Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Snel reageren op briefje minister

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Snel reageren op briefje minister

Afscheid nemende hoofdbode Keus kende alle 150 kamerleden bij naam

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEN HAAG - Het lijkt een groot verschil: van een Scheveningse vissersboot naar de vergaderzalen van de Tweede Kamer. Toch heeft Chiel Keus (62) met de overstap weinig moeite gehad. Op de woelige baren van de Noordzee voelde hij zich even goed thuis als bij de constante deining van de landspolitiek. Onlangs nam hij na ruim 28 jaar trouwe dienst afscheid als kamerbode.

Keus maakt -nu dit nog kan- gebruik van de vut-regeling. Er is heel wat veranderd in de tijd dat hij bij de bodedienst werkzaam was. Met enig heimwee blikt Keus terug op de ‘goeie ouwe tijd’. „Er was onder het kamerpersoneel meer saamhorigheid.

Zo werden alle nieuwkomers in het kamergebouw, ook het personeel van de fracties, netjes aan iedereen voorgesteld. Dat kon in die tijd nog, want alles was veel kleinschaliger dan tegenwoordig. Toen ik begon, waren er maar zes bodes, nu zijn er vijfentwintig”.

Vooral doordat zijn vrouw moeite had met het vissersleven („Ik was soms wel vier weken achtereen van huis”), zocht de rasechte Scheveninger werk aan de wal. Na enkele baantjes van kortere duur, kwam Keus bij de ambtelijke dienst van de Tweede Kamer terecht. Eerst als zogenaamde buitenbode.

Keus: „Dat hield in dat je een soort van koerier was tussen de Tweede Kamer, de diverse ministeries en de Staatsdrukkerij. Er kwam veel nachtwerk bij kijken. Uren zat je ’s avonds te wachten tot je van de griffie een seintje kreeg dat de stukken gereed waren om weggebracht te worden, ’s Nachts om half drie reed ik dan met m’n brommertje door Den Haag”. De oud-visser kon er goed tegen: „’s Ochtends om half acht was ik altijd weer present. Daar had ik geen moeite mee”.

Alert zijn

Vervolgens werd Keus zaalbode.

Daarmee werd hij verantwoordelijk voor de veiligheid en orde tijdens kamervergaderingen, voor het goed functioneren van microfoons en opnameapparatuur en voor nog veel meer dingen die noodzakelijk zijn om de Kamer op een ordelijke en prettige manier te laten vergaderen.

Een scherp en oplettend oog is volgens Keus een belangrijke vereiste voor een kamerbode. „Je moet alert zijn. Als een minister met een briefje zwaait dat naar zijn ambtenaren achter in de zaal gebracht moet worden, moet je dat direct doorhebben. En als er een antwoord terugkomt, moet je er weer meteen bij zijn. We hebben een serviceverienend beroep. Je moet steeds voor mensen klaarstaan”.

Een bode moet ook toezien op de orde. Vooral tijdens debatten over controversiële onderwerpen is het zaak de publieke tribune goed in de gaten te houden. Zodra de kamervoorzitter daartoe een signaal geeft, moeten de kamerbodes, samen met de altijd op de tribune aanwezige politiemensen, in actie komen om relschoppers te verwijderen.

Als het om roerige debatten gaat, herinnert Keus zich vooral het debat over de ”drie van Breda”. „Dat was een heel emotioneel debat, dat diverse malen onderbroken moest worden.

Mensen zaten te gillen op de tribune, of vielen flauw, zodat we ze met water weer bij moesten brengen”.

Excellentie

De omgangsvormen in het parlement zijn volgens Keus flink veranderd. „Vroeger sprak je ministers aan met excellentie en kamerleden met mijnheer of mevrouw. Vanaf de tijd van Vondeling is men iedereen bij zijn voornaam gaan noemen. Ik vind dat een verlies”.

„In elk geval moet je weten wannéér je iets zegt. Een kamerlid dat je bij zijn voornaam aan mag spreken als je hem alleen tegenkomt, wordt soms kwaad als je hem in een groter gezelschap niet „meneer” noemt”.

Keus, die als ”eerste hoofdbode” afscheid neemt van het kamergebeuren, is er stellig van overtuigd dat de bodedienst toekomst heeft. „Er zijn wel plannen geweest om beveiligingsdienst en bodedienst samen te voegen. Die zijn nooit ten uitvoer gebracht. Zoiets lijkt mij ook onhaalbaar. Daarvoor zijn de taken te verschillend”.

Nieuwe bodes moeten managementkwaliteiten hebben en tvreemde talen beheersen. „Als je buitenlandse gasten naar de kamervoorzitter brengt, moet je onderweg een paar zinnen met hen kunnen wisselen”, legt Keus uit. „En je moet alle 150 kamerleden bij naam kennen. Het beroep van kamerbode is een specialisme”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Snel reageren op briefje minister

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 25 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's