Vroege geschiedenis van kop van West-Brabant ontsloten
Studie geeft inzicht in methode historisch onderzoek
ZUTPHEN - Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde. Het lijkt een puzzelopgave, maar het is de aanduiding van grofweg- de kop van West-Brabant met een schilletje België, Zeeland en Zuid-Holland. Eigenlijk mogen we nooit meer „grofweg” zeggen als het over dit gebied gaat, want dr. K. A. H. W. Leenders heeft de ontginnings-en nederzettingsgeschiedenis van het Maas- Schelde-Demergebied minutieus beschreven. Althans, voor de jaren 400 tot 1350. Door de aanpak is het tevens een cursusmethode historisch onderzoek geworden.
Leenders was in die contreien geen onbekende. Eerder heeft hij over de veenexploitatie in dat gebied geschreven. Het viel hem toen op dat deze streek tussen ongeveer 1245 en 1335 een snelle ontwikkeling van bewoning en dorpsvorming heeft doorgemaakt.
De rest van de geschiedenis van deze streek was weinig bekend. Hoe is dit na de Romeinen leeggeraakte gebied weer in bezit genomen en door wie? Hoe ontwikkelde het zich tot betrekkelijk dichtbevolkt land? Wie woonden er en wie hadden het er voor het zeggen? Deze en dergelijke vragen beantwoordt Leenders in dit boek.
Het gebied
Waar de Maas en de Schelde liggen is nog op te zoeken, zij het dat het hier wel over de loop in de Middeleeuwen gaat. De Striene is een niet meer bestaande zijtak van de Schelde die in het Hellegat uitmondde. In de omgeving van Strijen herinneren er nog namen aan. De Demer is het gebied in het oosten van deze streek dat gekenmerkt wordt als een natte, zanderige streek, doorsneden met beekjes.
Leenders volgt vijf onderzoeksporen om zo veel mogelijk raadsels op te lossen. Hij benut de archeologische (oudheidkundige) gegevens, zoals oorkonden, rekeningen, registers en -geldend voor na 1500- kaarten. Verder maakt hij uitvoerig studie van de naamkunde binnen het gebied. Als derde spoor zoekt hij uit waar allodia (erfvrije, vervreemdbare goederen) lagen en van wie ze waren. Het vierde spoor is dat van de parochies en hun onderlinge verwevenheid. Ten slotte houdt hij zich bezig met de bezittingen van de grote heren.
Indeling
Om in dat alles enige structuur aan te brengen en omdat elk van de vijf sporen voor een bepaalde periode kenmerkend genoemd kan worden, komt de auteur tot een indeling van vijf periodes. De eerste is de periode van de na-Romeinse leegte van 400-550. Voor die periode was hij op de archeologie aangewezen. Daarna volgt de pioniersperiode. Daar waar mensen komen, geven zij namen. De naamkunde is daarom het ‘leitmotiv’ voor de bestudering van de tijd tussen 550-1000.
De pionierperiode liep over in een (eerste) periode van uitbouw. Die werd bestudeerd aan de hand van de allodia. De tweede uitbouwperiode werd nagegaan door de parochies te bestuderen (1150-1245) en de dan volgende explosieve ontwikkeling van het gebied tussen 1245 en 1350 is nagegaan aan de hand van de grote bezitscomplexen.
Onderzoeksmethoden
Aan dit alles gaat een inleidend blok vooraf waarin een beschrijving van de streek wordt gegeven aan het eind van de bestudeerde periode, dus rond 1350. Zowel de staatkundige als de landschappelijke structuur wordt minutieus geanalyseerd. Als we dat allemaal weten, zijn we klaar om de al genoemde post-Romeinse leegte te verkennen.
Al de vijf gehanteerde onder- zoeksmethoden worden eerst geïntroduceerd. Op deze wijze kan de lezer heel wat leren over de methode van historisch onderzoek.
We hebben hier te doen met een gedegen studie. De vakpers zal een wetenschappelijk oordeel weten te vellen. Voor een breder publiek geldt; je moet zeer geïnteresseerd zijn in het gebied of in geschiedenisstudie, liefst in beide. In dat geval is dit een boek dat bij stukjes een beetjes kan worden geconsumeerd en herkauwd. Om de beeldspraak vol te houden: het zal dan zeker goed bekomen.
N.a.v. ”Van Turnhoutervoorde tot Strienemonde”, door K. A. H. W. Leenders; uitg. Walburgpers, Zutphen (mede mogelijk gemaakt door: Bredaas museum, Gemeente Alphen en Riel, Gemeente Thoien, Waterschap de Groote Waard en Gemeente Rucphen), 1996; ISBN 90 6011 970 3; 662 pag.; ƒ 69,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's