Een chemicus in het basisjaar
Nieuwe EH-directeur: Ik leer veel van evangelischen, maar daarmee blijft Herman Bos een gereformeerde jongen
Vorig jaar deed zijn dochter het basisjaar van de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Het betekende voor dr. H. Bos extra betrokkenheid bij de school. Vorige week werd zijn benoeming tot directeur Onderwijs en Wetenschappen bekend. Het persbericht meldde nauwelijks meer dan dat de opvolger van drs. N. C. van Velzen behoort tot de Nederlands gereformeerde kerk in Alphen aan den Rijn en vader is van drie kinderen. Wat wil Bos hier zelf aan toevoegen? Een gesprek over scheikunde, verontrust zijn en evangelisatie.
Herman Bos werd 48 jaar geleden in Medemblik geboren.„Als zoon van een groenteman. Ik groeide op binnen de commercie, in een middenstandsmilieu en heb tot mijn twintigste jaar elke zaterdag met de groentekar gevent”. Aan de Amsterdamse Vrije Universiteit studeerde hij organische scheikunde. Dat ging goed. „Men heeft me een jaar voor het afstuderen al een signaal gegeven: „We willen je graag hebben voor promotieonderzoek”. Ik geloof wel dat ik me onderscheidde, ik was een goede onderzoeker, degelijk en zelfstandig”.
Hier al ziet Bos lijnen naar zijn nieuwe werkterrein liggen. „Als wetenschappelijk medewerker gaf ik werkcolleges en practica. Met de studenten had ik een bijzondere band, die elk jaar groeide. Ik heb me er als medewerker in die zin toch onderscheiden -ik zeg het dankbaar, zonder trots- dat ik met studenten contact over geestelijke zaken kreeg. Je moet de gelegenheid benutten, zodra je die krijgt. Ze kwamen echt met vragen, er ontstonden bijzondere gesprekken. Ik kreeg ook commentaar van collega-onderzoekers die het vreemd vonden over geloofszaken te praten. Ik heb de studenten echter niet alleen wijs willen maken in wetenschapsbeoefening, maar ook willen helpen met hun christen-zijn”.
Evolutieleer
„Het was de tijd van prof. Van Riessen met als zijn assistent de huidige senator Schuurman en van prof Hooykaas met zijn ”Geschiedenis der natuurwetenschappen”. Toen ik promoveerde, heb ik een stelling aan het creationisme versus de evolutieleer gewijd. Ik had me er toen al behoorlijk in verdiept, was ook vanaf de eerste uitgave abonnee van ”Bijbel & Wetenschap”. Mijn stelling kwam hierop neer dat je, gelet op de vele tegenstrijdigheden binnen de evolutieleer, in het onderwijs een evenredige aandacht aan het creationistische model moet geven, omdat dat juist een heel aannemelijke verklaring voor veel waarnemingen geeft”.
Was u enthousiast over de oprichting van de Evangelische Hogeschool of zag u ook binnen de VU nog ruimte voor gelovige wetenschapsbeoefening?
„Ik ben altijd een EH’er geweest. Dat klinkt nu wellicht als opportunisme, maar dat is het echt niet. Ik ben altijd zeer met de EH verbonden geweest, behoorde alle jaren tot de vriendenkring en ik ervaar het als iets heel bijzonders dat ik er nu direct bij betrokken ben geraakt”.
Verontrust
„Mijn vader was groenteman en later commissionair in groenten en fruit. Hij hield zich wel heel sterk met allerlei ontwikkelingen inzake de schriftkritiek bezig. Ik werd daarin door mijn ouders wakker gemaakt. Ik ging als zestienjarige de deur uit, om in een laboratorium in Arnhem te gaan werken. Mijn vader zei me erop te letten wat ik op catechisatie zou horen. Ik ben daar mijn ouders dankbaar voor.
Wij behoorden tot de verontrusten binnen de Gereformeerde Kerken, al houd ik niet van dat woord. Wat is verontrust? Mensen die trouw willen zijn aan Gods Woord, krijgen in deze wereld al gauw een stempel. Dat was toen ”verontrust”. Ik formuleer liever positief. Wat produceer je, als je verontrust bent? Je moet een boodschap, iets te vertellen hebben!
Ik ben een echte gereformeerde jongen, die al vanaf eind 1971 actief is in het evangelisatiewerk. Ik zit de laatste jaren in Alphen aan den Rijn in de kerkeraad, maar doe elk jaar nog mee aan straat-evangelisatie. Actief, langs de deur. Dat heeft mijn hart en wellicht daarom heb ik extra hart voor de EH. Getuigen is een opdracht, al hoeft niet iedereen net op mijn manier te doen. Ik spreek mensen aan op straat en dat kan soms heel plotseling zijn”.
Zegeningen
„Dat evangelisatiewerk heeft een grote invloed op mijn kijk om me heen gehad. Ik heb leren samenwerken met mensen van alle signatuur die Jezus Christus als hun Heere en Heiland belijden. Dat is zó’n verrijking. Ik heb veel geleerd van evangelische christenen, maar daarmee blijft Herman Bos wel een gewone gereformeerde jongen. Ik heb geleerd te praten over dingen die ons binden.
Ik ben samen op stap geweest met baptisten uit Alphen aan den Rijn, de plaats waar ik woon. Ik deed dit werk ook met mensen uit de evangelische hoek in de Zaanstreek, toen ik daar woonde. Dat was fantastisch! De kerkmuren zijn er helaas, al zullen ze op een bepaalde manier ook wel een functie hebben, maar ik ontdekte dat we echt letterlijk samen op weg gingen om Jezus Christus te verkondigen. Ik zie dat als een van de zegeningen van de EH dat we samen gestalte aan die verbondenheid kunnen geven en samen voor die zaak staan, dat we de jongeren van vandaag helpen zich geestelijk weerbaar te maken”.
Promotie
„Het onderwerp van mijn promotie is een ander nauwelijks uit te leggen. Het ging over organisch-chemische verbindingen die verwant zijn aan natuurstoffen zoals kamfer. Ik sleutelde chemisch aan dat soort structuren, heb nieuwe verbindingen gemaakt en die op eigenschappen onderzocht. We hadden daar een theorie voor: als je nu die en die modellen maakt, zouden er die en die eigenschappen moeten zijn. Ik was daarin toch wel grensverleggend bezig”.
Ook nuttig voor de maatschappij?
„In één ding zeker. Ik heb een eigen reactie ontdekt, die we aan de VU tijdelijk de Bos-reactie noemden. Ik heb die ontdekking later voor heel organisch-chemisch Nederland gepresenteerd. Toen was er een Duitser, die in de discussie reageerde en zei dat hij mijn publikatie met veelsucces had toegepast. De ontdekte reactie maakte het mogelijk bepaalde stappen in een syntheseproces in de scheikunde te maken, waarbij in het verleden de meeste stoffen kapot gingen. Ik ontdekte een nieuwe route, waarbij het mogelijk werd om zonder zuren en onder milde omstandigheden een bepaalde stap te doen die tot die tijd onmogelijk was. Fantastisch mooi! Daar was ik heel gelukkig mee.
Geloof mij, zo’n reactie ontdek je niet zomaar. Daar gaat denkwerk aan vooraf en ook het durven van dingen. Iedereen verklaarde me voor gek, het ging tegen alle boeken in. Ik probeerde het toch, zo is mijn karakter. Op lange termijn heeft ook het verleggen van de basale kennis van de wetenschap maatschappelijk nut, maar dat duurt soms twintig jaar”.
En toen lonkte het bedrijfsleven?
„Ik heb altijd het bedrijfsleven in gewild en heb tijdens de studie ook bedrijfspsychologie gedaan. Hoe ik mijn commerciële afkomst gestalte wilde geven, wist ik in die jaren nog niet zo. Begin 1978 zag ik een advertentie van de firma Glaxo, nu nummer 1, maar toen nog nummer 23 in Nederland. Ik kwam er in dienst als rayonmanager en moest artsen gaan bezoeken. Ik vond dat fantastisch, deed dat ook succesvol. Het bedrijf en de artsen waren blij en ik deed dat werk met plezier. De afgelopen zeventien jaar heb ik bij vier farmaceutische bedrijven gewerkt, waarvan de eerste anderhalfjaar in de buitendienst en daarna in allerlei leidinggevende functies.
Momenteel werk ik bij Cyanamid, dat niet alleen voor farmaceutica staat, maar ook voor medische hulpmiddelen, voor diergeneeskunde en ook diervoeding en gewasbescherming. Ik leid er een van de divisies, die in de ziekenhuiswereld een heel bekende naam heeft”.
In Amersfoort gaat u op 1 augustus drs. N. C. van Velzen opvolgen?
„Het is in feite een heel nieuwe functie. Van Delden is naar De Vijverberg in Ede vertrokken, waar hij verantwoordelijk is voor de Evangelische School voor Journalistiek. De Evangelische Hogeschool heeft dan twee directeuren: Plattèl is directeur Algemene Zaken, terwijl ik benoemd ben als directeur Onderwijs en Wetenschappen. Mijn primaire verantwoordelijkheid is die voor het basisjaar. Maar ook de zaterdagacademie en de studiedagen vallen eronder. Het vormgeven van het basisjaar in deeltijd, waarvoor uit het land belangstelling is, hoort erbij”.
U heeft een B-opleiding. Sluit dat aan bij deze nieuwe functie?
„Ik vind dat niet merkwaardig. Mijn takenpakket behelst het geven van een aantal colleges, die ik als B-man prima verzorgen kan. Ik heb de afgelopen zeventien jaar een heel brede vorming gehad; alle cursussen die ik deed, kunnen maar net op een A-viertje. Ik studeer daarbij graag en lees veel”.
Rijpheid
„We hebben hier niet alleen een staf van vaste docenten, maar ook velen die expert op een zeker vakgebied zijn en gast-colleges geven. Wat ik nodig heb, is management: Hoe geef je leiding, kun je luisteren enzovoorts”.
Nu begrijp ik dat u op 48-jarige leeftijd nog in deze functie terechtkomt.
„Dat is geen punt. Een jaar of tien geleden was het inderdaad zo dat je voor je veertigste op je laatste plek moest zitten, maar ik zie nu om me neen mensen, soms tot hun verrassing, ver boven de vijftig nog geheel nieuwe banen krijgen. Ik denk dat we in Nederland langzaam op de Amerikaanse toer gaan, waarin het meer gaat om ervaring en rijpheid. Ik ben niet meer dezelfde persoon als zeventien jaar geleden en hoop ook over vijf jaar weer bijgeleerd te hebben.
Ik heb nooit tot de carrièrejagers behoord. Een carrière op zich is voor mij geen doel. Het gaat me om plezier in het werk en het gevoel dat jouw aanwezigheid in het bedrijf toegevoegde waarde betekent”.
Blijkt ook uit deze benoeming dat u geen carrière najaagt? Anders geformuleerd: de EH, zegt men in Amersfoort, is een geloofszaak.
„Já, kijk, voor mij is de EH veel meer roeping en een geloofszaak dan dat ik een nieuwe functie ben begonnen. Als het om het laatste ging, waren er wel andere mogelijkheden. Ik heb een heel goede naam in farmaceutisch Nederland, er zijn er weinigen die me niet kennen, ik heb ook een heel goede reputatie opgebouwd. Deze benoeming is niet alleen een geloofszaak, ook een zaak van gebed voor mij en mijn gezin. „Als God mij in Amersfoort wil gebruiken, dan ben ik er. Zo niet, dan is iemand anders blijkbaar meer geschikt dan Herman Bos”, heb ik gedacht.
Het is wel even een worsteling geweest, in de zin van: „Wil ik dit nu echt?” Ik was in de besprekingen met de EH al een eindje op weg, toen er vanuit de farmaceutische industrie een heel interessant aanbod kwam. Je kunt dat niet negeren en ik heb thuis gezegd benaderd te zijn door dat bedrijf. „Maar wat wil je nu?”, zei m’n vrouw. „Ik wil de EH”, zei ik, „en dat bedrijf met dat vele geld wil ik eigenlijk niet”. „Dan is het toch helder voor je, Herman”, zo hielp mijn vrouw mij. Ik heb die aanbieding afgezegd, voordat ik van de EH zekerheid had. Ja, een zaak van gebed en geloof”.
Uitdaging
Van Velzen behoorde tot de eerste generatie EH’ers. De opvolgers van de oprichters missen soms het aanvankelijke idealisme. En u?
„Ik heb zelf het gevoel dat er wat dat betreft geen nieuwe bemanning is, omdat ik de Evangelische Hogeschool vanaf het eerste jaar gevolgd heb. Ik ben altijd betrokken geweest op wat hier gebeurde. Mentaal was ik er altijd bij en nu mag ik er leiding gaan geven, zo is mijn gevoel. Daarom voorzie ik geen cultuurschok. Dat kan ook niet, gezien de intensieve gesprekken die we hebben gevoerd. Ik hoop dat ik met mijn ervaring en rijping veel meer geschikt ben voor deze functie dan ik vijftien geleden geweest zou zijn”.
De EH-achterban bestaat uit evangelischen en reformatorischen. Dat kan in een onderwijsinstituut?
„Dat kan niet alleen, het is fantastisch! Het is een uitdaging én een opdracht”.
Welke basisvoorwaarden moeten er zijn, wil zo’n samenwerking goed gaan?
„Ik denk dat het overal kan. Je moet in ieder geval goed naar elkaar luisteren, je moet goed in de gaten hebben wat je bindt. Als je je concentreert op de verschillen, dan is het heel gauw afgelopen, heel simpel.
Waarom zijn we EH? Wat mij betreft is de EH niet van mensen, maar zijn we dienend aan de zaak van de Heere God. Als je dat voor ogen houdt, kom je als reformatorischen en evangelischen heel ver. Dan heb je elkaar veel te zeggen, al blijven de verschillen. Dat zijn dan echter niet de dingen waarvoor je EH bent”.
Feitenkennis
Kunnen studenten die geestelijk niet sterk in de schoenen staan, op de EH door die bredere samenwerking in verwarring komen?
„Als er verwarring is, moet ik die nog ontmoeten. Ik heb daarmee geen ervaring. Mijn dochter heeft vorig jaar het basisjaar gedaan en ik heb zon geluid uit haar mond niet gehoord. Ik heb van heel nabij veel kennis over hoe het dat jaar was. Zeker de afgelopen maanden heb ik mijn dochter gebruikt als informatiebron en klankbord. Bovendien: binnen het mentoraat is er persoonlijke begeleiding, waarin we goed oog hebben voor elk individu.
Verder denk ik dat het geweldig verrijkend kan zijn, als je met mensen in contact komt die wat gemakkelijker hun geloof uiten dan jezelf geleerd is. Ik kom zelf uit een kring waarin het me niet werd geleerd. Toen ik een jaar of zestien was, vroeg iemand me wat ik het belangrijkste in de Bijbel vond. Ik bleef het antwoord schuldig en zeg dat zonder verwijt naar wie dan ook die bijdroeg aan mijn opvoeding. Ik was niet geschoold om die vraag te beantwoorden. Ik had wel veel feitenkennis en wist op zestienjarige leeftijd ook wie Jezus Christus voor mij was, maar ik kon geen antwoord geven. Ik heb me er later voor geschaamd”.
De voorafgaande vraag is dan wel dat iemand weet wie de Heere Jezus voor hem is. Er kunnen ook studenten zijn die hierover vragen hebben.
„Dan lijkt het me heerlijk om die mensen pastoraal te helpen. Voor mij is het een bevrijding en een vreugde geweest dat ik heb mogen leren van mijn Heiland te getuigen. Noem dat een leerproces”.
Tot je vreugde
„Toen ik voor het evangelisatiewerk gevraagd werd, zei ik: „Als ze me maar niet langs de deuren sturen”. Een jaar later moest ik mee naar een gezin. Met lood in de schoenen ging ik. Soms mag je tot je vreugde echter ontdekken dat je meer gaven hebt dan je je bewust bent. We zijn een gevarieerde familie, binnen de EH, maar ook in een kerkgemeenschap. Wat ik leerde, leerde ik van anderen. Graag geef ik komende generaties wat door”.
Op een Wegwijs-beurs presenteerde de EH zich ooit met de slogan: ”De EH, reformatorischer dan u denkt”. Is er toch een vooroordeel?
„Ik ken die slogan niet, maar zal hem opschrijven en erover denken. Reformatorischer dan u denkt? Ik moet het op me laten inwerken. Ik ken de aanleiding ook niet. Laat ik dit zeggen: ik had deze slogan niet kunnen bedenken, al heb ik er ook geen kritiek op”.
Hoe zou u het onderwijs aan de EH willen typeren?
„Ik doe dat op grond van het verleden. Het onderwijs aan de EH heeft voor mij als kern het opdoen van geestelijke wapenrusting, het leggen van een basis voor je toekomst, wat te maken heeft met geestelijke vorming, met educatie en met vaardigheden. Er wordt ook gewerkt aan persoonlijkheidsvorming”.
Wapenrusting
„Meer dan op bijbelscholen ligt het accent op het leerprogramma. Het gaat om het meegeven van geestelijke bagage aan hen die naar de universiteit of het hbo gaan. Daarin zijn we anders dan andere instellingen. Als je biologie of psychologie gaat studeren, maar ook in de scheikunde, kom je in aanraking met elementen waarmee je wordt gehersenspoeld, die je zonder geestelijke wapenrusting in een crisis kunnen brengen. In dat opzicht wapent de EH mensen, om het juiste onderscheid te houden. Hier leert men dat wetenschap niet neutraal is. Onbevooroordeelde wetenschap is er niet en dat wist ík bij het begin van mijn studie niet”.
Mogen we het beleven dat de EH in uw tijd als directeur gesubsidieerd wordt?
„Gelet op de regel in Nederland dat je moet opleiden voor een gedefinieerd vak, wat we in het basisjaar niet doen, denk ik dat we het niet zullen beleven dat we subsidie krijgen. We blijven voor de volle honderd procent afhankelijk van de vriendenkring. De enige reden zou voor de minister kunnen zijn dat Den Haag belang gaat hechten aan een algemeen vormend jaar”.
Zou de EH zonder subsidie langer een geloofszaak blijven?
„Ik denk het wel, zeker. Geen subsidie hebben is voor mij overigens geen doel. Als men morgen zou zeggen: „Jullie krijgen subsidie”, dan zeg ik niet dat de EH verandert. Toch is het opmerkelijk dat het hele pad van de EH, waarin niet alles over rozen gegaan is en waarin het menselijk een onhaalbare zaak bleef, de plannen gezegend zijn. Het is gelukt, dankzij de vele vrienden. Ik zie het als leiding van God Die het mensen in het hart gaf, ook mij vanaf het begin, om dat werk van harte te steunen. Voor de toekomst voorzie ik een ongesubsidieerde school, die een zaak van geloof en gebed zal blijven”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1995
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1995
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's