Vrouwen in de gemeente van Christus
Exegetische theologie pleit voor vergaande gelijkstelling man en vrouw
Onder de titel ”Vrouwen in de gemeente van Christus; een exegetische theologie” verscheen onlangs een zeer lijvig boekwerk van 512 bladzijden van de hand van George en Dora Winston. Het echtpaar Winston liet deze publicatie in het Engels verschijnen na jarenlang met het onderwerp bezig te zijn geweest Het boek is uit het Engels vertaald door Evert W. van der Pol.
De heer Winston heeft geruime tijd leiding gegeven aan het Bijbelinstituut België (Heverlee). Mevrouw Winston was daar -na eerst jarenlang zendingsarbeid te hebben verricht in Zaïre- docent. Daarna werkten ze samen aan het stichten en opbouwen van nieuwe gemeenten en sinds 1990 in het theologisch onderwijs op het Bijbelseminarie Brussel.
De auteurs komen in hun boek tot een verregaande gelijkstelling van man en vrouw in het uitoefenen van gezag en in het functioneren van beiden in kerk en maatschappij. Van de ongetrouwde vrouwen zeggen ze althans dat zij net zo vrij en autonoom zijn als mannen in hun verhouding tot mannen (blz. 324). Alleen van de gehuwde vrouw geldt dat zij haar eigen man als hoofd moet waarderen en als zodanig met respect zal bejegenen (onderdanig moet zijn). En het is ook de gehuwde vrouw van wie 1 Timotheüs 2 vers 9 tot 15 zegt dat zij onderworpen moet zijn en niet zal leren (Grieks ”didaskein”) (blz. 120).
Gezag
Op alle levensterreinen die niet het huwelijk raken (schepping, staat, arbeidssituatie, gezin en gemeente) verleent God zowel aan de mannen als aan vrouwen gezag. Ook in de gemeente van Christus moet zij dus zonder onderscheid in alles dienen, ook in het ambt, de woordverkondiging en de sacramentsbediening.
Naar het inzicht van de auteurs van het boek ”Vrouwen in de gemeente van Christus” zijn er in de tijd van het Nieuwe Testament zowel vrouwelijke apostelen geweest, bijvoorbeeld Junia van Romeinen 16 vers 7 (blz. 390 en verder), alsook vrouwelijke ambtsdragers: vrouwelijke presbyters (zie 1 Timotheüs 5 vers 2; blz. 433) en vrouwelijke diakenen (zie onder meer 1 Timotheüs 3 vers 11) (blz. 471). Pas in 363 besloot het Concilie van Laodicea vrouwen uit te sluiten van het oudste- schap (blz. 45).
Conclusie: „Wat bij al de bezwaren tegen ‘de vrouw in het ambt’ opvalt, is dat ze niet exegetisch van aard zijn. Ze zijn allemaal gebaseerd op indirecte gevolgtrekkingen, onjuiste vergelijkingen, ongegronde veronderstellingen, kunstmatige onderscheidingen en omslachtige bewijsvoeringen” (citaat blz. 476).
Traditie
Genoemde publicatie zegt van zichzelf dat zij zich beweegt tussen traditionalisme en feminisme. De boven geciteerde uitspraken liegen er intussen niet om. Mijns inziens zijn ze de uitdrukking van een eigen manier van exegetiseren van teksten en van een zeer bepaalde hermeneutiek (manier van omgaan met de boodschap van de Bijbel). Als dit kenmerkend is voor een evangelisch-bijbelgetrouwe manier van omgaan met de Schrift, is het verschil met een reformatorische manier van omgaan met teksten wel heel erg groot. Men zou zelfs kunnen zeggen dat hier sprake is van een diepe kloof.
Ik zou vele bezwaren kunnen opperen tegen de manier waarop in dit boek bijbelteksten met kunstgrepen worden behandeld. Zo wordt bijvoorbeeld een- en andermaal betoogd dat met vrouwen van wie Paulus in 1 Timotheüs 2 vers 9 (en verder) schrijft dat zij niet zullen leren (Grieks: ”didaskein”), slechts gehuwde vrouwen bedoeld kunnen zijn, hoewel dat er met geen woord staat. Blijkbaar moet dit tekstgegeven kloppen met het eerder ontwikkelde algemeen ”principe” dat Paulus slechts met betrekking tot de gehuwde vrouw zekere beperkingen aanbrengt in de totale gelijkstelling van man en vrouw (1 Korinthe 11 vers 14 bijvoorbeeld).
Ordening
Naar mijn inzicht is het echter veeleer zo dat Paulus over de manvrouw-verhouding in het algemeen schrijft vanuit de scheppingsordening (zie Genesis 1 vers 27, 2 vers 18, 1 Korinthe 11 vers 3 en verder, 1 Timotheüs 2 vers 13 en verder) en dat hij van daaruit niet alleen de relatie man-vrouw binnen het huwelijk, maar al evenzeer binnen de gemeente invult.
Eerlijk gezegd kom ik na kennisneming van deze publicatie tot de conclusie dat Paulus de gehuwde vrouw toch wel op een uitzonderlijke, om niet te zeggen merkwaardige, wijze heeft benaderd. Terecht zouden gehuwde vrouwen vandaag aan Paulus kunnen vragen waarom zij niet „net zo vrij en autonoom kunnen optreden in hun relatie met haar eigen mannen als mannen in hun verhouding tot mannen”.
N.a.v. ”Vrouwen in de gemeente van Christus. Een exegetische theologie”; door George en Dora Winston, vertaald door Evert W. van der Poll; uitg. Novapres, Apeldoorn, 1996; ISBN 90 6318 087 X; 512 blz.; ƒ 59,90.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's