Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stommelen en stoeien in een scheepsbrug

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stommelen en stoeien in een scheepsbrug

Leden Rotterdams Jongenskoor wisselen klassieke werken met maritiem repertoire af

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drie jonge knapen rondom een grote, bruinhouten vleugel. Twee staan er achter een muziekstandaard, de derde leunt tegen het instrument. Rondom hen woelt en draait Wereldhaven nummer één. Trams bewegen zich bellend door de mensenmassa. Af en toe veroorzaakt zo’n tram een blauwe lichtflits, die door de kleine ramen naar binnen valt. Buiten haast iedereen zich naar het avondeten, binnen brengen leden van het Rotterdams Jongenskoor geconcentreerd het Pie Jesu uit Fauré’s Requiem ten gehore.

Plaats van handeling is het inwendige van de scheepsbrug -onderkomen van het Rotterdams Jongenskoor- die prominent aanwezig is op het verkeersknooppunt voor het Rotterdamse Centraal Station. De jeugdige zangers zijn sopranen van het Rotterdams Jongenskoor. Aan de toetsen zit dirigent Gilles Michels. Hij houdt er behoorlijk de vaart in, de jongens worden constant beziggehouden.

Het verveelt ze blijkbaar niet. Een van hen laat een zojuist gezongen passage nog eens horen: „Mooi, hè!” De Song of the Fisherman klinkt pittig. De dirigent heeft aangegeven dat hij dat lied nog niet zo goed kent, maar ze zullen hem wel even laten horen hoe die Fisherman klinken moet. Het Engels wordt soepel uitgesproken, de hoge tonen klinken helder en intens in de ruimte

Geen geheimtaal

Ze blijven niet al te lang met een stuk bezig. „Klaar?” „Nee, nog niet!” Er wordt getobd met papieren in een plastic hoesje. „Blijf even goed rechtop staan. Goed zo! Mond open, doorzingen maar. Je moet je kaak laten vallen en die toon laten opbloeien”. Voor de jongens is het blijkbaar geen geheimtaal, ze kijken tenminste alsof ze volledig begrijpen wat de dirigent bedoelt.

Ondanks alle aanwijzingen moet een fragment toch een keer of tien over. Er wordt een beetje geglimlacht, maar er is geen woord van protest. „En nu zonder fouten!” Eindelijk, het lukt.

Om zes uur stommelen twaalf andere jongens van de trappen af, het inwendige van de scheepsbrug in. Samen met de drie eerdere zangers vormen ze de sopraanen de altpartij van het concertkoor. Even de vleugel proberen, even aantonen dat zo’n muzieklessenaar echt te slopen is, en dan begint het inzingen. Er wordt een loopje van een paar tonen omhoog en omlaag gezongen, steeds een stapje hoger. AI snel is te horen dat de jongens voor hoge noten niet uit de weg gaan. De dirigent is toch niet helemaal tevreden. „Er zit wat gerommel tussendoor. Doe eens een vinger in je oor”. Dat blijkt heel normaal te zijn. Later op de avond zullen diverse jongens die truc spontaan toepassen. Het schijnt te helpen.

Susanna

Vijftien jongens in de puberleeftijd zijn niet altijd even geconcentreerd. Als de alten alleen zingen, houden de sopranen elkaar bezig. Ze grijnzen, er worden gebaren gemaakt, maar de dirigent haalt ze er snel weer bij: „Ga een beetje rechter zitten, niet zo achteroverleunen”. Het hele koor sist het ritme, want er wordt niet spits genoeg gezongen. Bovendien is het ritme behoorlijk ingewikkeld. Even later klinkt Susanna zoals de bedoeling is.

Of iedereen echt tevreden is, blijft de vraag. Een van de Jongens heeft al luidkeels laten horen: „O, die vind ik stom”. Over smaak valt bij het Rotterdams Jongenskoor blijkbaar te twisten.

De jeugdige zangers daar in die scheepsbrug hebben al heel wat voorgangers gehad. Het Rotterdams Jongenskoor viert dit jaar zijn veertigste verjaardag. Ooit werkte Freek Velders met een groepje jongens mee aan een kerstuitvoering, en daarmee was het Rotterdams Jongenskoor geboren. Tot 1991 dirigeerde Velders het koor, sinds 1995 heeft Gilles Michels de leiding.

Drie dagen per week is hij aanwezig in de scheepsbrug om daar in vijf verschillende samenstellingen met de jongens te repeteren. Er wordt heel wat van hem verwacht. In de A-klas moet hij zingen met de jongens van zeven of acht jaar oud, zeg maar de beginners. Daarna komen de B- en de C-klas van de wat verder gevorderde zangers. Dan is er het concertkoor. Ten slotte vormen de tenoren en bassen uit dat koor nog samen het Jongemannenkoor.

Koormoeder

Er wordt niet alleen veel van de dirigent verwacht. Een koor als dit doet ook een groot beroep op allerlei vrijwilligers. Meestal gaat het om ouders van de jongens, die soms een forse hoeveelheid tijd in de hobby van hun zoon steken. Dat geldt bijvoorbeeld voor mevrouw Moerman, een van de twee ‘koormoeders’. Een koormoeder -een term die bedacht is door de jongens zelf- heeft volgens haar ongeveer een halve weektaak, maar dat is geen probleem. „Ik vind het heerlijk om te doen. Het kost erg veel energie, maar je krijgt er ook veel positiefs voor terug. Het is een heel veilige club van jongens en ouders waarin je werkt”.

Tijdens een concert zit een koormoeder toch anders in de zaal dan een gewone toehoorder. „Ik hoor niet altijd alles, want ik zit altijd meer op de jongens te letten. Zitten ze allemaal recht, staan ze netjes, staan ze niet te veel rond te kijken? Er kan er eentje duizelig worden of zoiets. Soms is het voor een van de jongsten gewoon te spannend. Het is natuurlijk heel wat als je daar in de grote zaal van De Doelen staat te zingen en je kijkt tegen 2500 mensen op. Dat is wel eens te veel en dan moet je erbij zijn. Daarom gaan de jongsten ook maar af en toe mee naar een concert.

Zo’n concert is bovendien heel bewust uitgezocht: moeten ze niet te lang wachten, is het optreden niet te lang, is het niet te ver weg? Concerten zijn voor de jongens vaak heel vermoeiend. We hebben ook heel bewust een concertvrije periode, zodat de jongens niet oververmoeid raken en er gewerkt kan worden aan nieuw repertoire”.

Groepsgevoel

De koormoeders zijn niet de enigen die als ouders bij het koor betrokken zijn. Het bestuurswerk brengt ook heel wat drukte met zich mee. Peter Lems houdt zich binnen het bestuur met de public relations bezig. Hij zorgt voor de folders, voor het benaderen van de scholen en al die andere dingen waarmee een jongenskoor aan zijn bekendheid kan werken.

Toch is ook zijn betrokkenheid allereerst muzikaal. „Je wilt je kinderen wat muzikaals meegeven. Ze kunnen natuurlijk een instrument leren bespelen, maar dat kost heel veel inspanning en het duurt jaren voor je een redelijk niveau bereikt. Het zingen in zo’n koor is meteen vanaf het begin leuk, ook omdat het groepsgevoel zo sterk is. Hier vinden de jongens hun vrienden en beleven ze met elkaar plezier”.

Lems benadrukt dat het Rotterdams Jongenskoor geen ‘braaf’ imago wil hebben. Het is absoluut geen koorschool. Plezier en professionaliteit gaan gelijk op. De Rotterdamse jongens zijn bepaald geen stoffige liefhebbers van klassieke muziek, zoals wel eens gedacht wordt. De reizigers die zich buiten de scheepsbrug naar de tram haasten, laten hun omgeving regelmatig meegenieten van de bonkende basgeluiden uit hun walkman. Met diezelfde muziek op hun oren kunnen de jongens de zware ijzeren deur opentrekken en over de hoge waterkering de scheepsbrug binnenstappen.

Zeemansliederen

Toch zingen ze, eenmaal binnen, voornamelijk klassieke muziek, ook al wordt het woord klassiek in Rotterdam heel breed opgevat. De jongens zingen liever de klassieke werken dan de zeemansliederen, die ook in het repertoire van het jongenskoor voorkomen.

Binnen het bestuur spreken ze over het maritieme repertoire: allerlei liederen die met de haven, de zee of het zeemansleven te maken hebben. Ze worden vaak ter afwisseling van de klassieke stukken gezongen en ook wel als oefenmateriaalgebruikt. In een havenstad als Rotterdam is dit deel van het repertoire niet onbelangrijk. De zeemansliederen geven het koor gemakkelijker een gezicht naar buiten en ze verlevendigen het beeld dat de Rotterdammers van het koor hebben.

De koorkleding -een matrozenpakverwijst meer naar het meisje dat ging varen als lichtmatroos dan naar Fauré. Toch hebben beide onderdelen van het repertoire iets gemeenschappelijks: er moet een bepaalde muzikale uitdaging zitten. „Piet Hein is leuk”, zegt Peter Lems. „Je kunt eens een keer lekker uit je dak gaan, maar muzikaal levert het geen uitdaging op”.

Druk bestaan

Volgende maand viert het Rotterdams Jongenskoor zijn veertigjarig bestaan en uiteraard wordt daar de nodige aandacht aan besteed. In de Bergsingelkerk wordt een jubileumconcert gegeven, waaraan ook de ‘medebewoners’ van de scheepsbrug meewerken. Dat zijn het Rotterdams Philharmonisch Koor Toonkunst en het Rotterdams Jeugd Symfonie Orkest. Een week later wordt er een gevarieerd programma uitgevoerd in het nieuwe Maastheater, onder het bruggenhoofd van de voormalige Willemsbrug.

Twee weken later werken de Rotterdamse jongens mee aan twee uitvoeringen van Benjamin Brittens Spring Symphony. Samen met het Rotterdams Philharmonisch Orkest en Toonkunst treden ze op in De Doelen en in het Amsterdamse Concertgebouw. Het is voor de jongens te hopen dat er daarna weer een concertvrije periode aanbreekt om uit te rusten. Hoewel, als alles meezit, volgt er in augustus een buitenlandse concertreis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's

Stommelen en stoeien in een scheepsbrug

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 36 Pagina's