Tekst en muziek voor het liedminnend volk
Ds. W. Kok: „Wat ik schrijf, is altijd op de praktijk van het gemeenteieven geënt”
De meeste liederen van ds. W. Kok worden onderweg van ’s-Gravenzande naar Delft of Rotterdam geboren. „Op weg naar de ziekenhuizen ben ik vaak meditatief bezig. Terwijl ik aan het dichten ben, komt er een melodie bovendrijven. Soms is het ook andersom: eerst de muziek, dan de woorden”. Dit voorjaar verschijnt er voor het eerst een cd waarop liederen van de christelijke gereformeerde predikant zijn opgenomen.
„Een lied moet je niet lezen, dat moet je horen. Ik zal het je even voorspelen”. Ds. Kok neemt plaats achter zijn Clavinova, die naar believen piano- of orgelklanken voortbrengt, om te laten horen wat hij bedoelt. „Soms ga ik ook in de kerk spelen. Toen ik acht jaar geleden in ’s-Gravenzande kwam, was Kees Vellekoop organist. Hij kwam meteen naar me toe: Dominee, hier heb je de sleutel van het kerkorgel! Die man is echt een stimulans voor me geweest”.
In 1991 bestond de christelijke gereformeerde kerk van ’s-Gravenzande 75 jaar. Dat was voor ds. Kok de aanleiding tot het schrijven van zijn eerste lied. ”Maranatha”, heette het, net als de gemeente. „Het is tijdens de herdenkingsdienst gezongen”, vertelt ds. Kok. „Daaraan zie je al, dat er een verband is tussen mijn liederen en mijn werk als predikant. De liederen worden bijvoorbeeld gezongen door het jongerenkoor van onze gemeente, dat uit de belijdeniscatechisatie is ontstaan. Nadat ik twee keer had gedirigeerd, heb ik gezegd: Jongens, nu moetje toch een andere dirigent zoeken. Dat werd Cees Tijssen”.
Kees Vellekoop
Bepaalde gebeurtenissen in de gemeente kunnen ds. Kok inspireren tot het schrijven van een lied. „Naar aanleiding van het overlijden van Kees Vellekoop maakte ik ”O welk een dag zal dat wezen!” Dat was een thema waar ik met hem vaak over sprak. De melodie heeft iets wee van een Engelse hymne. De eerste regel had ik Kees Vellekoop zelfs voorgespeeld. Ik hoor het hem nog zeggen: Wel, wel, wel. Tijdens mijn vakantie is hij overleden, plotseling, achter het orgel. Toen heb ik meteen het hele lied op papier gezet. De meditatie tijdens de begrafenisdienst ging over hetzelfde thema. Na afloop daarvan speelde de organist ”O welk een dag zal dat wezen!” voor het eerst”.
De predikant schrijft zijn liederen niet voor gebruik tijdens de zondagse kerkdiensten. „Daar beginnen we niet aan. Er zijn zo veel andere gelegenheden waarbij je ze kunt zingen. Alleen voor bepaalde bijzondere diensten, zoals bijvoorbeeld een herdenkingsdienst, maken we af en toe een uitzondering. De gemeente waardeert dat ook”.
Het maken van liederen kost de predikant niet veel tijd. „Ik denk nooit: Nou ga ik eens een lied schrijven. Het komt vanzelf, spontaan. Je hebt houvast aan de rijmwoorden. Een tijdje geleden heb ik bij een bestaande melodie een rijmloze tekst geschreven. Dat vind ik moeilijk. Je probeert dat op te vangen door er op een of andere manier zinvolle herhalingen in te stoppen”.
Dogmatiek
Ds. Kok vindt het belangrijk dat zijn liederen schriftuurlijk zijn. „Het is wel zo, dat je de ene keer een ander aspect van het geloofsleven benadrukt dan de andere keer. Als je bijvoorbeeld dit lied bekijkt, dan zie je dat het begint met: „Heer’, ik geef mijn hart aan U”. Natuurlijk is het zo, dat je dat uit jezelf niet doet. God moet altijd de Eerste zijn. Maar je hoeft van een lied ook weer geen dogmatiek te maken. Dan zou je Psalm 108 evenmin kunnen zingen: „Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid””.
Verschillende stijlen zijn in de liederen van de predikant vertegenwoordigd. „De melodie past zich aan bij de tekst. ”Man van smarten” kreeg vanzelf een melodie in de stijl van Bach, terwijl de muziek van ”Sjalom Jisraël” Jiddische trekken vertoont. Soms wordt een lied bijna een gebed, soms gebruik ik ook een bijbeltekst als uitgangspunt. Het lied heeft een functie in de overgave van het geloof, zolang het maar schriftuurlijk blijft”.
”Heel de wereld wankelt” laat zien dat ds. Kok eigentijds taalgebruik niet bepaald schuwt. „Ik verwijs bijvoorbeeld naar de gevaren van house. De jongeren in onze gemeente zijn daarbij betrokken. Op zaterdagavond doen we hier eerst een bijbelstudie en daarna vertrekken ze om te evangeliseren. Ze gaan zelf niet naar binnen, maar ze spreken jongeren op weg naar een houseparty aan. Soms verbaas je je over de reacties. Dat laat ik dan weer terugkomen in zo’n lied. Wat ik schrijf, is altijd op de praktijk van het gemeenteieven geënt”.
Liedminnend volk
Soms schrijft de predikant een gedicht dat puur bedoeld is om eigen emoties te verwerken, „maar die gedichten blijven in de computer staan. Zo kun je op een goede, christelijke manier je frustraties afreageren”. Zijn liederen zijn echter juist voor een publiek bedoeld. „Tijdens mijn vakantie schreef ik ooit een kerstlied in de brandende zon. Daar had iemand om gevraagd. Ik houd niet van Engelse teksten. In je eigen taal moet je van de daden van God horen”.
”Liefdevolle Vader” heet de cd die dit voorjaar verschijnt. Verschillende koren werken eraan mee, waaronder vanzelfsprekend de zangvereniging en het jongerenkoor van christelijk gereformeerd ’s- Gravenzande. „Dat heeft nog een vervolg”, vertelt ds. Kok. „Ik ben pas opgebeld door Jan de Haan van de EO, van het programma ”Nederland zingt”. Die zei tegen me: We willen je liederen laten horen. Binnenkort worden de opnamen daarvoor gemaakt en op 22 april wordt het eerste deel ervan uitgezonden. Rond Pinksteren volgt het tweede deel. Dat vind ik geweldig”.
Martin Zonnenberg maakt de meeste arrangementen voor de liederen van ds. Kok. „Je merkt dat je elkaar aanvoelt. Er is affiniteit op geestelijk én muzikaal gebied. Als ik een lied maak, hoor ik het in mijn hoofd. Dan is het mooie: als Martin het arrangeert, komt mijn bedoeling er ook in werkelijkheid zo uit. Zijn stijl slaat bovendien aan bij het liedminnend volk”.
Spontaniteit
De cd waarop de liederen van de predikant straks te horen zijn, bevat veel nieuwe melodieën. „Je moet afwachten, of ze aanslaan. Toch durven we het wel aan: het zijn liederen die meteen goed in het gehoor liggen. Het idee ontstond eigenlijk bij het garagebedrijf waar ik mijn auto altijd laat nakijken. Daar vroegen ze: Waarom maakt u zelf geen cd? Dat kost geld, zei ik. Toen wilden ze bijdragen in de kosten. Het zou fijn zijn, als het geestelijk lied meer gesponsord werd. Er verschijnt veel op dit terrein, terwijl de markt afneemt”.
Zelf luistert de predikant vooral naar koormuziek. Gedichten leest hij weinig. „Er zijn wel dichters die ik Waardeer, zoals ds. A. F. Troost, maar ook van hem lees ik niet veel, wellicht uit vrees voor plagiaat. Voor mij is het liedminnend publiek het belangrijkste. Daarom ben ik meer tekstschrijver en componist dan dichter. Ik ben op zingen ingesteld. De manier van ds. Troost is voor mij te hoog gegrepen. Ik schrijf eenvoudiger, maar ik denk bevindelijker. Mijn liederen ontstaan uit een brok spontaniteit, hoewel er altijd een relatie moet zijn met het Woord van God en met de gemeente. Het is een gave, die ik gekregen heb. Dat spontane, daar houd ik het bij”.
Dit is het zesde deel in een serie gesprekken met of over dichtende predikanten. Volgende week vrijdag het slot: drs. Anton Korteweg over dominee-dichters in de negentiende en twintigste eeuw.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1997
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's