In de kunst of in het Woord
Jan Siebelink staat niet model voor de gemiddelde moderne auteur in deze Boekenweek. „Als er onder het motto ”Mijn God” allerlei grappen en grollen worden gemaakt, staat me dat tegen. Ik ben nog steeds bang dat God ons daarvoor zou kunnen straffen, zoals ds. Paauwe bang was dat de boel zou instorten als hij een hervormde kerk binnen zou gaan”. Siebelink heeft afstand genomen van het milieu waarin hij opgroeide en waarover hij vol sympathie schreef. In een sfeer van wederzijds begrip wisselt hij met ds. J. Maasland van gedachten over literatuur en religie. „Jan, sterkte op de kansel”, zegt hij, als hij afscheid neemt.
Ds. Maasland heeft waardering voor de verhalen en romans van Jan Siebelink. „In veel moderne literatuur zie je dat een schrijver zich afzet tegen zijn orthodoxe opvoeding om een breed publiek aan te spreken. Dat gevoel heb, ik bij Siebelink niet. In ”De overkant van de rivier” beschrijft hij op een invoelende manier wat de volgelingen van ds. Paauwe dreef.
Ik vind het een meeslepende roman, met als rode draad de mensvernietigende invloed die de visie van ds. Paauwe op mensen kon hebben. Je ervaart die onontkoombare omsingeling om iemand in de greep te krijgen. Het is als een web, waar je invliegt en waar je niet meer uit kunt komen. Dat beschrijft Siebelink heel mild. Hij zet zich nergens tegen af, hij tekent geen karikatuur. Hoewel hij afstand genomen heeft van zijn achtergrond, kan hij er toch evenwichtig, respectvol over schrijven. Ik zou er geen moeite mee hebben mijn catechisanten te adviseren: Zet het op je literatuurlijst”.
Oordeelsdag
Het thema van de Boekenweek heeft de vraag naar de zin van religie opnieuw aan de orde gesteld. Siebelink: „Ik vond het heel erg als ik bij het postkantoor zag dat iemand op een formulier invulde: godsdienst - geen. Hoe bestaat het, dacht ik, dat iemand zo durft te leven. Ik ben altijd een beetje een angstig jongetje geweest, dat leefde met de gedachte dat de eind tijd nabij was. Ooit zei ik tegen mijn vader: „Pappa, morgen gaan we op schoolreisje”. „Wat fijn voor je”, zei hij, „maar ik hoop voor je dat er een morgen is”. Bijna elke dag dacht ik, als ik een taal lesje maakte: Dit is mijn laatste lesje, want vannacht zal het wel gebeuren”.
Ds. Maasland: „Die angst voor de oordeelsdag herken ik uit mijn jeugd. Ik denk dat het eigen is aan een orthodoxe opvoeding, die doortrokken is van de laatste ernst: Gelijk het gras is ons kortstondig leven. Als God je roept, moet je er klaar voor zijn - en het kan ieder ogenblik zo ver zijn. Wij woonden in Strijen. Ik sliep op een open zolder en als het stormde, hoorde je daar allerlei geluiden. Dan dacht ik ook: Het kan nu wel eens heel dichtbij zijn”.
Siebelink: „De Heere Jezus werd bij ons thuis wel genoemd, maar achteraf ging het, voor mijn gevoel, toch vooral om de God van het Oude Testament, Die slaat. Die zalft. Die terugneemt. Elke dag deed ik mijn ochtend- en avondgebed en dat moest zuiver gebeuren. Er mocht geen enkele gedachte -bijvoorbeeld aan een meisje- tussenkomen; dan begon ik opnieuw. Uren was ik ermee bezig. De gedachten van mijn vader vonden bij mij dan ook een zeer vruchtbare bodem”.
Extase
Ds. Maasland: „Een mens blijft altijd in ontwikkeling. Bij het ouder worden gaat het kinderlijke deel van het geloofsleven er wat af Allerlei mythische voorstellingen verdwijnen. De gedachte aan de terugkomst van de Heere Jezus, de strengheid van God blijft wel, maar wordt uitgezuiverd van onbijbelse, typisch kinderlijke gedachten. Zo is het bij mij verder gegaan, met vallen en opstaan.
In alle opzichten geldt: het idealisme gaat er in de loop van de tijd wat af, het realisme blijft over. De franje verdwijnt uit je geloofsleven, maar het wezen van het geloof blijft je leven bepalen. De relatie met God, met alle hoogten en diepten, is een levende werkelijkheid. Ik vind het zelf een wonder dat dat geloof er nog steeds is”.
Siebelink: „In mijn leven ben ik altijd op zoek geweest naar de extase van mijn vader, naar dat bevindelijke. Toen ik achttien jaar was, heb ik keurig in de Hervormde Kerk belijdenis gedaan. Ik verwachtte dat ik op dat moment God zou ervaren. Dat is niet gebeurd en ik was erg teleurgesteld. Maar ik bleef naar de kerk gaan, jarenlang, tot ik midden dertig was. Zo lang heb ik het allemaal aangehouden.
Op een zondagmorgen had ik mijn kinderen naar de zondagsschool gebracht en was ik zelf naar de kerk gegaan om de dienst bij te wonen. Ik liep door het middenpad - en opeens stopte ik, halverwege. Ik draaide me om, bleef een paar seconden stil staan, alsof ik met mezelf moest overleggen, en ben toen de kerk uitgelopen. Dat is het moment geweest dat ik letterlijk de kerk de rug heb toegekeerd. Er was geen reden voor, behalve dan misschien dat ik het al jaren had overwogen. Ik ervoer het als een bevrijding, maar tegelijkertijd had ik gevoelens van verwarring. Vlak daarop heb ik mijn eerste verhaal geschreven: ”Witte chrysanten”. Er was een leegte ontstaan, die moest worden opgevuld”.
Golgotha
„Overigens betekent dat niet, dat God uit mijn denken is verdwenen. Nog steeds leef ik met de gedachte aan de dood, maar juist het schrijven houdt de angst voor het einde op een afstand. Als ik een boek bijna afheb, ben ik in gedachten al bezig met een nieuw boek, want ik geloof dat God mij zal laten afmaken waar ik eenmaal aan begonnen ben”.
U geeft aan dat het schrijverschap bevrijding betekent. Hoe kijkt u aan tegen de woorden van ds. Maasland, die buiten zichzelf, in het kruis van Christus, werkelijke bevrijding ervaart?
„Het feit dat ik niet meer naar de kerk ga, niet meer bid aan tafel, betekent niet dat ik onverschillig sta ten aanzien van heel veel dingen. Ik ben iemand die, ondanks alle twijfel, wil aannemen dat er op Golgotha iets wezenlijks voor de mensheid is gebeurd. Dat wil ik geloven, net als ik wil geloven dat er vroeger, in een hoekje van de kwekerij, iets bijzonders met mijn vader is gebeurd. Ik was een jongetje van acht jaar. Er kwamen klanten om een bos bloemen, maar mijn vader was nergens te vinden. Ik ben hem toen gaan zoeken. In de uiterste hoek van de kwekerij lag hij op de grond, onder de limoenappel. Zijn zelf getimmerde bankje was ondersteboven gevallen, zijn boek lag op de grond. Zo lag hij tussen de planten, alsof hij was overvallen. „Pappa, wat is er?” zei ik. Hij richtte zich op z’n ellebogen op en zei na een hele tijd: „Wist je niet dat ik moet zijn in de dingen mijns Vaders? Ik heb God gezien, in een geruis van onweer en stormwind”. Dat zijn dingen waar ik mij aan vasthoud”.
Verwrongen godsbeeld
Hoe staat u tegenover de keuze van het boekenweekthema?
Ds. Maasland: „Nauwelijks positief Je kunt al van tevoren -het Nederlandse wereldje een beetje kennende- voorspellen dat de gelegenheid wordt aangegrepen om God, geloof, kerk negatief te duiden of zo vaag mogelijk te omschrijven. De CPNB is geen evangelisatorisch instituut: het gaat om commerciële belangen.
Toch kun je er als kerk niet omheen. Intern is het goed om je te bezinnen op de vraag: Over welke God hebben wij het eigenlijk? In onze maatschappij blijft het allemaal erg vaag en vrijblijvend, maar wat zetten wij er als kerken tegenover? Als je ”De overkant van de rivier” leest, zie je hoe verwrongen een godsbeeld zich kan nestelen in de hoofdlijn van een bepaalde prediking, waardoor mensen niet bevrijd worden, maar juist in een ongelooflijk angstig dienst huis worden gebracht”.
Siebelink: „Ja, dat herken ik wel. De prediking waaronder mijn vader zat, was avond maals mijdend. Mijn vader is dan ook nooit naar de tafel gegaan. Een volgens mij mooi ritueel in de eredienst was zodanig omgeven door angst…”
Ds. Maasland: „Wellicht is de winst van dit thema, dat er meer ruimte is om vrijmoedig over God te spreken. Het blijft echter sterk individualistisch gekleurd; mijn God, jouw God, voor iedereen een andere God. Bovendien: het stimuleert een ijdel gebruik van Gods naam. Dat vind ik een fundamenteel bezwaar tegen zo’n thema”.
Leeshonger
Siebelink: „Als ik voorzitter van de CPNB was, zou ik nooit dit thema durven gebruiken. God wordt tot een stukje speelgoed gemaakt. Maar als God er is, is Hij een ontzagwekkend God. Dat is mij bijgebracht en daarin wil ik dan ook geloven. Wanneer er onder het motto ”Mijn God” allerlei grappen en grollen worden gemaakt, staat mij dat tegen. Ik ben nog steeds bang dat God ons daarvoor zou kunnen straffen, zoals ds. Paauwe bang was dat de boel zou instorten als hij een hervormde kerk binnen zou gaan. Ik heb er ook bezwaar tegen als mensen het woordje God zomaar als tussenwerpsel gebruiken”.
Hoe hebt u de rol van de religie in de literatuur de afgelopen decennia beleefd!
Ds. Maasland: „In de tijd dat Siebelink ging schrijven, de jaren zeventig, ben ik me opnieuw in de literatuur gaan verdiepen. Vanaf die tijd heb ik het wat op afstand gevolgd: je kunt nu eenmaal niet alles lezen. Jan Wolkers vond ik te grof, maar van Maarten ’t Hart heb ik, ondanks de inhoudelijke afstand die ik van hem neem, alles gelezen. Auteurs als Oek de Jong en Frans Kellendonk schrijven weer heel anders over religie”.
Siebelink: „Die twee hopen dat religie weer een bindend element in de samenleving wordt. Kellendonk was voortdurend op zoek naar het mysterie”.
Ds. Maasland: „Bij mijn gang door de letteren heb ik soms last van schuldgevoelens. Ben je wel goed bezig? Kun je niet beter preken lezen, de Bijbel lezen? Toch voel ik me geroepen me breder te oriënteren. Maar het heeft ook te maken met leeshonger. Je wilt bijhouden wat er verschijnt. Dat boeit je: het taalgebruik, de verbeeldingskracht, de boodschap die erin doorklinkt. Je toetst het voortdurend aan je manier van in het leven staan. Inderdaad zet het je eigen visie wel eens onder druk. Zo sterk sta ik nou ook weer niet in m’n schoenen, dat ik denk dat ik het alléén maar goed heb. Het brengt je tot een bezinning: waarom geloof ik zoals ik geloof en waarom probeer ik dat mensen door te geven?”
Psalm 22
„In hun boeken vertellen schrijvers hoe ze in het leven staan. Ik denk dan: Hoe verwerken zij de problemen van het leven? Hoe blijven ze overeind in de jungle van het bestaan, zonder een levende omgang met de God van de Bijbel? Ik kan niet met hen ruilen. Echter: al kan ik het niet goedkeuren -dan zou ik huichelachtig zijn als predikant- ik kan wel begrijpen, dat anderen met eenzelfde achtergrond als ik op zo’n spoor belanden. Het geloof is niet iets wat je in je zak hebt zitten; je moet het iedere keer weer ontvangen, onder alle aanvechtingen en strijd door. Toch ligt het ook vast, alleen niet in jezelf en is er volkomen zekerheid over de dingen die je verkondigt”.
Als Siebelink zondag in de Oude Kerk in Barneveld zit, waarover gaat dan de preek?
„Zondagmiddag hoop ik onder andere naar aanleiding van de Boekenweek te preken over Psalm 22. Dat staat al vast. Maar het komt er -los van deze dienst- altijd op aan dat je zo helder mogelijk tracht te verwoorden welke God wij belijden, los van de aankoekingen van deze tijd en van onze achtergrond. Preken is steeds een poging tot vertolken. Dat is niet volkomen rationeel: je wilt -door de Geest Gods geleid- proberen te zeggen wat er staat. Maar hoe ziet u, van de buitenkant, ons als orthodoxe christenen eigenlijk?” Siebelink: „Wat ik hoor en zie van de orthodoxie, herleid ik altijd tot mijn eigen ervaringen uit het verleden. Ik beschouw het met de vraag in mijn achterhoofd: Hoe kan ik dit gebruiken voor een scène in mijn boek, hoe is dit te verbeelden? U probeert God te verkondigen, ik probeer mensen tot leven te brengen. Ik hoop dat mijn boeken mensen dan ook een beetje troost bieden in het leven. En dat gebeurt. Kunst schept orde in de werkelijkheid”.
Traditioneel christendom
Ds. Maasland: „U vindt troost in de kunst, als een soort alternatieve bijbelse boodschap”.
Siebelink: „Ik begon pas met schrijven, toen ik de kerk had verlaten. Maar als ik weer een gelovig mens zou worden, in kerkelijke zin, dan zou ik toch opnieuw het traditionele, christendom aanhangen. De God Die mij geleerd is, Die tot mij gekomen is via mijn vader. Die zou ik willen dienen”.
Ds. Maasland: „Het is me al vaker opgevallen, dat schrijvers -niet alleen u, maar ook anderen- zich ergeren aan het aangepaste, gemoderniseerde christendom van bijvoorbeeld ds. Nico ter Linden”.
Siebelink: „Ja, dat irriteert me alleen maar. Als je gelooft, dan moet je ook - volledig geloven, zonder pardon. Dat staat in de Bijbel, en daar moet je je aan houden. Mijn voorkeur heeft te maken met heimwee, nostalgie naar een geordende wereld, waarin het land, de gang van de seizoenen van belang is, waarin God aanwezig is. Ik durf dat verlangen niet zo goed te ontleden, ik probeer maar met woorden wat te verbeelden”.
Boekenweek '97
rentree van religie
Jan Geurt Siebelink (1938) komt uit „een gewoon, hervormd gezin". De ouders van de auteur hadden een kwekerij, „In de loop van hun huwelijk is mijn vader "krachtdadig bekeerd", zoals dat genoemd werd. Ik zal een jaar of zeven geweest zijn. Mijn grootvader hoorde bij de volgelingen van ds. J. P. Paauwe, en bij die groepering sloot mijn vader zich ook aan, terwijl mijn moeder naar de hervormde kerk in Velp bleef gaan. Later hield mijn vader huisdiensten".
In zijn boek "De overkant van de rivier" (1990) heeft Siebelink , -in het dagelijks leven leraar Frans in zijn woonplaats Ede- het leven van zijn ouders beschreven. Ook al blijft het een roman met de nodige fictieve elementen, de hoofdlijn van het boek is door de eigen ervaringen van de auteur in zijn kindertijd gestempeld. „Ik kon er pas over schrijven toen mijn ouders beiden overleden waren", vertelt hij. „Met dit boek wilde ik hen als het ware laten voortbestaan. Het is een monument voor mijn ouders, voor het landschap waarin ik ben opgegroeid. Het geloof van mijn vader heb ik met sympathie beschreven, maar ik zag hem wel als slachtoffer.
Zijn verandering bracht een splijting in ons gezin, dat ik overigens altijd als een góéd gezin heb ervaren. Mijn vader ging bijvoorbeeld niet langer mee naar verjaardagen van de hervormde familie van mijn moeder. Hij bad lang, hij kocht allerlei boeken, meestal van schrijvers uit de Nadere Reformatie, en daardoor liet hij zich van zijn werk houden. Mijn moeder heeft de colporteurs die boeken verkochten, wel weggejaagd, omdat mijn vader zijn werk op onze kwekerij verwaarloosde. Bovendien: hij moest die boeken betalen en daar was geen geld voor.
Elke dag werd er in ons gezin uit de Bijbel gelezen: bij de maaltijden, en later ook 's avonds voor het slapen gaan. Daarnaast las mijn vader ons voor uit boeken van bijvoorbeeld Smijtegelt, de gebroeders Erskine, Jan Luiken. Op verjaardagen werden er altijd boeken gegeven. Ik ben met het woord grootgebracht, herinner me de serie Oud Goud, van P. de Zeeuw. Verder lazen we De Vriend van Oud en Jong, maar ook het weekblad De Spiegel. We hadden een abonnement op de Spiegelserie, met boeken van bijvoorbeeld Barend de Graaff. Dat waren uitzonderlijk mooie boeken, en ik denk dat daarmee mijn liefde voor verhalen is ontstaan. Het was niet zo dat mijn vader ons bepaalde dingen -die tegen zijn principes ingingen- verbood. We zijn opgegroeid in een vriendelijk tolerant klimaat. Mijn vader was een zachtmoedige man. Hij zei alleen: Als je bekeerd wordt, laat je bepaalde dingen vanzelf wel".
De opvoeding van ds. J. Maasland (1941), hervormd predikant in Barneveld, vertoont overeenkomsten met die van Siebelink. „Wij hadden thuis dezelfde soort lectuur. Boeken van Schippers, de Spiegelserie. Aan het lezen van romans kwam je in een gewoon burgergezin destijds weinig toe. Het was niet zozeer verboden, maar er werd wel gezegd dat bepaalde deelgebieden van de kunst goddeloos waren. Daar kun je het leven niet mee in, daardoor raak je misschien God kwijt.
Het hoofdaccent lag toch op de godsdienstige vorming, je moest bekeerd worden en van die gedachte mocht je je niet te zeer laten afleiden, door allerlei andere dingen te lezen. In de opvoeding was dat de hoofdlijn bij ons thuis. Pas tijdens mijn middelbare-schooltijd ben ik door mijn leraar Nederlands op het spoor van de Iiteratuur gezet. En dat werd thuis niet geblokkeerd". Ds. Maasland, die „als een misschien wat uit de hand gelopen hobby" veel moderne Iiteratuur leest, stuitte pas twee jaar geleden op het werk van Siebelink, nadat hij een vraaggesprek met de auteur las.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's