In Nederland gebeurt alles vijftig jaar later
Over de trage afschaffing van de slavernij en de nadagen van de planterselite in Suriname
APELDOORN - „Als de wereld dreigt te vergaan, zou ik naar Holland gaan, waar alles vijftig jaar later gebeurt”. Woorden die de Duits-joodse dichter Heinrich Heine uitsprak. Helemaal ongelijk had hij niet Pas in 1863 werd de slavernij in de Nederlandse koloniën afgeschaft Nederland was daarmee de laatste van de West-Europese naties die dat besluit namen.
Heines constatering voorzag de bundel artikelen over het trage Nederlandse abolitionisme van een welluidende titel: “Fifty years later” (Vijftig jaar later).
Opvallend genoeg kent de Nederlandse geschiedenis twee vreemde paradoxen. De eerste ligt rond 1600. In dat jaar bevond de Republiek zich midden in de strijd tegen de “tirannie” van de Spanjaard alsmede in het centrum van de wereldhandel, maar begon ze tegelijk haar beruchte rol in de slavenhandel. De tweede tegenstelling ligt in de jaren veertig van deze eeuw. Na vijf jaar bezetting, verzet naast collaboratie alsmede bevrijding, raakte Nederland tot over de oren verzeild in de dekolonisatieoorlogen in Nederiands-Indië.
Vanuit beide episodes zijn dikke strengen aan elkaar te knopen. Nederland zowel in de hoedanigheid van zeventiende-eeuwse slavenhandelaar als in die van twintigsteeeuwse collaborateur en dekolonisator. Bij elkaar levert dat nog altijd stof op voor pijnlijke discussies en beschouwingen met morele implicaties voor de Nederlandse identiteit. Want het paradijs van de onvolprezen tolerantie blijkt er zelf allerminst een schone lei op na te houden.
Hoewel 1995 als herdenkingsjaar een lawine aan diepgravende analyses over de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte, rs dat met het thema slavernij anders. Historisch onderzoek over slavernij valt thuis onder de geschiedenis van de Europese expansie. Merkwaardigerwijs was slavernij nooit een issue, zelfs in een tijd waarin eindeloos wordt gepalaverd over vrede, vrijheid en mensenrechten. Toch komt daar bij stukjes en beetjes verandering in.
Goodbye
In het boek “Fifty yeai’s later” laten tien deskundigen hun gedachten gaan over het weinig dynamische Nederlandse abolitionisme. Van de Amerikaan Seymour Drescher is een artikel (uit 1994) opgenomen dat “The long goodbye” heet. Hij stelt dat de slavenexploiterende koloniale mogendheden „econocidb” hadden gepleegd als ze het slavenstelsel hadden afgeschaft. Het Nederlandse voorbeeld staaft hem in die overtui ging - waarom pas in 1814 de slavenhandel en in 1863 de slavernij afgescfiaft (Engeland: 1807 en 1833)? Vergeleken met elders was er in Nederland een relatieve afwezigheid van een sterke politieke en culturele lobby tegen het slavenstelsel, stelt hij.
Maarten Kuitenbrouwer verklaart de late afschaffing vooral in het Ucht van de invloedrijke interne politieke verhoudingen. Abolitionisme was een elitaire aangelegenheid. Het ontbrak Nederland aan bijval van de massa, zoals dat in Engeland wel het geval was. Angelie Sens toont aan dat de slavernij geen punt van publieke debatten was. Edwin Horlings meent dat de emancipatie van de slaven in Suriname uiteindelijk Voortvloeide uit pohtiek opportunisme, gebaseerd op angst voor verlies aan internationaal prestige alsmede toegenomenfinanciëleannslag.
Alex van Stipriaan argumenteert hoe afhankelijk de planters in de West van het moederland waren. Ze konden zich, zeker in de nadagen van de volksplanting, slechts staande houden dankzij geldelijke en militaire injecties uit het land aan de Noordzee.
Dergelijke bijdragen relativeren de ietwat plompe maar prikkelende generalisaties van Drescher. Gert Oostindie laat zien hoe de visie op de slaven en de slavernij wijzigde. Robert Ross gaat in op de religieuze achtergronden van het debat. Volgens hem stond het Reveil van Bilderdijk en Da Costa een doorbraak van het abolitionisme in de weg, en dat feit is overigens niets nieuws in de kring die zich’ enigszins pathetisch verzuild gereformeerd pleegt te noemen.
De anti-slavemijbeweging ademde dezelfde geest als het radicalisme van de Franse Revolutie en werd daarom door het Reveil verworpen. Da Costa beschreef het in 1823 in zijn “Bezwaren legen den geest der Eeuw” alzo: „Ik houde het daarvoor, dat de afschaffing der slavernij der Negers almede behoort tot die hersenschimmige menschelijke wijsheid, die de Almacht wil voonaitlopen, en niets uit zal richten ten goede, maar veeleer eindeloos veel ten kwade”.
Hugenoten
Hij gebruikte het motief dat christenen in Nederland geruime tijd belette om voor de emancipatie van de slaven te strijden, namelijk dat Cham door Noach werd vervloekt. Maar binnen het Reveil ging men rond 1840 anders denken over de slavernij, na kennisname van de Britse Quaker-standpunten’.
Het hierboven besproken boek krijgt een praktische illustratie in de vorm van een pennenvrucht van de Surinaamse schrijfster Cynthia Mc Leod, dochter van oud-president Ferrier. Eerder van haar verschenen het succesvolle “Hoe duur was de suiker?”, “Vaai-wel Merodia” en een studie van Elisabeth Samson, een vrije, zwarte vrouw in het 18eeeuwse Suriname. Tijdens de nationale boekenweek van maart jongstleden verscheen haar roman “Ma Roebelle passée. Welkom El Dorado”.
De laatste publicatie verhaalt het wel en wee van de familie Couderc in het 19e-eeuwse Suriname. De Coudercs zijn nazaten van Franse hugenoten die na de hen’oeping van het Edict van Nantes in 1685 via Nederland in Suriname een nieuwe toekomst opbouwden. La Roebelle werd voor hen de plantage Ma Roebelle.
In de negentiende eeuw is het al vergane glorie wat de klok slaat op Ma Roebelle, het is een gepasseerd station, passé, het toonbeeld van een verwelkte ruiker. Mc Leod beschrijft de episode van het in vei’val zijnde Suriname uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Een scala van personages en figuranten ensceneert zij rond de afschaffing van de slai vemij op 1 juh 1863, de dag die Suriname nog viert als het Keti-Kotifeest. Haar methode en verteltrant zijn hetzelfde als in “Hoe duur was de suiker?”
Mevrouw Mc Leod houdt, zoals ze zelf tegenover deze krant verklaarde, van de tegenstelling goed en kwaad. Dat is makkelijk bespeurbaar in Welkom El Dorado. Het fictieve kader van de verzonnen figuren levert in de historisch non-fictieve context hoewel voorspelbare zeker ook aardige vergezichten op.
Als een van de (goede) hoofdpersonen, Esthelle, een geschoolde mulattin, een kerkdienst bezoekt, reageert ze gebelgd op de vooringenomen preek van de (min of meer kwade) dominee. Tegen haar blanke man:
„Etienne, ik kan daar niet zitten en de dominee dit soort dingen horen zeggen. Ik kan niet luisteren naar een man, die namens zijn God verkondigt dat mijn mensen onbeschaafd zijn, dat wij zedeloze wezens zijn, dat onze verhoudingen uitgebannen moeten worden”. Waarop Etienne antwoordt: „Ie hebt helemaal gelijk, maar daai’ sprak een do minee en niet God”.
De voorganger vind zending en missie overbodig, dat staat gelijk aan paarlen voor de zwijnen werpen. Oostindie toont in zijn essay in “Fifty years later” ook aan dat calvinistisch Nederland er in het algemeen zo over dacht. Langzaam verandert het klimaat als de planters de nadruk gaan leggen op bekering van de slaven. Echter, ook bekering was niet gespeend van eigenbelang. Het zou immers moeten bewerkstelligen dat de slaven hun dierlijke levensstijl veranderden en bovenal moesten blijven gehoorzamen al was het nu geld in ruil voor arbeid.
Waren de hugenoten aanvankelijk nog blank, gaandeweg zijn ze net als zoveel andere Surinaamse families ‘verkleurd’. In de koloniale maatschappij is de huidskleur een allesbepalende, bijna obsessieve factor. Als nog meer etnische groepen in deze smeltkroes Suriname komen, uit Brits-Indië en uit Java, moeten ook de nieuwelingen hun plaats veroveren. Volgens Mc Leod is het nieuwe ras het El Dorado van de toekomst. „Een ras dat geen vooroordelen kan hebben tegenover andere rassen, omdat het een totaliteit is van alles. Alle rassen samen.
Daarom zijn zij El Dorado, het nieuwe El Dorado”, dat ooit door de ontdekkingsreizigers werd gezocht”. N.a.v. “Fifty years later. Antislavery, ca
pitalism and modernity in the Dutch orbit”, door Gert Oostindie e.a.; uitg. KITLV Press, Leiden, 1995; 272 blz.; ƒ 45,-. “Ma Roebelle Passée. Welkom El Dorado”, door Cynthia Me Leod; uitg. Conserve, Scboorl, 1996; 277 blz.; ƒ 39,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juli 1996
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juli 1996
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's