Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Acht jaar cel onder sjah minder erg”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Acht jaar cel onder sjah minder erg”

Open brief gevangen Iraanse schrijver Sarkuhi ontmaskert fokermethodes Teheran

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

NEW YORK - „Arrestatie wacht mij andermaal of een ongeluk waarbij ik word vermoord. Mijn dood zal zelfmoord heten. Marteling, gevangenschap en dood resten mij”. Een fragment uit de open brief van de Iraanse auteur Faraj Sarkuhi, opgesteld kort voor zijn vierde arrestatie binnen vijf maanden op 27 januari 1997. Zijn kwellingen tonen het ware gezicht van de leidslieden (mollahs) van de Islamitische Republiek Iran.

Het getuigenis van Sarkuhi is in een yerkorte versie afgedrukt in het jongste nummer van The New York Review of Books (verschijningsdatum 10 april). Professor Shaul Bakhash, een historicus die de machtsaanspraken van wijlen ayatollah Khomeini en diens metgezellen van meetaf aan onderkende, plaatst het document in actueel politiek kader.

Waarom heeft Teherans veiligheidsdienst het eigenlijk op deze schrijver voorzien? Daarvoor zijn meerdere motieven aan te voeren. Ten eerste was het de Iraanse gezagsdragers een doom in het oog dat Sarkuhi en andere moedige inheemse intellectuelen vrijheid van meningsuiting verlangden én nastreefden. In de tweede plaats had het mollahregime een ‘Duitse spion’ nodig. Hét middel om de beschuldigende justitiële vingers uit Berlijn (het lopende zogenoemde Mykonos-proces over de moord op vier Iraanse Koerden in 1992) naar Irans hoogste staatsvertegenwoordigers te neutraliseren, ja om te keren naar Duitse boezem.

Na enkele eerdere hoogst onaangename ervaringen met ’s lands geheime apparaat ‘verdween’ Sarkuhi op 3 november 1996. Het slachtoffer bevond zich op die datum op de luchthaven van de Iraanse hoofdstad. Reisdoel van de literator was de Bondsrepubliek, het toevluchtsoord van zijn vrouw en twee kinderen.

De Iraanse autoriteiten hielden bij hoog en laag vol dat Sarkuhi op het vliegtuig was gestapt. De Duitsers ontkenden evenwel zijn aankomst. En zie daar, op 20 december dook een duidelijk angstige Sarkuhi weer op. Locatie? De luchthaven van Teheran. Doel? Een speciale persconferentie. Bij die gelegenheid deelde de ‘spoorloze’ mee wel degelijk op Duitse bodem te hebben vertoefd in de tussentijd. Nee, hij had zijn vrouw niet ontmoet en was via Toerkmenistan weer teruggekeerd. Officiële Iraanse ‘secondanten’ gaven dit dubieuze relaas een schijn van geloofwaardigdheid door een Duits stempel in Sarkuhi’s paspoort te presenteren.

Andere paspoortfoto

De waarheid? Die onthult de haastig geschreven open brief van de ‘reiziger’. Commentaar van Shaul Bakhash op dit beklemmende egodocument: „Het laat zien dat de vormen van fysieke en psychische terreur die in Stalins USSR gemeengoed waren, vandaag de dag in Iran worden gepraktiseerd”.

Wat gebeurde er op die bewuste 3 november 1996 werkelijk met Sarkuhi? „Ik werd gearresteerd op de luchthaven Mehrabad. Ze blinddoekten mij en reden me per auto naar een van de geheime gevangenissen van het ministerie van informatie. Daar verbleef ik tot 20 december (de dag van zijn opzienbarende nep-persconferentie, red.)”.

Door de verhoren en de onderlinge gesprekken van zijn folteraars ging het Sarkuhi dagen. „Ze hadden de foto op mijn paspoort verwisseld voor die van een andere persoon. Deze man kreeg mijn buitenlandse geld, winkelde wat op de luchthaven van Teheran en vertrok vervolgens naar Hamburg op mijn paspoort en onder mijn naam. Vandaar ook die stempel uit Hamburg”.

De ontvoerders lieten Sarkuhi niet lang in het ongewisse over hun precieze bedoelingen: „Je blijft hier een tijdje alleen opgesloten. Officieel ben je uit Iran vertrokken en in Duitsland aangekomen. Na de verhoren, interviews en andere naspeuringen zullen we je doden en op een geheime plaats begraven. Of misschien dumpen we je lichaam wel in Duitsland”.

Een paar dagen verstreken. Toen draaiden „ze” voor Sarkuhi een opgenomen telefoongesprek tussen „mijn broer Esmail en mijn vrouw Farideh” af „Esmail vertelde dat de luchthaven Mehradbad officieel bevestigde dat ik Iran had verlaten. Ze lieten mij dat gesprek horen om me ervan te doordringen dat het hun ernst was”.

En passant voerden de kwelgeesten de druk op. „Niemand kan mijn emotionele en psychologische toestand navoelen. De was immers ter dood veroordeeld. Ik had geen hoop. De was geen officiële gevangene. De was zonder enig spoor ‘verdwenen’. (…) Mijn dood leek aanstaande. Martelingen, pijn. De voelde me levend begraven. De lichamelijke en psychische druk verbrijzelde, vernietigde me”.

Vijf minuten

Sarkuhi’s beulen goten de verhoren in video-opnamen van voorgekauwde ‘interviews’. Pure leugens, verzinsels. De ‘interviews’ gingen hoofdzakelijk over „spionage”.

„Ze lieten me ‘bekennen’ dat ik voor Manville, de Franse culturele attaché, en Gust, zijn Duitse collega, tegen betaling had gespioneerd. Ze lieten me ‘bekennen’ dat de Duitse regering geld aan mijn echtgenote gaf in Duitsland, dat Manville en Gust mij en ons literaire blad Adineh ideologische instructies verstrekten. Zij verzonnen die leugens en dwongen me die uit te spreken”.

Acteerde Sarkuhi niet geloofwaardig genoeg, dan daalden vuisten op hem neer. „Ze herhaalden die interviews diverse keren. En elke keer zeiden ze me dat ik om vergeving, clementie moest smeken”.

De vuigheid van de Iraanse staatsveiligheidsdienst manifesteerde zich nog op een andere, zeer krenkende wijze: „Toen dwongen ze mij te zeggen dat ik seksuele relaties had onderhouden met verscheidene vrouwen. In werkelijkheid had ik sommigen van deze vrouwen zelfs nog nooit ontmoet. Daarop moest ik soortgelijke verhalen opdissen over andere schrijvers”.

Na deze verschrikkelijke ervaringen wilde Sarkuhi voor alles rekenschap afleggen. Tussen twee arrestaties in… „Je leunt je afvragen waarom ik aan zo’n vernedering toegaf, waarom ik aan hun eisen voldeed. De wens mijn daden niet te rechtvaardigen, maar na elk interview voelde ik me een beetje dichter bij de dood. De fysieke en psychische pressie was verpletterend”.

In zijn open brief, een kortstondig moment van vrijheid dankzij zijn coöperatie met die absurde persconferentie, blikt Sarkudi terug op een eerdere gevangenschap: „Ik bracht acht jaar door in de gevangenissen van de sjah. Tijdens diens regime werd ik verschillende malen opgepakt en gedetineerd. Maar al die acht jaren samen zijn niet te vergelijken qua pijn en smart met slechts vijf minuten van de voorbije 47 dagen”.

Wegens illegale grensoverschrijding -de officiële Iraanse aanklacht- zit Faraj Sarkuhi tot op vandaag vast. Versie van Shaul Bakhash met dezelfde treurige uitkomst: „Sarkuhi’s vrienden beweren dat hij is gearresteerd toen hij persoonlijk rapport uitbracht aan het ministerie van informatie. Een wekelijkse verplichting”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

„Acht jaar cel onder sjah minder erg”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's