ze kunnen een Dutroux tegenkomen, of minder dan een Dutroux, zonder dat ze dat beseffen”.

De ”VZW AN” werkt nauw samen met betrokken ouders en politie. „Als ouders mij niet toestaan naar hun kind te zoeken, dan kan ik dat natuurlijk niet doen. Ik wil niemands privé-leven binnentreden. Tenzij het echt kinderen zijn die zelf geen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Maar alles gebeurt in samenspraak met de politie. Als kinderen worden mishandeld, moet er wat tegen gebeuren. Dan vind ik dat ik wel stappen kan ondernemen”. Inmiddels spoorde de stichting twee vermiste kinderen op. Een derde was terecht vóór het team van Marchal in actie kon komen. De politie in Hasselt vraagt de VZW zelfs mee te werken. „Dat is een stap vooruit”, stelt hij tevreden vast.

„Erg pijn gedaan”

Vanaf de verdwijning van An Marchal en Eefje Lambrecks op 23 augustus 1995 was er onenigheid tussen beide families: meningsverschillen over de te volgfeh strategie en wederzijdse beschuldigingen van tegenwerking van het onderzoek. Dat alles leidde ertoe dat de meisjes op 7 september 1996 niet samen werden begraven en de gezinnen nog steeds in onmin leven.

Vader Lambrecks liet zelfs langs gerechtelijke weg verbieden de naam van Eefje aan de VZW te verbinden. Vader Marchal: „Het heeft me erg pijn gedaan de naam Eefje te moeten wegnemen. Ik durf er zelfs bij te zeggen dat dit óf langs politieke weg óf via omkoping is gebeurd. Dat is een zware beschuldiging die ik hier uit. Meneer Lambrecks had mondeling toegestaan de naam Eefje te gebruiken. Ik had het niet op papier, maar er was een getuige. Die is echter niet gehoord”.

Heftig: „Hoe in vredesnaam zou ik de naam van mijn dochter die is vermoord, misbruikt, als beest behandeld, verbinden aan een VZW waar ik het niet goed mee voor heb? Ik vond An en Eefjei een begrip geworden aan Vlaamse kant, evenals de ”VZW Julie en Melissa” aan Waalse kant. Het was gewoon mijn bedoeling een levend monument te maken voor hen beiden”.

„Van 95 procent had de naam mogen blijven bestaan. En juist die 5 procent kreeg gelijk en dan nog maar met een voorlopige beslissing. Daarop heb ik gezegd: Laat maar, ik ga niet verder. Waarop iemand mij schreef: Ga dan verder onder de ”VZW An”, Eefje denken we er wel bij. En dat is ook zo. Want uiteindelijk heeft Eefje evenveel meegemaakt als An. En ze zijn altijd samen geweest. Ik had ze graag samen zien begraven worden. Dat is een misser geweest met die familie van het begin af aan. Ik ga verder met de andere ouders, omdat ik geloof dat je hand in hand sterk staat”.

„Ik laat vader Lambrecks verder met rust. Maar hij moet niet denken dat ik stop. Men heeft soms kritiek op datgene wat ik doe en dat vind ik erg. Ik doe het voor andere kinderen. Ik wil gewoon het zinloze -want wat met An en Eefje en al die andere kinderen is gebeurd, heeft geen enkele zin- een beetje zinvol maken door, zolang ik leef althans, duidelijk te blijven maken wat er is gebeurd en proberen te voorkomen dat die dingen weer voorkomen. En trachten een betere wereld te maken voor kinderen. Dan krijgt die zinloze dood een beetje zin. Mijn leven is voor het grootste deel gedaan. Maar voor mijn kinderen en ook voor anderen kan ik nog wat doen: zodat ze een mooi leven tegemoet gaan”.

In de gang schieten

Het verhaal van de vader van An vormt een bittere aanklacht tegen het functioneren van politie en justitie in België. „Ten eerste geloofde de politie niet dat dit een ”onrust wek kende” verdwijning was. Hier neemt men altijd dat lange woord ”onrust wekkend” in de mond en daar discussieert men zo lang over. Ik vind dat, als er een verdwijning is, je sowieso in de gang moet schieten en gaan zoeken”.

„Men heeft lang gedacht dat An en Eefje weglopers waren. Meneer Lam brecks heeft dat zelfs bevorderd. An had cadeautjes voor ons gekocht. De politie kan daar getuige van zijn. We hebben een ansichtkaart van haar gehad. Ze heeft zelfs nog gebeld. Al deze dingen wisten we de eerste dag dat we daar aankwamen en die hebben we tegen de politie gezegd. En nog zeiden ze: Die zullen wel terugkomen. Die zijn erop uit. Die liggen bij een of andere jongen in bed. Ondanks dat ze allebei een vaste vriend hadden. Ze hebben het mij zelfs kwalijk genomen dat ik naar mijn eigen dochter heb gezocht”.

Ook de politiek is volgens Paul Marchal ernstig tekortgeschoten. „Het is zelfs zo schandalig: tijdens de Witte Mars hebben wij gevraagd om een onderhoud met de premier. Die meldde ons dat het dossier-Julie en Melissa voor een commissie zou komen. Dat is dus nu de Dutroux-commissie. Ik heb gevraagd: Hoe zit het met het dossier-An en Eefje? Toen kreeg ik als antwoord: Dat is gunstig verlopen. Ik zei: Hoe? Gunstig verlopen? Toen zei hij: De procureur en de procureur-generaal hebben samen een rapport gemaakt en dat blijkt gunstig te zijn”.

„Daarop heb ik gevraagd zelf gehoord te worden voor die commissie om duidelijk te maken dat er wél wat was misgegaan. Ik heb daarop aangedrongen en met de pers gedreigd. Diezelfde week stonden ze mij toe mijn woord te doen en lieten ze mij de keus met open of gesloten deuren. Ik heb gevraagd met open deuren, omdat, als men de verkeerde conclusies zou trekken, iedereen het ook zou weten”. De commissie besloot dat het dossier-An en Eefje alsnog aan de orde moest komen, ondanks het gunstige rapport. „Dat is dan een voldoening voor mij”.

„Ik heb veel vertrouwen in de koning. Destijds heb ik het de koning kwalijk genomen dat hij niets heeft laten weten bij het terugvinden van Julie en Melissa. Ik heb de indruk dat hij niet mocht van regeringswege. Hij heeft het goed gemaakt bij het terugvinden van An en Eefje. Wat hij deed, was een beetje voorbij stappen aan de regering. Maar hij is ook beperkt, hè. Ik denk dat hij op dit ogenblik meer dan zijn verantwoordelijkheid neemt”.

„Ik woon gelukkig in het land van al die mensen die ons steunen. Ik ben niet verlegen om Belg te zijn. Soms ben ik wel verlegen om in België te wonen. Ik bedoel, wij zijn burgers en heel wat burgers hebben getoond hoe waardig ze zijn. Alleen moeten de politie kers nu eens tonen dat ook zij waardig zijn om de hoge pieten uit te hangen. Politie kers doen iets voor de kiezers. Wat hebben ze tot nu toe gedaan?”

„Ik vind bijvoorbeeld dat de verjaring van de wet op misbruik van kinderen dringend moet worden afgeschaft. De grondwet hoeft er zelfs niet voor worden herzien of aangepast. Dat is een wet waarover vandaag of morgen kan worden gestemd, maar ze doen het niet. Dus ze willen het niet. Waarom niet? Omdat er heel wat politie kers vast hangen. Ik heb meldingen van mensen die serieus een band hebben met politie kers, waar dat financieel werd geregeld. Juist daar kom ik tegenop. Als je begint te schoppen, heb je alle pedofiel en tegen, alle politie kers, alle ge frustreerden en dan ook nog alle mensen die jaloers zijn omdat ik nu eenmaal in de belangstelling sta. En er bestaan nogal wat pedofiel en, zo heb ik ondervonden. Ik wist niet dat het er zo veel waren”.

„Nog een zaak die onmiddellijk kan worden gewijzigd, zijn de procedurefouten. We hebben procedurefouten in het leven geroepen om gerechtigheid te doen gelden. Nu zoeken ze naar procedurefouten in deze zaak om ongerechtigheid te doen gelden. Als er een procedurefout is gemaakt, wordt alles overboord gegooid en is het proces nietig. Dat is onvoorstelbaar. Verder zouden er lijsten worden gemaakt van pedofiel en die ooit zijn opgepakt. Dat doet men niet. Waarom niet? Waarom niet?”

Het kwetst hem diep dat politiecommissaris Luc Van Tieghem tegenover de parlementaire enquête commissie verklaarde dat „Marchal informatie had achtergehouden” en de „loop van het onderzoek probeerde te beïnvloeden”. Verontwaardigd: „Ik overweeg daar een klacht tegen in te dienen. Hij moet dat maar eens uitleggen. Dat heeft hij niet gedaan. Anderzijds wil ik de commissie niet hinderen. Als Van Tieghem zegt dat ik het onderzoek heb gehinderd, vraag ik me af: Welke vader zou het onderzoek naar zijn eigen dochter hinderen? En als hij beweert dat ik informatie zou hebben achtergehouden over mijn ontkenning dat An een vriend zou hebben, dan heb ik dat inmiddels weerlegd”.

Hij hoopt dat de resultaten van de parlementaire enquête commissie ertoe leiden dat mensen die hun werk niet of niet fatsoenlijk deden, worden gestraft. „Mijn dochter brengen ze niet meer terug. Mijn vrouw en mijn kinderen zijn voor het leven gestraft. Het kan niet dat mensen die daarvan ook maar iets op hun geweten hebben, vrijuit gaan. Dat kan in mijn ogen niet. Ik ben voor het leven gestraft. Al die mensen hoeven voor mij niet voor het leven te worden gestraft, maar ze moeten op zijn minst een straf krijgen”.

Niet rouwen volgens boekje

Zijn verdriet verwerkt hij op zijn eigen manier. „Ik wil niet volgens het boekje rouwen. Vaak vertellen mensen die dit zelf niet hebben meegemaakt precies hoe je moet rouwen en verwerken. Ik sluit ook niet uit dat ik een serieuze klap krijg. Ik heb aan de dokter gevraagd of ik een speciale therapie nodig heb. Nee, zei hij, je bent bezig aan je eigen therapie. Het wil niet zeggen dat ik niet rouw. Ik huil best thuis. Het schrijven aan mijn boek is ook goed. Er rollen tranen over het papier op het ogenblik. Ik herlees dingen opnieuw. Misschien duurt het zo lang omdat ik meer herlees dan dat ik schrijf en dan opnieuw begin”.

Na de dood van zijn vader -op eerste kerstdag 1995- begon Paul Marchal zijn ervaringen op te schrijven over de zoektocht naar An. „Zo kon ik mijn gevoelens verwerken. Ik wilde dat schrijven ooit aan An geven”. Een uitgever zag er brood in. Wanneer het boek verschijnt, is overigens voor zowel” auteur als de uitgever een vraagteken. „Eerlijk gezegd heb ik er geen tijd voor. Het wordt op z’n vroegst mei. Ik kan niet onder druk schrijven. Ik wil het op mijn gemak doen, maar ik heb het zo vreselijk druk. Gisteravond ben ik om tien uur naar boven gegaan en heb ik op de kamer van An tot twee uur geschreven”.

„Ik ben ook verdrietig. Maar dat verdriet toon ik niet aan de pers. Ik heb gehuild, tijdens die zoektocht. In het begin niet. Toen wilde ik mijn tranen sparen tot er vreugdetranen kwamen. Naderhand zag ik in dat er ook andere tranen zijn. Ik heb momenten gehad waarop ik het heel moeilijk had. Dan liet ik me gaan, maar niet bij de pers en niet bij de mensen. Dat is voor mezelf, voor mijn gezin en mijn vrienden. En die weten dat. Ik doe me hard voor. Ik doe dat bewust. Ik wil geen sensatie. Ik kan hier wat zitten huilen en dan kom ik mals over, maar dat wil ik niet. Is het verwerken wat ik doe? Ik denk het wel”.

Tegen eelt schoppen

„Hoe vaker men schopt, hoe harder ik word. Ik heb een tijd gehad dat ik me snel geraakt voelde, dat ik blauwe plekken en wonden had. Als ze nu schoppen, is het precies alsof ze tegen eelt beginnen te schoppen. Ik denk dan: Schop maar, dat maakt me nog harder, want waar schop je tegen? Dat is een teken dat er wat aan de hand is. Ik doe dingen die gedaan moeten worden”.

„Het zou egoïstisch zijn om de deuren die ik heb opengebroken te laten dichtgaan. Zolang de meerderheid achter me staat, zet ik door. Dat is een beslissing die ik heb genomen, en daar kom ik niet meer op terug. Ik heb dat in de weegschaal gelegd. Ik leg het nu niet meer in de weegschaal. Ik weet wie mijn tegenstanders zijn. Waar we mee bezig zijn, raakt heel veel mensen. Het is als een dominospel: er gaat heel wat liggen, maar we hebben de juiste stenen nog niet geraakt. Ik neem risico’s, maar wat heb ik uiteindelijk te verliezen buiten mijn kinderen en mijn gezin om?”

„Ik word bekritiseerd, via achterwegen afgemat en afgebroken. Dan denk ik: Waarom? Ik wil alleen rechtvaardigheid. Dus moet er veel meer achter zitten. Ik heb doods bedreigingen gehad. Ik onderneem dan onmiddellijk actie. Ik heb alleen schrik van enkele honden en van de hoogte. Voor de rest heb ik voor niemand schrik”.

Verlangend blikt hij terug naar het verleden, toen hij het gras in de tuin maaide of gezellig een maaltijd kookte. Tijd voor zijn hobby’s heeft Paul Marchal niet meer. „Daarom wil ik mijn gezin meer en meer afschermen. Als ik thuiskom, wil ik papa zijn en Paul. Ons thuis moet ons thuis worden. Daar zit een groot gat in en daar moeten we mee leren leven. Allemaal op onze manier”.

„Ik ben maanden niet op de kamer van An geweest. Mijn boek schrijf ik nu op haar kamer. Ook de kamer van An ervaren we allemaal op een andere manier. Ik wil dat die zo blijft zoals die is. Mijn andere dochter ook. Onze jongste wil daar zijn kamer van maken. Mijn vrouw wil er iets gemeenschappelijks van maken. Ik wil dat ook, maar later. Toch beslissen we er samen, spontaan over, als in een familieraad. Dat maakt ons sterk”.

Doorsneegezin 

De familie Marchal is volgens Paul een doorsnee gezin. Zelf is hij onderwijzer in het buitengewoon onderwijs. Zijn vrouw werkt bij een bank. Ondanks het feit dat ze hun oudste dochter moeten missen, spreekt hij nog altijd over vier kinderen. „Een is er niet meer bij, maar we hebben er vier”. „Het is wel veranderd door de gebeurtenissen. We hebben veel steun aan elkaar. Mijn kinderen misschien nog meer aan mijn vrouw dan aan mij. Tijdens de zoektocht heb ik iedere minuut erin gestoken, zodat ik weinig tijd voor de anderen heb gehad of gemaakt. Er zijn momenten dat het moeilijk is, dat we strubbelingen hebben. Ik ga ons gezin niet verheerlijken of idealiseren. Wij hebben ook onze woordenwisselingen, maar die moeten er zijn om vooruit te kunnen”.

80.000 poststukken 

„Mijn vrouw ervaart het anders”, bekent hij eerlijk. „Zij kan de stress die ik meemaak niet aan. Daarom trekt ze zich geregeld terug. Ze zegt dikwijls dat ze niet begrijpt hoe ik dat allemaal zo blijf volhouden. Ze weet echter hoeveel het voor me betekent en keurt het goed wat ik doe. Moest het van haar afhangen, dan hoefde dit niet. Ik ben nu eenmaal meer een vechter, een strijder. Daarom hebben we de afspraak gemaakt dat de pers niet meer thuiskomt en dat de VZW An elders komt. Als ik thuis ben, moet ik thuis zijn”.

De activiteiten naast zijn baan leggen een enorme druk op Paul Marchal. „Mijn werk neemt veel tijd in beslag: van ’s morgens 8 tot ’s avonds 4, en dan ben ik moe. Eigenlijk ben ik dan toe aan even rust. Maar dat gaat niet: faxen zijn binnengekomen, het antwoordapparaat staat vol, de post wacht. Ik krijg 20 è 25 poststukken per dag. Ik ben nog steeds niet door de 80.000 heen die ik al heb gehad”.

De voortgang van het hulp verlenings werk van de ”VZW AN” zet hem tot tobben. „Wij zijn niet gesubsidieerd. Wij hebben voldoende binnen om voor een jaar een pand te huren en bepaalde werkzaamheden te doen door vrijwilligers. En voor elektriciteit, verwarming en water. Iets meer eigenlijk, maar je moet een appeltje voor de dorst hebben; affiches kunnen maken als iemand verdwijnt, een advocaat of een dokter inschakelen. Wij hopen toch nog wat steun te krijgen op het financiële vlak. We hebben lang geen miljoenen. Wij hopen dat de mensen begrijpen waar het voor dient. Er zijn er nog steeds die niet begrijpen wat wij met dat geld doen”.

Juist de Franstaligen zijn erg begaan met de zaak van An en Eefje. Maar dat heeft ook zijn redenen. „Er is wat heibel geweest en er werden wat zaken opgeklopt in verband met vader Lambrecks. Vanaf dat ogenblik beginnen de mensen te kiezen. Aan de Franstalige kant Kiest men voor degene die actie onderneemt. Terwijl in Vlaanderen het ene gedeelte zegt: Laat het maar voor wat het is, terwijl de anderen zeggen: Je moet juist actie ondernemen. Dan krijg je twee kampen. Dat heb je in het Franstalige gedeelte niet. Die staan allemaal achter je. Visitekaartjes en bureaus, gratis gebracht. De Vlamingen verdelen zich. Dat heb je waarschijnlijk in Nederland ook, zo merk ik aan vragen van journalisten”.

Vraag 

„Ik heb altijd geloofd en gehoopt dat An levend zou worden teruggevonden. Maar ik ben stilaan meer rekening gaan houden met het feit dat het anders kon. Wie zou An zijn geweest als zij levend was teruggevonden? Je moet weten dat An twijfelde om haar badpak mee te nemen naar de kust. Zo preuts was ze. En als we dan weten wat er is gebeurd. Uiteindelijk troost ik mezelf met de gedachte dat het maar goed is dat ze slechts een maand heeft geleefd en geen tien maanden”.

Op het terras, waar het donker is geworden, pijnigt hij zichzelf met een prangen de vraag. „Je mag het me niet kwalijk nemen, maar ik vraag me af waar God was op het ogenblik dat onder anderen mijn dochter is meegenomen en ook nog gedurende een maand als beest is behandeld”.

„Ik ben blij dat ik gezocht heb tot en met. Ik heb tenminste gedaan wat ik kon om haar te vinden. Dus ik heb mezelf niks te verwijten. Ik heb mezelf ook nooit verweten dat ik haar heb laten gaan. Het was de eerste keer dat An alleen ging. Mijn vrouw zei, ze wordt achttien en je moet haar eens laten gaan. Ze had gelijk. Ik heb er geen moment spijt van gehad.

Was het niet doorgesproken, dan had ik het me niet vergeven. Het is waar. Eens moet je ze loslaten. Ook mijn andere dochters moet ik eens laten gaan”.

Hij zwijgt abrupt. „Ik voel me emotioneler worden en daar wil ik mezelf voor hoeden”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Paul Marchal: Zin geven aan een zinloze dood

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 april 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's