Opgemerkt
Huntington
Daar de geschriften van W. Huntington mij lief zijn, reageer ik op de boekbespreking in het RD van 15 maart. Vele goede dingen worden er over Huntington gezegd. Maar ik ben het niet geheel eens met de recensent. In sommige punten komt dit tot uiting.
1. W. Huntington zou te kritisch zijn tegenover de bestaande kerken.
2. Hij zou wellicht een zeker minderwaardigheidsgevoel hebben.
3. Hij zou een man zijn die weinig oog had voor verscheidenheid aan opvattingen
4. en die wat weinig kritisch tegenover zichzelf stond. Wie zelf de geschriften leest, komt tot hele andere gedachten.
W. Huntington wist heel goed wie hij was als mens, juist na ontvangen genade met al zijn gebreken. Door zijn prediking en geschriften werd Gods volk gesticht en vertroost.
Voor vele bekommerde zielen is hij het middel tot vertroosting geweest en zijn ze uitgered. Daarvoor waren ze onder het gehoor van predikanten geweest die deze zielen niet konden onderwijzen.
Als het over de, nodiging gaat, kan ds. P. de Vries hem niet volgen, maar geeft wel zijn eigen mening weer. Ook wordt kritiek van Philpot genoemd op bladzijde 173. Deze uitspraak in het boek van L. J. van Valen komt vreemd over als we lezen wat Philpot op bladzijde 97, 103 en 256 nog zegt over Huntington!
In het boek ”Der Pelgrims metgezel” van Saarberg wordt Huntington op bladzijde 227 de grootste geleerde genoemd sinds de tijd der apostelen.
Daarin zegt Philpot op bladzijde 386: „Van geen schrijvers heb ik zoveel lering en stichting gehad als van dr. J. Owen en W. Huntington” (zie ook bladzijde 213 en 275).
J. Rijneveld
Elshoutstraat 20
2957 KK Nieuw-Lekkerland
Waarheidsvinding
Welke criteria hanteert de RD hoofd redactie bij het plaatsen van bepaalde stukken? Hoe gaat de hoofdredactie om met ”waarheidsvinding”? Waar heb ik het over? Ik heb me zeer gestoord aan een stuk in het RD van 18 maart jongstleden over het RPFcongres van zaterdag 15 maart in de rubriek ”Parlementvaria”. De RD journalist stelt na een beschouwing over het imago van RPF-politiek leider Van Dijke: „Vinden zelfs RPF’ers dat hun leider te veel de uitstraling heeft van een snelle jongen, die niet gespeend is van een tikkeltje ijdelheid? Niemand durft het hardop te zeggen, maar onderhuids broeit lichte irritatie”.
Ik ben al 21 jaar lid van de RPF en ken heel veel RPF’ers. Ik heb er op het afgelopen congres ook weer velen gesproken. Ik herken helemaal niets in deze woorden van de journalist.
Maar het steekt nog dieper. Uit vraag en antwoord 112 van de Heidelbergse Catechismus wordt duidelijk dat wij ons verre hebben te houden van achterklap en dat wij niemand lichtelijk en onverhoord dienen te oordelen of te helpen oordelen. Ik verzoek de hoofd redactie in het licht van die vraag en dat antwoord zich te bezinnen op de vraag of met name de laatste zin uit voornoemd artikel daarmee niet ten minste op gespannen voet staat. Graag verneem ik de uitkomst van die bezinning over waarheid en waarheidsvinding.
drs. P. van Dalen
Muntslag 58
3991WV Houten
Afscheid (slot)
Naar aanleiding van het artikel van 8 maart over het afscheid van ds. Kort en de reacties daarop van 17 maart jongstleden, zou ik graag één korte opmerking willen maken.
Of we nu (nog) predikant zijn in de Nederlandse Hervormde Kerk ofwel een gemeentelid daarvan, of we nu niet (meer) mee kunnen gaan met deze kerk ofwel te menen er niet uit weg te mogen gaan, bedenk dit: „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” (Matthéüs 7:1). Want, wanneer we iemand die in Hem gelooft, hoe klein hij ook is, ergeren, „het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen en dat hij verzonken ware in de diepte der zee” (Matthéüs 18:6).
Wanneer we nu eens deze woorden van Christus altijd voor de ogen houden, weet ik zeker dat er binnen de gereformeerde gezindte heel wat minder gezegd en/of geschreven zou worden!
W. Meyer
Jan Steenlaan 59-1
3904XNVeenendaal
Jeruzalem (II)
Naar aanleiding van het ingezonden stukje over Jeruzalem door P. F. v.d. M. in het RD van 17 maart het volgende: Er behoeft helemaal niet over Jeruzalem onderhandeld te worden. Door de Palestijnen niet en de VN niet en zeker niet door Europa. Maar de wereld zal het wel doen, omdat Jeruzalem de stad van de Grote Koning is en God zegt in Zacharia 12:2 „Zie, Ik maak Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond”. „Te dien dage zal Ik Jeruzalem stellen tot een lastige steen, allen volken rondom; allen die zich daarmede beladen zullen gewisselijk doorsneden worden” en verder in vers 6 „en Jeruzalem zal nog blijven in hare plaats te Jeruzalem”.
Dat er een tijdelijke verharding over Israël gekomen is, wil niet zeggen dat God Zijn volk verstoten heeft.
In Romeinen 11:1 lezen we: „Ik zeg dan; heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre” en verder in vers 2 „God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft”.
Dat we Jeruzalem moeten zoeken in Nederland gaat ons te ver. In Zacharia 14:4 staat: „En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden”.
Hier wordt de plaats van Jeruzalem duidelijk aangegeven; namelijk de Olijfberg ten oosten. Dan zou de Olijfberg ook naar Nederland verplaatst moeten worden (ten oosten van Rotterdam?).
Het verhaal van koning Bulan komt in de Bijbel niet voor en is dus geen heilsgeschiedenis.
J. Schelling
Conradpark 3
2441AE Nieuwveen
Jeruzalem (III)
P. F. v.d. Meer vroeg in het RD van 17 maart om een antwoord. De Heere zou Zich een „nieuw Jeruzalem” hebben gevestigd in Nederland. Jeremia 3:12-18 leert echter dat Israël niet alleen tot bekering wordt geroepen, maar ook door God uit het Noorderland gehaald wordt, volgens vers 18. Dan zal de kudde legeren op een goede weide, op de bergen van... Israël (Ezechiël 34:11-15)! In die tijd zal het huis van Juda (de joden) gaan tot het huis van Israël (de verloren tien stammen). Volgens Hosea 1:11 gaan ze dan niet in, maar uit het land van het noorden. Dit gegeven ontzenuwt heel de theorie van Van der Meer.
De ballingschap moest er vanwege de zonden wel komen, maar de Heere houdt Zijn verbond. Zijn Geest blijft bij Zijn Efraïm in het Noorderland, Zacharia 6:8-9; daar in het Noorderland rust Hij van de twist met Zijn volk. Ook Jesaja 33 leert ons dat de Heere Israël zal verlossen van de vijand en Jeruzalem tot een heerlijke woning maken. Het oordeel over de vijanden zal als een rivier rondom de stad zijn, een rivier waarop geen schip ooit zal kunnen varen. Dus wat Van der Meer schrijft over „waar vele schepen varen…” is in regelrechte tegenspraak met de tekst.
Het oude land Israël afgedaan? Waarom spreekt Jesaja 14:12 dan over het land des Heeren? Waarom heeft de Heere het dan in vers 25 over Mijn land en Mijn bergen en in Jeremia 16:18 over Mijn land en Mijn erfenis; het sieraad van alle landen, Ezechiël 20:15 aan Jakob gegeven, 28:3? Ezechiël 16 zegt niet dat Jeruzalem afgedaan heeft en besluit dan ook met de verzoening, dit naar Deuteronomium 32:43: „Hij zal verzoenen Zijn land en Zijn volk”.
Inderdaad profeteerde Jeremia 26 de totale verwoesting van Jeruzalem vanwege de zonden, maar Jesaja 2:2 zegt dat de berg van het huis des Heeren (tempelberg) zal vastgesteld zijn op de top der bergen. Jeruzalem zal nog blijven in haar plaats te Jeruzalem, Zacharia 12:6, en de Heere zal Koning zijn op de berg Sion, Micha 4. Ja tot de Schaapstoren, tot Ofel der dochter Sions zal komen de vorige heerschappij, het koninkrijk der dochter Jeruzalems.
Dat het oude Jeruzalem de stad van Israels God is, bewijst ook de strijd die nu om haar gestreden wordt. We zien de oude profetieën in vervulling gaan en wee degene die zich daartegen stelt. Haman is gevallen op het moment dat het lot van de joden bezegeld scheen.
F. v.d. Velden
Rumelaarseweg 21
391 PA Woudenberg
Opwekkingslied
Jammer dat op de manier van het daarover gepubliceerde Accentartikel de lofprijzing uit elkaar gerafeld wordt. Wanneer houden wij nu eens op om alles te beredeneren en te bekritiseren als het over geloofszaken gaat?
De Bijbel is Gods Woord. Helder en klaar staat daarin de weg tot God beschreven. Genoeg tot zaligheid! Wat eist God van ons? Gij zult liefhebben de Heere God, met geheel uw hart en geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit zijn geen tegenpolen, maar is een eenheid in de mens.
Het geloof is een gave, geen verstandswerk. Een opdracht die, als wij ons gehoorzaam tot God richten. Hij ons Zelf schenkt!
Dat geloof mogen we dan met ons hart aannemen, de liefde van God ervaren en gevoelen en dat alles uit zich! in de lofprijzing. Afzien van onszelf, onze zonden, ellende en beredeneren en ons opheffen tot God. Hem loven, eren en prijzen. Het gaat om Hem! Daarvoor is de bundel ”Opwekkingsliederen”
Het woord ”Halleluja” komt nota bene uit de psalmen en is door onze kerken behouden, dienende om elkaar op te wekken tot Gods lof in de heilige vergaderingen (aldus de Statenvertaling!).
N. Moolenaar-Walhout
Halvemaanstraat 45
4356 BN Oostkapelle
Watchman Nee
In uw blad van 8 maart las ik de reactie van L. M. P. Scholten op de ”Enquête Plaatsbepaling Depositum Custodi”. Dit heeft op zijn zachtst gezegd mij zeer verbaasd.
Vooral de uitdrukking die betrekking heeft op onder andere Watchman Nee, waar hij zegt: Ik veracht ze niet, ik veroordeel ze niet, ik hoef ze niet. God heeft ons andere mensen geschonken. Is dit niet erg hoogmoedig om zulke uitdrukkingen te gebruiken ten opzichte van één die groot vertrouwen had in God. Die niet steunde op anderen maar steeds alles deed in afhankelijkheid van Hem. Die juist ter wille van het geloof in de gevangenis terechtkwam.
Watchman Nee was een man die God gegeven heeft tot opbouwing van het lichaam van Christus en niet van een bepaalde richting die door mensen gemaakt, is Efeze 4:11-13.
Gods Woord is het enige richtsnoer dat we hebben gekregen en staat ver boven kanttekeningen en belijdenisgeschriften die altijd uitgaan van een bepaald denkpatroon en wat mensenwerk is, hoe goed ook bedoeld.
A. H. Pruis
Vooronder 53
8081NM Elburg
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's