Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgemerkt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgemerkt

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalmzangdag (IV)

Er zijn weinig organisten die zo veel ‘zeggen’ in hun orgelspel als Feike Asma en Willem Hendrik Zwart. Om hen dan zo kleinerend te behandelen met woorden als „asmatisch gehak” en „WHZ-effect”, is ver beneden peil.

Peter Eilander gaat gelukkig in het voetspoor van Feike Asma en zijn leermeester Willem Hendrik Zwart verder, zonder daarbij een kopie van hen te zijn. Hij doet dat op een manier die iedereen aanspreekt.

J. W. Brunt

Fr. W. Alexanderhof 50

2635 JN Den Hoorn

Psalmzangdag (V)

Wat jammer dat de redactie van het Reformatorisch Dagblad in de krant van 17 februari het verslag van laatstgehouden psalmzangdag in deze vorm heeft geplaatst. Wat jammer ook dat de redactie in de krant van 28 februari de reacties van M. Dekker en J. Wander op deze verslaggeving heeft opgenomen.

Het verslag door E. van Dijkhuizen bevat, zoals G. Westerhof terecht opmerkt, een aantal minder geslaagde uitdrukkingen. Dat Van Dijkhuizen zijn ongenoegen over het imiteren van Feike Asma en Willem Hendrik Zwart kenbaar wil maken, is begrijpelijk en verdedigbaar. Immers, het is evident dat een imitatie zelden of nooit het origineel evenaart. Deze evidentie geldt ook in de muziek. Het zal Eilander nooit lukken Asma of Zwart zodanig na te bootsen dat de luisteraar meent dat Asma of Zwart speelt. Dit is dubbel moeilijk omdat het spel van deze organisten door hun persoonlijke emotionaliteit in hoge mate uniek te noemen was.

Terecht duidt Van Dijkhuizen Eilanders imitaties van juist die emotionele aspecten uit het spel van deze musici negatief. De formulering van deze kritiek echter had inderdaad op een veel edeler manier gekund. Helaas hebben verslaggever en redactie hun taak hierin niet verstaan.

M. Dekker en J. Wander zijn overduidelijk liefhebbers van de stijl van Asma en Zwart. Ze uiten dit op emotionele wijze in hun brieven. Dat zij het daarbij opnemen voor genoemde organisten is begrijpelijk. De briefschrijvers zijn ooit door het spel van Asma en Zwart geroerd en nu worden de namen van deze organisten op een minder nette manier gebruikt om een facet in het orgelspel van een van hun navolgers te bekritiseren. Dat ze in hun brieven voorbijgaan aan het zinloze van imitaties en dat ze op uitsluitend subjectieve gronden deze organisten waarderen, is behalve logisch ook jammer.

Plaatsing van deze brieven levert om die reden geen enkele bijdrage aan welke discussie dan ook, maar heeft slechts een polariserend effect.

Jammer dat de redactie in dezen haar taak niet heeft verstaan. Of is de redactie naast het oproepen van dit soort reacties ook uit op polarisering van de muziekliefhebbers onder haar lezers?

A. P. Nysse

Grachtstraat 7

4421 EV Kapelle

Psalmzangdag (slot)

Graag wil ik hierbij reageren op het „ingezonden” van de heer M. Dekker in het RD van vrijdag 28 februari (Psalmzangdag II).

Wat verstaat de schrijver eigenlijk onder „bevindelijk” orgelspel? En als dit dan „bevindelijk” orgelspel is, is een andere stijl van spelen dan „voorwerpelijk” en dus oppervlakkig?

Ik vind deze term hier geheel misplaatst, ja misbruikt. Ik erken zeker dat muziek een religieuze lading kan hebben, maar dan hebben voor mij bijvoorbeeld de koraalbewerkingen van J. S. Bach een veel diepere religieuze lading dan het zogenaamde „bevindelijke” orgelspel waar de heer Dekker op doelt!

Ik weet precies wat de recensent met het WHZ-effect bedoelt. Van zulke effecten kan ik alleen maar ijzen. Zij zijn zowel de muziek (en dan wel in het bijzonder de psalmen), het instrument, alsook de bespeler onwaardig. Als men met zulke effecten gevoelens wil uitdrukken, dan kan ik dat alleen maar zien als het verval van deze tijd, die ook in het muziekmaken tot uiting komt.

En waarom in het begeleiden altijd de platgetreden paden bewandeld zoals de Asma- en Zwartstijl?

Hebben meer dan drie eeuwen muziekhistorie ons dan geen andere manier van begeleiden opgeleverd dan deze?

Ik wil hierbij ais voorbeeld noemen wijlen Klaas Bolt, in leven organist van de St.-Bavokerk in Haariem, die, gravend in de historie, met zijn manier van begeleiden een lans gebroken heeft voor stijlvol en waardig orgelspel in de eredienst. Jammer dat dit voorbeeld in onze kringen zo weinig navolging krijgt, hoewel er gelukkig uitzonderingen zijn.

Wat de eigenlijke recensie betreft, vele jaren de muziekrecensies in het RD lezend, kom ik tot de conclusie dat de muziekrecensenten van het RD over het algemeen een zeer objectief en terughoudend oordeel geven, dat niet zozeer op een bepaalde smaak gestoeld is als wel op kennis van de materie!

Dus als de heer Van Dijkhuizen naast positieve opmerkingen ook enkele kritische kanttekeningen aan het adres van Eilander plaatst, zal dit zeker op z’n plaats zijn. Misschien kan organist Eilander hier zijn voordeel mee doen, en in het vervolg zijn emoties wat beter beheersen.

C. H. Post

Van Suchtelenlaan 30

8321 GW Urk

Vals

De valse leraars, over wie de apostel onder meer spreekt, zijn werkzaam in „fasen”. Uitlopers zijn wel het bestrijden van de opstanding uit de doden en de verzoening van de zonden. Beide worden ontkend en met kracht en overtuiging bestreden.

Namen van bedoelde „leraars” wil ik (nu) niet noemen, zij zijn zeer bekend en komen geregeld in beeld, in schrift (boeken) en woord tot ons over. Velen worden door hen verleid en zullen door hen verleid worden, zegt de Schrift. Hun overredingskracht is zeer groot en inwerkend. Vooral wanneer er twijfel gezaaid wordt en de mens zich openstelt wanneer de vraag gesteld wordt (Genesis): „Is het wel zo (wel waar) dat God gezegd heeft…?” De opstanding wordt daarna voorgesteld als een schimmig gebeuren, waar het verheerlijkt lichaam niet ter sprake komt. Jezus’ opstanding als nieuwe mens en niet een schimmig geestelijk individu met een (heidense) Walhalla-expressie.

Aan de hand van de ontkenning van zonde-verlossing lees ik heden van de hand van prof. dr. Den Heyer het volgende: „Jezus stierf niet voor onze zonden”. En dan volgt er een schimmig verhaal, hetgeen alleen bestreden kan worden door te laten zien op hoevele wijzen in het Nieuwe Testament dergelijke valse leraars aan de kaak worden gesteld. Met andere woorden, het Nieuwe Testament met zijn inhoud is contrabande wanneer het om het verstaan gaat wat de menselijke geest en/of rede betreft. De duivel herhaalt zijn vraag: „Is het wel zo (waar)…?” De menselijke geest zegt: „Neen; wat is feitelijk zonde, en een dode mens kan niet weer levend worden. Punt uit”. Stad en land stroopt prof. dr. Den Heyer af om mensen te overtuigen.

Losgeslagen van de dogma’s, door ze in vrijheid te interpreteren (prof. De Lange RD). Prof. Den Heyer en anderen creëren een God en een Jezus buiten het Nieuwe Testament om. Ze zijn nu aanvaardbaar gemaakt voor jood, moslim en de navolgers van Den Heyer en anderen die de opstanding en het zondebesef over boord hebben gegooid. De geschiedenis herhaalt zich, prof. Den Heyer nam het voortouw: De joden een ergernis, de Griek(wereld) een dwaasheid en de meelopers (dwaze maagden) een zorg minder.

K. Kuipers

Oude Oppenhuizerweg 59

8606 JB Sneek

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Opgemerkt

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 maart 1997

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's