Een vuurbrand uit het vuur gerukt
Brieven van James Gardiner benaderen de brieven van Rutherford
In de Engelssprekende kerkelijke wereld is de naam van de Schot James Gardiner nog tamelijk bekend, niet het minst door zijn plotselinge bekering. Dat was een ommekeer van een uiterst zondig en losbandig leven tot de waarachtige vreze des Heeren.
James Gardiner werd op 11 januari 1688 geboren te Carriden in Schotland, als de oudste zoon van Patrick Gardiner en Mary Hodge. Zijn vader was kapitein in het leger; hijzelf zou het tot kolonel brengen. Kennelijk was een militaire loopbaan in die familie niet ongebruikelijk. Schotland had toen nog een eigen leger. Dat is in 1707 veranderd door de “unie” tussen Engeland en Schotland.
Na het lager onderwijs doorliep Gardiner de latijnse school (Grammar School) in Linlithgow. Reeds jong was hij cadet en daarna vaandrig in een Schots regiment. Dat was in ons land gelegerd en stond in dienst van de StatenGeneraal. In die jaren was er heel dikwijls strijd met Frankrijk. Tijdens de slag bij Ramillies bij Namen in het tegenwoordige België werd Gardiner uitgeschakeld doordat hij een schot in de mond kreeg. Dat was in 1706.
Na de slag, toen de Fransen vele gewonden doodden, kon hij zijn leven redden door hen te zeggen dat hij een neef was van de gouverneur van de neutrale stad Hoei. Hij werd naar een, nabijgelegen klooster gebracht, waar hij zeer zorgvuldig en liefderijk werd verpleegd. De moeder-overste deed nog heel wat moeite om hem te ‘bekeren tot de moederkerk, doch tevergeefs! Na zijn genezing werd hij uitgewisseld tegen een Franse officier die in handen van de Nederlanders was gevallen.
Dapper
James Gardiner schijnt een dapper en onverschrokken militair te zijn geweest. Op 31 januari 1715 werd hij luitenant bij de dragonders en een halfjaar later werd hij bevorderd tot kapitein bij een ander regiment. Later bracht hij het door zijn met schitterende overwinningen bekroonde dapperheid zelfs tot kolonel. Zo staat hij in de wereldlijke en kerkelijke geschiedenis van Schotland bekend: kolonel Gardiner.
Toch was er op het persoonlijke leven van deze dappere held heel wat aan te merken. Toen de graaf van Stair, John Dalrymple, in 1719 benoemd werd tot Brits ambassadeur in Parijs, kreeg hij als eerbetoon een ruiterescorte mee, dat onder bevel stond van Gardiner. Toen bleek dat Gardiner in Parijs, waar men werkelijk heel wat gewend was, bekend stond als een uiterst losbandig en zondig man.
Bekering
Toen Gardiner uit Parijs in Schotland was teruggekeerd, zou hij niet lang meer voorthollen op de weg naar de hel. Toen hij „ongeveer in het midden van juli 1719” een afspraak had om een vrouw te ontmoeten die even zedeloos was als hij, was hij te vroeg voor die schandelijke ontmoeting. In de kamer waarin hij de komst van die vrouw afwachtte, lag een boek dat door de titel ervan Gardiners aandacht trok. De berichten over de naam van dat boek zijn niet geheel eensluidend. Volgens sommige bronnen was het “De christenstrijder” (The Christian Soldier) van Thomas Watson. Althans, zo deelt ds. Philip Doddridge het ons mee, en hij was iemand die lange tijd zeer bevriend was met Gardiner. Maar volgens een mededeling van Alexander Carlyle zou het om “The Christian Armour” van William Gurnall gaan. Toch is er veel dat wijst in de richting van een boek van Thomas Watson.
Hoe dat verder ook zij, de militair aandoende titel van het boek trok sterk de aandacht van kolonel Gardiner. Hij opende het boek en be gon erin te lezen. Het maakte diepe indruk op de losbandige man. Volgens zijn eigen mededeling keek hij al lezende op, omdat het plotseling helder licht werd in die kamer. Hij beweert daar Christus Zélf in Zijn volle Middelaarsheerlijkheid te hebben aanschouwd. Was dat een openbaring aan zijn geestesoog?
Blijvend
We laten dat rusten. Maar het onmiddellijke gevolg was dat kolonel Gardiner daar in het stof leerde kruipen voor die Christus, Die hij nooit gezocht had. Daar en toen kwam het tot een onmiddellijke bekering, diepgaand en waarachtig, niet tijdelijk maar blijvend. Dat is uit heel zijn leven na die tijd duidelijk gebleken. Op 11 juli 1726 trouwde Gardiner met Lady Frances Erskine, een dochter van de graaf van Buchan. Het echtpaar kreeg dertien kinderen, van wie er slechts vijf (twee zonen en drie dochters) hun vader overleefden.
Ten tijde van Gardiners bekering was hij in Londen, omdat hij tussen november 1718 en juni 1724 niet in militaire dienst was. Te Londen sloot hij zich aan bij de gemeente van dr. Edmund Calamy. Ook zijn moeder woonde toen in Londen en behoorde tot die gemeente. Haar blijdschap over de diepgaande verandering in het leven van haar zoon was bijzonder groot. Min of meer als Monica, de moeder van Augustinus, had zij uitgezien naar de bekering van haar zondige zoon, hem vermaand en voor hem krachtig en aanhoudend gebeden.
Toen Gardiner in 1724 opnieuw in militaire dienst trad, moest hij terugkeren naar Schot land. Dikwijls heeft hij aan zijn geliefde moeder geschreven, maar na zijn vertrek naar Schotland hebben die twee elkaar op aarde niet meer ontmoet. Op donderdag 7 oktober 1725 stierf de vrome vrouw vrij plotseling. De zondag tevoren had ze nog deelgenomen aan het heilig avondmaal.
Briefwisseling
Uit de vele brieven van Gardiner die uit die tijd bewaard zijn gebleven, blijkt dat de jaren na zijn bekering heel gelukkige jaren voor hem waren. Hij was er zich diep van bewust dat hij -als een diep onwaardige, doorbrekende zondaar als een brandhout uit het vuur was gerukt. En daarom bestond zijn geluk niet in zijn eervolle militaire loopbaan, niet in zijn toenemende welvaart, zelfs niet in de eerste plaats in zijn huiselijk geluk, maar in een nabij leven met God en in de vertrouwelijke omgang met vele ware christenen.
De brieven uit die tijd, 1720 en later, vloeien over van Gods lof Zijn uitdrukkingen naderen soms de stijl van Samuel Rutherford: ze zijn de uitingen van een hart dat door genade vernieuwd brandde van liefde, van iemand die dik wijls meer in de hemel leefde dan op de aarde, „wiens wandel in de hemelen was”.
Het is blijkens uitlatingen van Gardiner tegen zijn vriend dr. Philip Doddridge nooit zijn bedoeling geweest dat er ook maar iets uit die brieven in druk zou verschijnen, maar Doddridge meende terecht deze dingen niet achter te mogen houden in zijn levensbeschrijving van Gardiner. Ongeveer 24 jaar nadat de meeste van die brieven geschreven werden, kreeg Doddridge ze op wonderlijke wijze in handen. We willen er iets uit aanhalen.
Markiezin
Wanneer Gardiner een brief met een geestelijke inhoud ontving, was het zijn gewoonte onmiddellijk met die brief achter gesloten deuren op de knieën te gaan. Hij schreef daarover in een brief van 21 juli 1722 aan de Markiezin van Douglas: „Direct nadat ik uw brief had gelezen, sloot ik mijn deur, en zocht ik Hem Die mijn ziel liefheeft. Ik zocht Hem, en ik vond Hem, en ik wilde Hem niet laten gaan vóórdat Hij ons allemaal gezegend had. Het is me onmogelijk woorden te vinden om uit te drukken wat ik verkreeg. Maar ik neem aan dat het iets dergelijks was, wat de discipelen ontvingen toen ze naar Emmaüs gingen, waarvan ze zeiden: Was ons hart niet brandende in ons? Of beter nog, wat Paulus gevoelde, toen hij niet kon zeggen of zijn opgetrokken zijn in de derde hemel „geschiedde in het lichaam of daarbuiten”. Hij schrijft daarna over zijn beduchtheid voor geestelijke hoogmoed, waarvoor hij bewaard hoopt te worden. „Ik zou deze dingen niet aan u geschreven hebben, wanneer niet de man naar Gods hart mijn voorbeeld geweest was: hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest! Direct na deze geestelijke oefening zat ik neer om de goedheid van mijn God te bewonderen, die Hij aan zo’n onwaardige ellendeling als ik ben, wilde verlenen door Zijn Geest op te varen als met adelaarsvleugelen. En hier raakte ik opnieuw mezelf kwijt, en geraakte ik in een oceaan, waarin ik oever noch bodem kon vinden: maar ik werd ertoe gebracht met de apostel uit te roepen: O, wat een breedte, lengte, diepte en hoogte in de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. Maar als ik zo doorga zal ik nooit aan een eind komen. Moge de God der hoop u vervullen met alle vreugde en vrede in het geloven, dat u moge uitblinken in de hoop door de kracht van de Heilige Geest; dat zal altijd het gebed zijn van hem, die met de meeste toegenegenheid uw dienaar is”.
Psalm 130
We willen nog iets aanhalen uit een aantekening die Gardiner voor zichzelf maakte op de 11e maart van 1722 (of 1723). „Toen ik vandaag om ongeveer 2 uur thuiskwam, en ik een preek las over de woorden van Psalm 130:4 („maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt”) was er aan het eind van die preek een beschrijving van de ellendige toestand van hen die de vergevende genade verachten. Vanwege het gevoel van wat ik aan de Almachtige God verschuldigd ben. Die gemaakt heeft dat ik nu van hen verschil, en ook van mijn overige metgezellen, knielde ik neer om Zijn heilige naam te prijzen. En ik herinner mij niet dat ik ooit in i mijn leven lager in het stof heb gelegen, en i nooit had ik meer inzicht in mijn eigen onI waardigheid; nooit heb ik sterker gepleit op de verdienste en de tussentreding van Hem van Wie ik weet dat Hij waardig is; nooit heb ik hartelijker beloofd de Heere toe te willen behoren, en Christus aan te nemen zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden, als mijn Koning, Priester en Profeet; en nooit had ik zo’n sterk verlangen heen te gaan, zodat ik niet meer zou zondigen. Maar de woorden „Mijn genade is u genoeg” toomden dat verlangen in. Nooit heb ik vuriger gebeden om de Trooster, Waarvan onze gezegende Heere heeft beloofd dat Hij in eeuwigheid bij ons zal blijven. Voor dit alles begeer ik Hem Die op de troon zit, en het Lam eer toe te brengen”.
Opstand
In 1745 brak er in Schotland een opstand uit onder leiding van “Bonnie Prince Charlie”. Op de achtergronden daarvan kunnen we hier niet ingaan. Gardiner was toen als kolonel de bevelhebber van een regiment dragonders, soldaten te paard. Het leger van de opstandelingen bestond grotendeels uit de toen nog half wilde Hooglanders, en bij hun nadering vluchtten velen van Gardiners soldaten voor deze Hooglanders, die bekend stonden om hun hardheid en wreedheid. Met zijn sterk geslonken regiment bond Gardiner evenwel de strijd aan. Kort voordat de strijd bij de plaats Prestonpans begon, noemde Gardiner deze paniek onder zijn soldaten „een schandelijke vlucht, en ik heb niet meer dan tien mannen in mijn regiment van wie ik weet dat ze me in alles zullen volgen. Maar we moeten nu strijden, en Gods wil geschiede”.
Hij was in die omstandigheden ernstig, maar rustig, en verenigd met Gods wil. Toen Gardiners dragonders opdracht kregen om aan te vallen, vluchtten de meesten van hen reeds na één zwak salvo van de tegenstanders weg van het slagveld. Slechts elf soldaten, onder wie een zekere kornet Kerr, bleven bij hun commandant. Toen was de slag feitelijk al verloren, maar Gardiner wilde de infanterie, die van alle kanten door de Hooglanders werd aangevallen, niet in de steek laten.
Schotwond
Reeds direct bij het begin van de strijd kreeg Gardiner een schotwond in de borst, en kort daarna nog een in de rechterdij. Toch nam hij, gewond als hij was, nog het bevel over de infanterie op zich toen hun bevelhebber sneuvelde. Toen hij evenwel nog drie wonden opliep, viel hij neer. Dodelijk werd voor hem een slag met een strijdbijl op zijn achterhoofd. Stervend werd hij weggedragen naar de pastorie van Tranent, waar hij tot veler verwondering nog in leven bleef tot de volgende morgen. Dat was de 22e september 1745. Twee dagen later werd hij begraven in de kerk van Tranent: de kerk waar hij gewoon was ‘s zondags de kerkdiensten bij te wonen.
Daarmee kwam een einde aan het leven van iemand die van zijn 57 levensjaren er 31 op de brede weg had gewandeld, en 26 jaar op de smalle weg, geleid en daartoe gebracht door Gods vrije genade. In Gardiners leven komt wel heel sterk uit de waarheid van de woorden uit Jesaja 55:7: „De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1996
Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1996
Reformatorisch Dagblad | 44 Pagina's