Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dogmageschiedenis voorziet in leemte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dogmageschiedenis voorziet in leemte

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet van alle boeken die op de markt worden gebracht, kan men zeggen dat we erop zaten te wachten. Bij de verschijning van deze studie echter aarzel ik niet om die uitdrukking te gebruiken. Wat de begaafde Apeldoornse emeritus hoogleraar dogmatiek ons biedt, voorziet werkelijk in een leemte. In ons taalgebied althans is mij geen recent overzicht van de dogmageschiedenis bekend dat in kort en klaar bestek wegwijs maakt in ontstaan, ontwikkeling en doorwerking van de christelijke leerformuleringen.

Het is nu juist deze oriëntatie die prof. Van Genderen ons heeft aangereikt. Hij deed dat op een zeer informatieve en trefzekere manier, waarbij de geboden beknoptheid naar mijn inzicht geen afbreuk doet aan de theologische diepgang. De wil graag mijn respect en dankbaarheid uitspreken voor het feit dat de auteur erin geslaagd is de hoofdlijnen en de samenhangen van zó veel vrucht aan christelijke geloofsbezinning in zó weinig bladzijden inzichtig te maken. Goed kan ik me nog herinneren hoezeer wij in onze studententijd gebaat waren bij een Duitstalig werk van B. Lohse waarin nu eens niet, zoals in de gangbare, meestal dikke Duitse banden, de hele geschiedenis van het dogma in louter chronologische volgorde werd behandeld, maar waarin dat hele veld werd verdeeld in een aantal thema’s waarvan de ontwikkeling werd geschetst. Het is deze, mijns inziens vruchtbare, methode die ook Van Genderen volgt. Laat ik u een indruk geven van het resultaat.

Voorname lijst

In het eerste hoofdstuk wordt enig noodzakelijk voorwerk verricht, waarin de schrijver reagerend inspeelt op de nog steeds niet uitgestorven misvatting dat de bestudering van het dogma en de geschiedenis ervan een nutteloos tijdverdrijf zou zijn, meestal vanuit de gedachte dat het dogma als zodanig op overbodige bespiegeling berust. Wie zich door een dergelijke oppervlakkigheid laat leiden, doet er goed aan prof. Van Genderens commentaar ter harte te nemen. In de daaropvolgende hoofdstukken komen achtereenvolgens zes thema’s aan de orde: die van geloofsbelijdenis, triniteit, christologie, zonde en genade, sacramenten en Schrift (annex kerk en verbond) en de heilsweg.

Als toegift dienen de laatste twee hoofdstukken: over het dogma in het nieuwere rooms-katholicisme en het dogma in het nieuwere protestantisme en in de oecumene. Toegevoegd is een register van personen, en voor de niet-geschoolde lezer een verduidelijkend woordenlijstje van theologische termen. Eervolle vermelding verdient dat ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een voorname lijst van vakliteratuur, die nieuwsgierigen en fijnproevers ruimschoots gelegenheid tot verdere studie biedt.

Open luisterhouding

Dat de auteur inzet met canon en geloofsbelijdenis lijkt me van principieel belang. Weliswaar is de aanvaarding van de canon formeel beschouwd stellig niet de eerste dogmatische beslissing geweest, maar het feit dat de kerk reeds vóór de formele begrenzing van de canon het gezag van verreweg de meeste bijbelboeken erkende, geeft het recht om juist die erkenning als een fundamenteel dogma te beschouwen. In de Schriften zijn grond en grens van alle (verdere) dogmavorming gelegen! „Dit zijn de bronnen van het heil, zodat wie dorst heeft, genoeg heeft aan de levende woorden die zij bevatten. Alleen hier wordt de leer van de godsvrucht verkondigd” (Athanasius). Zo bondig eis de complexe geschiedenis het maar toelaat, wordt vervolgens de bezinning geschetst die heeft geleid tot de leeruitspraken over de Drie-eenheid (vooral vierde eeuw), waarbij het eigen accent van de oosterse en dat van de westerse benadering wordt verhelderd (respectievelijk vereniging van de mens met God en de verzoening met God). Het instructieve van prof. Van Genderens methode is dat hij niet volstaat met deze dogma’s in hun ontstaan te beschrijven, maar dat hij de lijnen vanuit de Vroege Kerk doortrekt via Middeleeuwen en Reformatie tot in de nieuwste tijd. Zonder daarbij zijn reformatorische positie te verhullen, doet de schrijver dat in de open luisterhouding die een goede wetenschapper past, met invoelingsvermogen voor de historische context waarin men theologiseerde. Duidelijk neemt hij afstand van de gedachte dat de twee genoemde gronddogma’s van de kerk slechts voor een vrucht van het Griekse denken (en dus voor verbastering) zouden te houden zijn. Overigens verzwakt hij deze stellingname wellicht door (zij het voorzichtig) te vragen of de kerk zich niet directer bij de taal van de Schrift had kunnen aansluiten (blz. 76).

Helder en fair

Van diep en breed inzicht getuigt het hoofdstuk over de genadeleer, en dat over het Woord en de sacramenten, met de leerrijke beschouwingen over kerk en verbond. Mijn indruk is dat prof Van Genderen zich bij deze materie het meest in zijn element voelt, met name wanneer hij uitkomt bij de leer van de heilsweg. Heel helder en fair wordt de diversiteit van de middeleeuwse genadeleer getekend, al had naar mijn inschatting die van Bernard van Clairvaux, ondanks de ambivalentie ervan, iets gunstiger uit de verf mogen komen.

Even klemmend als overtuigend lijkt me echter de constatering dat het grote manco van nagenoeg de gehele middeleeuwse visie op de genade was, dat ze de geloofszekerheid ondermijnde of belette. De Reformatie mag gelden als een doorbraak van Boven! Nauwkeurig laat prof. Van Genderen zien hoe Luthers ontdekking van de geloofsgerechtigheid in Christus op het punt van de toerekening een stap verder ging dan Augustinus, hoeveel de hervormer aan deze genadeleraar ook te danken had. Zonder dat de accentverschillen bij de diverse reformatoren inzake rechtvaardiging en heiliging onvermeld blijven, komt toch vooral hun diepe saainhorigheid naar voren op het beslissende punt van de volstrekte genoegzaamheid van de genade, door het geloof alleen ontvangen.

Belijdend getuigenis

Ofschoon het, gezien de opzet van de studie, te verdedigen is om de ontwikkeling van het nareformatorische piëtisme niet afzonderlijk te behandelen, zou juist het thema van heilsleer en heilszekerheid na mijn gevoel aan reliëf hebben gewonnen, wanneer prof. Van Genderen zijn kennis van die stroming hier had benut. Wellicht zou dan ook nog even het markante gedachtengoed van een negentiende-eeuwer aan de orde zijn gekomen die mij lief is; zeker niet omdat ik Kohlbrugge onfeilbaar acht, maar omdat hij niet ten onrechte tot de kerkelijke klassieken wordt gerekend. Laat ik evenwel niet besluiten met wat ik heb gemist. Afronden doe ik veel liever door de auteur mijn oprechte dank te betuigen voor wat hij ons gegeven heeft.

Dat hij telkens doorkijkjes in de (Nederlandse) belijdenisgeschriften verschaft, en veel aandacht schenkt aan de positie die Rome (met name in het Concilie van Trente) heeft ingenomen, acht ik van grote waarde. Dit laatste geldt niet het minst van de slothoofdstukken, waarin de aangevochten maar blijvende actualiteit van het klassieke dogma wordt beleden. Dit laatste woord gebruik ik niet zonder opzet. Dit boek is meer dan een studie. Dat is het in eerste instantie. Maar het mag tevens een belijdend getuigenis heten van wat op grond van de Schriften ongereserveerde bijval verdient.

Ik hoop vurig dat leergierige studenten, predikanten en gemeenteleden uit de helaas zo verbrokkelde gereformeerde gezindte deze lectuur als leesboek en als naslagwerk gretig zullen gebruiken. Het zal de onkunde verkleinen en de eenheid in de dingen waar het werkelijk op aankomt vergroten. Moge het vóór alles ook de (sporadische) deemoed bevorderen, die Augustinus beleed: „Heere, drie-enige God, al wat ik gezegd heb, dat van U kwam, laten de uwen dat ook erkennen; en wat van mij kwam, laat dat door U en de uwen vergeven worden”.

N.a.v. ”Oriëntatie in de dogmageschiedenis”, door prof. dr. J. van Genderen; uitg. Boelcencentrum, Zoetermeer; 21 blz.; ƒ 37,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Dogmageschiedenis voorziet in leemte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's