Nonnetjes delen tandpasta uit
Hulp en liefde, maar ook gebrek en verdriet bij weeskinderen
Wie dezer dagen vanaf het bankje boven in het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem over de Rijn uitkijkt, kan niet om de plakletters op de ruit heen. „God is een vader der wezen”, staat er. Maar ook: „Zij regelen van alles, maar het is ons leven” en „We weten geen raad met jeugdcriminaliteit”. Teksten die de expositie ”Wezen en boefjes” in het Arnhemse museum begeleiden.
Via een gereconstrueerd poortje loopt de bezoeker de groots opgezette tentoonstelling binnen. Onder het wapen van het ”stads kinder huys” lees je:
„De armen in nood wild hulp en liefde toonen bedenkt ons klijn en groot die hier te saamen woonen
Hulp en liefde werd er aan kinderen zonder ouders betoond, zo blijkt uit de vele foto’s, videobanden en teksten op de expositie. Gebrek en verdriet voerden door de eeuwen heen echter toch wel vaak de boventoon. Zo heel verwonderlijk is dat niet, als je jonge leventje begint met een vodje papier waarop staat: „Dit kint hiet Willem”, „Cornelijs Jansen is synen naem” of „Dit kint is ghenaemt Jan Baeyanz van Brouwershaven”.
Zo werden ze gevonden, de weesjes uit het donkergrijs verleden. Voorzien van vondelingenbriefje en -pakketje. Gelegen op de harde keien van een donkere steeg of in het natte gras aan de rand van een 17e-eeuwse stad. Een enkel pakketje van ruwkatoenen kleertjes en een enkel briefje overleefde de eeuwen en ligt nu achter het glas in Arnhem. „Verzoeke dit kind Luthers te laten dopen met den naam van Gerrit” staat er op een voorbeeld van een recenter datum, namelijk „den 18 July 1828”. Was Gerrit een jooa? De ster die op zijn vondelingenbriefje is getekend, doet je dat vermoeden. De expositie geeft geen uitsluitsel.
”Jaapje”
Het Aalmoezeniersweeshuis in Amsterdam nam de kleine mensen die op deze manier hun bestaan begonnen op. In 1660 was het tehuis gesticht om achthonderd vondelingen en verlaten kinderen onderdak te geven. Schrijnend genoeg huisden er 23 jaar later al dertienhonderd en nóg een kleine twintig jaar later maar liefst 4300 kindertjes.
Opvallend is overigens het grote aantal schilderijen en penningen van stichters, ‘vaders’, ‘moeders’ en regenten van weeshuizen. Zijn het welverdiende blijken van dank en eer of ontstonden ze doorgaans uit een stukje eigen roem? Uit het schilderij dat Jacobus van Looy-inderdaad, de schrijver ”Jaapje”, een boek over een weesjongen- in 1887 van het ziekelijke weesmeisje Else maakte, is een van de weinige portretten die van de weeshuisbewoners zijn gemaakt. ”God is liefde” staat er op het boek dat het magere meisje in handen heeft.
Verschillende videobanden met beelden van rond de oorlog brengen het wecshuisleven nog dichterbij. „Ik word hier niet vrolijker van”, zegt een bezoeker die zelf op zijn veertiende zijn vader en moeder verloor. Hij wijst op de jongetjes in kniebroek die over het scherm snellen. „Zij woonden in het katholieke jongensweeshuis in Amsterdam. Ik zat tot m’n 21e in het internaat aan de overkant, omdat ik al te oud was voor het weeshuis. Ach, als je hier sommige barre toestanden van vroeger ziet, hadden wij het best. De leiding probeerde echt wel er iets van te maken, maar leuk was het niet”. Op het beeldscherm staan ondertussen de nonnetjes likken tandpasta aan hun pupillen uit te delen.
Heldring
Een bekende in de wereld van de wezen is ds. Otto Gerhard Heldring geweest, die vanuit zijn geloofsopvatting de boodschap van het Evangelie metterdaad wilde uitdragen door kinderen op te vangen. Hij maakte naam als predikant-directeur van inrichtingen in Hoenderloo en Zetten en een borstbeeld van hem staat nu in Arnhem. Ook zijn opvolger ds. H. Pierson is er te zien.
Overigens waren er al aan het eind van de vorige eeuw mensen die concludeerden dat het voor kinderen veel prettiger en gezonder was hun jonge jaren in een gezin door te brengen dan in grote eet- en slaapzalen. Zij richtten de Maatschappij tot Opvoedingvan Wezen in het Huisgezin op. Doelstelling was: kinderen in doorgangstehuizen opvangen en hen daarna in pleeggezinnen plaatsen. Aangezien die pleeggezinnen niet voor het oprapen bleken te liggen, viel men toch weer terug op tehuizen. Wel poogden de leiders die zo kleinschalig mogelijk te houden. Uit dat soort huizen komen de vele zwartwitfoto’s in Arnhem, waarop taferelen zijn te zien van groepjes kinderen rond de tafel onder de grote lamp, jongelui zingend rond het orgel en leidsters die ‘hun’ kroost komen instoppen.
Het tekort aan pleeggezinnen bestaat nog altijd. Het aantal weeskinderen mag dan gelukkig aanzienlijk kleiner zijn dan enkele eeuwen geleden, kinderen zonder vader en moeder zijn er nog steeds. Vandaar dat de opstellers van de expositie ook voor aanplakbiljetten van vandaag de dag een plekje hebben ingeruimd: „Geef geen geld, geef een thuis. Help een kind, word pleegouder”.
De expositie ”Wezen en boefjes” loopt tot 4 mei in het Museum voor Moderne Kunsten in Arnhem. Dagelijks geopend van 10.00 tot 17. 00 uur. Volgende week verschijnt onder de gelijknamige titel bij uitgeverij Verloren in Hilversum een boek over dit onderwerp.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's