Het rijke, roomse Brabant
Boek biedt totaalbeeld van tweehonderdjarige provincie
In juli 1939 hield de staatkundig gereformeerde voorman ds. G. H. Kersten de pas aangetreden ministersploeg onder leiding van minister-president H. Colijn voor dat de machtsaanspraken van Rome nog niet verminderd waren. Integendeel: „Rome eischt steeds bruter voor zich de heerschappij op over ons land. De leuze, die in het zuiden openlijk verbreid wordt, Brabantia nostra, moet zijn Neerlandia nostra”.
Wie kennisneemt van de geschiedenis van Brabant in de eerste helft van deze eeuw, zal niet verwonderd zijn over de zorgen die bij nogal wat protestanten leefden. In 1935 was er een regionale vereniging opgericht met als naam Brabantia nostra. Daarmee wilden de oprichters uitdrukken dat andere provincies hun handen moesten afhouden van Brabant. Het zuidelijke gewest diende weer de kern te worden van het hele Nederland. Een streven naar uitbreiding van invloed zat er dus duidelijk achter.
Warme deken
Het rijke, roomse leven bloeide in de periode tussen beide wereldoorlogen ir; Brabant sterk op. De tijd dat rooms-katholieken tweederangs burgers waren, was voorbij. Zij hadden de inhaalslag afgerond en hun emancipatie was voltooid. Alle aspecten van het maatschappelijk leven hadden een vaste plaats onder de warme, veilige deken van de Rooms-Katholieke Kerk gevonden. Het was het hoogtepunt van de roomse zuil. Geboorte, huwelijk, dood, voedsel, woning, kleding, lichaamsverzorging, alles werd door de voorschriften en de inwijdingen van de geestelijken begeleid.
Het rooms-katholicisme beheerste niet alleen het openbare leven, ook de beslotenheid van het huisgezin moest aan de kerk gewijd worden. Dit vond vooral na 1910 ingang door middel van de intronisatie van het zogenaamde heilig hart in het gezin. Er werd in het bijzijn van alle gezinsleden een heilighartbeeld door een priester plechtig gewijd. Vervolgens plaatste vader of moeder het op een ereplaats in de huiskamer.
Het hele gezin sloot op dat moment een verbond met het heilig hart. Men erkende Christus als koning en vriend van het gezin, beloofde de geboden van God en de kerk na te leven, de kerkelijke regels voor het huwelijk in acht te nemen en de kinderen naar de rooms-katholieke school te sturen. Op deze wijze kreeg de kerk de hele samenleving in de greep. De regels en voorschriften konden langzamerhand worden aangescherpt, terwijl oude, streekgebonden gebruiken en gewoonten onder de verboden terechtkwamen.
Kleding
Hiermee ging het zedelijkheidsoffensief gepaard, dat zich met name op de kleding van vrouwen en meisjes richtte. Voor hen werd door de bisschoppen tot op de centimeter bepaald wat de lengte van de rok behoorde te zijn. In de Peel moesten schoolmeisjes knielen voor de bisschoppelijke inspecteur om te laten kijken of de roklengte toch wel volgens de voorschriften was.
Het is te begrijpen dat in dit gebied de protestanten zich niet altijd helemaal gelukkig voelden. Soms liet een geestelijke zich zo neerbuigend over het protestantse geloof uit, dat hij van hogerhand gecorrigeerd moest worden. Na excuses was de vrede dan weer getekend en trok ieder zich weer terug in eigen organisaties.
Veranderingen
Juist in deze periode hadden er in Brabant in sociaal opzicht en wat de samenstelling van de beroepsbevolking betreft veel veranderingen plaats. Geleidelijk aan verschoof het accent van landbouw naar industrie. Een toenemend aantal mensen verdiende het dagelijks brood in de textiel-, sigaren-, leer- en metaalbranche. Verstedelijking en sociale veranderingen waren het gevolg. Vakbonden werden opgericht of groeiden verder uit.
Naast, maar nog vaker tegenover, de rooms-katholieke organisaties ontstonden socialistische. De geestelijke leiders waren bezorgd over de aantrekkingskracht van de rode bonden op groepen arbeiders. Het socialisme werd in schrille kleuren afgeschilderd. Tijdens de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen na de Eerste Wereldoorlog in Roosendaal werd het vergeleken met „een roofvogel, die op Uw stadje loert”.
De veilige, warme deken werd steeds meer mensen te benauwd. Prof Van Nispen omschrijft de veranderingen als volgt: „Niet iedereen wilde zich even gedwee onder die deken vlijen. De geslotenheid van het verzuilde katholicisme werd door sommigen als een keurslijf ervaren; de eerste kieren in het machtige bouwwerk van het Brabantse katholicisme werden zichtbaar”.
Jubileumboek
In bovenstaande zinnen zijn in hoofdtrekken enkele lijnen aangegeven uit het tweede deel van de in totaal drie banden die ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van Brabants gelijkstelling met de andere Nederlandse gewesten verschijnen. Het tweede deel bestrijkt de periode 1890 tot 1945. Het 430 pagina’s tellende werk van groot formaat bevat 29 hoofdstukken, die door deskundigen vanuit verschillende disciplines zijn geschreven.
Tal van onderwerpen passeren de revue: de organisatie van het bestuur, de nutsbedrijven, de confessionalisering van het onderwijs, de schaalvergroting van de visvangst, de twee wereldoorlogen met betrekking tot Brabant, het protestantisme enzovoorts. Het boek biedt een totaalbeeld op deze provincie tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. De vele functionele foto’s geven het werk duidelijk een meerwaarde.
N.a.v. ”De geschiedenis van Noord-Brabant, deel II. Emancipatie en industrialisering”, onder red. van prof. dr. H. F. J. M. van den Eerenbeemt; uitg. Van Boom, Amsterdam, 1996; ISBN 90 5352 218 2; 430 blz.; ƒ 85,-.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's