Wetenschap, ethiek en politiek
De ontwikkelingen op het gebied van de menselijke voortplanting volgen elkaar de laatste tijd in hoog tempo op. Bewondering voor het menselijk kunnen paart zich daarbij aan afgrijzen ever de nieuwe mogelijkheden. Wat moeten we ermee aan? Met name rijst de vraag in hoeverre de overheid een taak heeft om bepaalde ontwikkelingen tegen te gaan. Of Is dit bij voorbaat al onbegonnen werk?
Zal het binnen enkele jaren mogelijk zijn om mensen te klonen en zal dat dan ook, althans in incidentele gevallen, gebeuren? Gevreesd moet worden dat dit inderdaad zo zal zijn. Al zouden bepaalde landen tot verbodsbepalingen komen, dan gaat de ontwikkeling elders gewoon door. Naast professionele nieuwsgierigheid en onderzoeksdrang is het ook de zucht naar roem en wereldwijde bekendheid die wetenschappers op deze heilloze weg voortdrijft.
Een zaak die al langer deel uitmaakt van de politieke en medisch-ethische discussie is het draagmoederschap. Een kind wordt dan geboren uit een vrouw die in biologische zin niet zijn moeder is. Daarbij kunnen zich nog weer allerlei bijzondere varianten voordoen.
Zo noemde minister Borst het onlangs een erg aardig idee om twee lesbische vrouwen die graag een kind willen, de mogelijkheid te bieden dat de één fijngeert als de biologische moeder van het kind en de ander als draagmoeder. Op die manier zouden ze sterker het idee krijgen dat het een kind van hen beiden is.
Tijdens het kamerdebat van gisteren over reageerbuisbevruchting (ivf) al dan niet in combinatie met het draagmoederschap, nam minister Borst wat van haar provocerende woorden terug. Maar zij bleef erbij dat draagmoederschap in principe moet worden toegestaan. Wel moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Evenzo zouden klinieken die een vergunning hebben voor ivf-behandelingen volgens minister Borst een bepaald slagingspercentage moeten halen.
Begrijpelijkerwijs bestonden bij de confessionele fracties aanzienlijke bedenkingen tegen deze voorstellen, zij het dat de kleine protestantse partijen (die overigens niet op één lijn zaten) veel afwijzender waren dan het CDA. Het is niet alleen uit medischethisch oogpunt maar ook uit oogpunt van familirecht dat deze nieuwe voortplantingstechnieken allerlei moeilijke problemen oproepen.
Zo geldt voor de wet de draagmoeder als de moeder van het kind. Als zij gehuwd is, wordt haar man als de vader beschouwd. Er is dan een speciale procedure voor nodig om de ouderlijke macht met betrekking tot het kind over te dragen aan de wensouders.
De draagmoeder kan ook niet verplicht worden het kind af te staan, zelfs niet wanneer zij voor de zwangerschap daarover een contract zou hebben getekend. Omgekeerd kunnen de wensouders niet verplicht worden het kind ‘af te nemen’ wanneer het bepaalde ‘mankementen’ vertoont of wanneer ze in de tussentijd gewoon van mening veranderd zijn.
Er is hier sprake van een veelheid van problemen die door deze nieuwe voortplantingstechnieken worden opgeroepen. Voor hen die de heiligheid van het huwelijk willen hooghouden, is dat een reden temeer om daar afstand van te nemen.
Ook al beseffen we dat het voor echtparen zeer pijnlijk kan zijn wanneer hun huwelijk kinderloos blijft, daarmee zijn nog niet alle wegen geoorloofd om aan die kinderloosheid een eind te maken. Terughoudendheid is hier geboden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's