Geen dogmatiek, wel een handboek
Gereformeerd theoloog moet op eigen benen durven staan
Het is geen complete dogmatiek, maar wel een handboek waarin de meeste thema’s van de dogmatiek successievelijk door een aantal gekwalificeerde scribenten besproken worden. Dat biedt ons het boek ”Gegrond geloof”, een kloek boek. De bladspiegels bevatten doorgaans twee kolommen. Dan kan er in bijna 600 bladzijden heel wat gezegd worden. En er wordt ook inderdaad veel gezegd.
Er kleven aan deze uitgave weliswaar een aantal schoonheidsfoutjes, maar die nemen de waarde ervan niet weg. De opzet is origineel en doeltreffend. Elk van de in totaal zestien hoofdstukken begint met een korte inleiding. Dan volgt een vrij uitvoerig bijbels-theologisch exposé. Wat zegt de Bijbel respectievelijk over de Heilige Schrift, over de schepping, over het verbond, over de kerk enzovoorts. Hierop volgt steeds een kerk- en dogmenhistorische verkenning. Opmerkelijk is dat de kerkvader Tertullianus daarbij nogal eens als uitgangspunt wordt genomen.
En verder komen natuurlijk de bekende reformatoren ter sprake. Soms ook nog Wilhelmus a Brakel. En dan latere of zelfs eigentijdse theologen zoals Karl Earth, Bultimann, Bonhoeffer, Miskotte, Noord- ; mans. Berkhof en Hans Küng. Hiermee is dan het tweede deel afgesloten, waarop een derde volgt met steeds een eigen dogmatisch verhaal van de auteur zelf. Uitgangspunt van de redactie is dat de auteurs aanspreekbaar moeten en willen zijn op het gereformeerde belijden, maar wel ”in rapport met de tijd” - wat nogal rekbaar is.
Scribenten
Ik geef nu even een opsomming van de namen van de scribenten, dan weten we met wie we te doen hebben. Het zijn (zonder titelvermelding): G. van den Brink, H. G. L. Peels, W. Dekker, J. van der Graaf, Chr. Fahner, B. Wentsel, J. Westland, A. Noordegraaf, J. W. Maris, A. de Reuver, W. Verboom, J. Hoek, W. de Greef, W. van ’t Spijker, M. van Campen en H. C. Marchand.
De grote hoeveelheid scribenten -voor elk hoofdstuk één, dus zestien in totaal- laat als vanzelfsprekend nogal wat onderlinge verscheidenheid toe. De een is meer thuis op het terrein van de exegese van de Schrift en een ander op het terrein van de dogmengeschiedenis. Maar er zijn ook andere, ingrijpende verschillen. Dat is het nadeel van een bundel als deze. We krijgen niet te maken met het werk van één bepaalde theoloog die zijn conceptie laat doorwerken in alle loei (hoofdstukken) van de dogmatiek. Nu moet men steeds weer vragen: Wat is de mening van de een en wat is de mening van de ander? Staande op de basis van Schrift en belijdenis voelt men zich bij de een heel wat beter thuis dan bij de ander. Zo vergaat het mij althans.
Instemming
Maar ik begin met op te merken dat er in dit boek heel goede en mooie stukken staan waarmee ik gaarne mijn instemming betuig. Om niet iemand onder de auteurs bij anderen ten achter te stellen, veroorloof ik mij geen stukken waar ik veel waardering voor heb met de vinger aan te wijzen of in dit verband namen te nomen.
Evenwel, over het algemeen gesproken kan ik het citeren, niet zelden in positieve zin, van diverse moderne theologen als Barth, Miskotte en Bonhoeffer niet erg waarderen. Het is ook niet nodig. Gereformeerde theologen hebben genoeg eigen geestelijke vaders, zij moeten ook op eigen benen durven staan. Hier en daar zie ik dat de weelde van de moderniteit een bepaalde scribent te sterk is geworden en dat hij wankelt.
Zo heb ik nogal wat bezwaren bij het laatste hoofdstuk van het boek, dat als onderwerp de eschatologie (leer van de laatste dingen) heeft. De schrijver drs. H. C. Marchand ziet de ”verlossing” liggen in het verlengde van de ”schepping” en schuift die twee in elkaar. Het idee is modem en heeft heel wat consequenties. Er valt een eenzijdig accent op het koningschap van Christus en de verlossing van heel de kosmos. Het hogepriesterlijk ambt van Christus en de verzoening met God worden wel niet ontkend, maar verdwijnen naar de achtergrond en lijken secundair te worden.
Erfgenaam
Met deze kritiek bedoelen we allerminst te zeggen dat Christus geen Koning zou zijn en dat niet heel de schepping zal worden verlost. Maar waf het eerste is moet het eerste blijven. Wat heb ik aan de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, als ik niet door Christus’ offer aan het kruis met God verzoend ben en daardoor een erfgenaam geworden ben van al Gods beloften? De verzoening met God is het hart van de prediking en van daaruit gaan we dan spreken over de verlossing.
Marchand heeft nogal wat kritiek op de ”traditie”, hij spreekt over een „versmalling in de gemeente”. Men zou zich in de gemeente te veel concentreren op het ”eeuwige leven”, het zielsbehoud. Ik zou willen zeggen: Was dat maar waar! En in ieder geval spreekt onze belijdenis (artikel 37) bepaald niet de taal van wat Marchand noemt een „verengde toekomstverwachting”. Wél is zij zeer sober in wat ze belijdt aangaande de grote toekomst. Er wordt tegenwoordig te veel ’ingevuld’.
Israël
Overigens, Marchand is niet de enige wie deze kritiek geldt. Het wordt ook krachtig bevorderd door het moderne Israëldenken.
Dat brengt mij tot het volgende. Hier en daar wordt in dit boek de hulp ingeroepen van Wilhelmus è Brakel. Hij zou als kroongetuige kunnen optreden voor de huidige, bij velen gangbare visie, dat Israël een blijvende plaats heeft in Gods heilsplan. Maar wat zegt Brakel? Hij verwacht een massale bekering der joden in het laatste der dagen, maar: binnen het kader van een nieuwe bloeitijd van de ”kerk”. A Brakel dacht kerkelijk, ook als hij sprak over de toekomst.
Dat brengt mij tot mijn laatste opmerking. Waarom is dit boek ontstaan? In de Inleiding zegt de redactie dat zij een ontdekking heeft gedaan. Natuurlijk niet de redactieleden alléén, maar zij toch ook. Ik lees dat zij de auteurs heeft gevraagd zich rekenschap te geven van recente ontwikkelingen in theologie, kerk en maatschappij. Ik citeer nu: „Wij dachten daarbij met name aan de recente ontdekking van de blijvende plaats van Israël in Gods heilsplan en daarom ook in de christelijke geloofsleer” (blz. 9).
Recent
Veelzeggend is het woord „ontdekking” en dan nog wel „recente”. Daarmee is toegegeven dat de Israëlvisie van de redactie nieuw is. Waarvan akte! Maar dan kan men zich dus ook niet beroepen op vader Brakel en andere ”oude schrijvers”, want die leefden al 300 of 400 jaar geleden.
Ik vrees dat ik in dit opzicht tegen dovemansoren spreek, maar toch zou ik de broeders willen vragen: Bedenk eens wat het is iets ”nieuws” in te voegen in de oude gereformeerde geloofsleer. Heb u ook overwogen dat daarmee heel die oude gereformeerde geloofsleer ontwricht kan worden? Ik heb daar zorg over. Een nieuwe lap op een oud kleed kan op den duur het oude kleed doen scheuren. En dat is een van de ergste dingen die ons als gereformeerde belijders kan overkomen.
N.a.v. ”Gegrond geloof; Kernpunten uit de geloofsleer. In bijbels, bistoriscb en beladend perspectief”, onder redactie van dr. G. van den Brink, drs. M. van Campen en dr. ir. J. van der Graaf; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 1996; ISBN 90 239 0832 S; 601 blz., ƒ 89,-.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 31 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1997
Reformatorisch Dagblad | 31 Pagina's