De tragiek van het gesticht
Rumoer rond de absolute macht van het psychiatrisch ziekenhuis
Paviljoen Avondrood. Maandagmorgen. In de huiskamer drinken ze koffie. De patiënten van de psychiatrische inrichting. Vroeger heette het krankzinnigengesticht, tegenwoordig is het psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrisch centrum. Velen zagen het nooit zitten met dat instituut waar mensen met afwijkend gedrag onverbiddelijk zouden worden opgeborgen. Zo harkte de samenleving, zeiden ze, onder een medisch mom, haar eigen paadjes schoon. Het heeft in de naoorlogse jaren altijd wat gerommeld rond dit instituut, maar tien jaar geleden liep alles pas echt te hoop. Met succes?
Van 1982 tot in het voorjaar van 1985 woei er een heftige anti-psychiatrische-ziekenhuiswind door Nederland. Actievoerders verenigden zich in het Moratorium Nieuwbouw Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen. Het moest maar eens afgelopen zijn met de macht van het grote psychiatrische ziekenhuis. De aandacht diende meer uit te gaan naar kleinschalige voorzieningen in wijk en buurt. De tijd om —op z’n Amerikaans of op z’n Italiaans— de inrichtingen te sluiten, was nog niet rijp, maar achtduizend ziekenhuis-bedden zouden in elk geval alvast de straat op kunnen worden gereden.
Beeldbepalend actievoerder uit die rumoerige jaren was Hans van der Wilk, destijds voorzitter van de Cliëntenbond. „Van zulke machtsblokken als psychiatrische inrichtingen, daarvan wordt de patiënt de dupe”, zei hij toen in het Weekblad voor Gezondheidszorg. Een van de weinige psychiaters die zich in die jaren genuanceerd in de discussie mengde, was W. J. Hardeman, destijds algemeen directeur van het psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Ermelo. Op de discussiepagina van De Volkskrant schreef Hardeman: „Ik zie het psychiatrisch ziekenhuis in wezen als een asiel, dat dan ook niet ziekenhuis maar gasthuis of zoiets zou moeten heten”. Met Hans van der Wilk en Wout Hardeman peilen we na tien Jaar of de storm ook wat heeft opgeleverd.
Ongenuanceerd
Hans van der Wilk herinnert zich de eerste helft van de jaren tachtig als een zeer rumoerige periode waarin de partijen vanuit hun eigen bolwerk elkaar heftig beschoten. „Het was ook niet voor niets dat we ons zo opwonden. In de grote psychiatrische instellingen waren bedroevende dingen aan de hand. Mensen lagen soms met 25 tegelijk op één zaal, soms nog in zo’n kooibed. Een nachtkastje, dat was alles wat ze hadden. Die mensen verveelden zich grenzeloos. Er werd daarnaast volop gebruik gemaakt van allerlei dwangmiddelen zoals isoleercel en elektroshock, om van schadelijke bijwerkingen als hospitalisatie nog maar niet te spreken. Waar het in feite om ging, was onze veronderstelling dat iemand met psychiatrische problemen niet prompt in zo’n groot instituut opgenomen hoefde te worden. Het moest toch ook anders kunnen”.
De Moratorium-groep, waarvan Van der Wilk deel uitmaakte, protesteerde tegen het zwaartepunt van de psychiatrie, dat bij de intramurale zorg lag. Van der Wilk: „Wij wilden van de absolute macht van dat grote psychiatrische ziekenhuis af Dat was natuurlijk voor die ziekenhuizen een gevaarlijke boodschap, want zij bestonden bij de gratie van een “volle bak”, zeg maar. Daarom verscherpten zich de standpunten ook zo. Ziekenhuisdirecteuren voelden zich bedreigd en reageerden even ongenuanceerd als wij. De gesprekken over en weer polariseerden de situatie ter plekke. De Cliëntenbond was toen inderdaad een tamelijk fanatiek gezelschap en ik ben daar zelf misschien met stevige standpunten wel een beetje woordvoerder van geweest. Wat ik altijd wel geprobeerd heb, is met de ander in contact te blijven”.
500 miljoen
Waar het uiteindelijk allemaal om begonnen was, was vijfhonderd miljoen gulden. Het ministerie had dat geld voor de vernieuwbouw van psychiatrische ziekenhuizen begroot. Van der Wilk: „Wij waren bang dat er geen geld meer over zou blijven voor alternatieve voorzieningen die in onze ogen veel beter waren. Moesten al die ziekenhuizen dan à la minute dicht? Nee, daar ging het ons niet om, al leek het daarop in de discussies misschien wel eens. Ik vond wel, en ik vind nog steeds, dat grootschalige psychiatrische ziekenhuizen eigenlijk niet zouden moeten bestaan. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk wel vormen van opvang moeten blijven voor mensen die op geen enkele andere wijze in hun eigen milieu geholpen kunnen worden. Dat zullen intramurale voorzieningen moeten zijn, maar dan op kleine schaal”.
Sinds de Cliëntenbond de frontale aanval op de klassieke psychiatrie opende, is er heel wat ten goede gekeerd. De discussies hebben de barrières van de psychiatrie grotendeels geslecht. De hekken zijn weg, de muren afgebroken. „Er is”, zegt Van der Wilk, „een veel humaner beeld ontstaan. Patiënten lopen niet langer al kwijlend van de pillen rond. Motorische storingen als gevolg van medicatie zijn vrijwel verleden tijd. Er zijn allerlei alternatieven van de grote inrichting in het leven geroepen, variërend van sociowoningen op het ziekenhuisterrein tot zelfstandig wonen middenin de stad”.
Hans van der Wilk woont in hartje Amsterdam. Op de hoek van de straat is een sociaal-psychiatrisch dienstencentrum gevestigd. Heel kleinschalig. Bedoelde van der Wilk dat toen al? „Nee, dat bedoelden we níet. Want in feite is dat ook een klein ziekenhuis, maar het is al een grote verbetering. Onder druk van de publieke opinie heeft de psychiatrie dus wel stappen ondernomen om dichter bij de mensheid te komen. Om zover te komen, had de gevestigde psychiatrie wel een geduchte impuls nodig. Er was veel zelfgenoegzaamheid bij de heren psychiaters. Zo van: „Wij dóen het toch goed”. Ik kom ook niet aan de goede bedoelingen die er ongetwijfeld waren, maar wij wilden wel eens diepgaand uitgezocht hebben of je met al die goede bedoelingen niet precies de andere kant uit zou moeten”.
Hoe tevreden is de vroegere voorzitter van de Cliëntenbond over de resultaten van alle drukte? „Psychiatrie blijft een heel ingewikkeld terrein. Wetenschappelijk is er nog maar heel weinig over de exacte achtergronden van psychiatrische storingen bekend. Er zijn misschien nog steeds meer vraagtekens dan uitroeptekens. Dit is ook geen exacte wetenschap waarin je alles netjes op z”n plek kunt zetten. Er is hoe dan ook geen enkele aanleiding op onze lauweren te gaan rusten”.
Zwijnestallen
W. J. Hardeman heeft in die roerige jaren altijd al het idee gehad dat er in de kritiek op de psychiatrie veel waars schuilde. „Er waren mensen als Hans van der Wilk, die alternatieve ideeën aandroegen. Ze kregen daar echter geen geld voor, want alles ging naar de psychiatrische ziekenhuizen. Veel van zulke ziekenhuizen, zeiden ze, waren veredelde zwijnestallen. De psychiatrie was in de vorige eeuw voortgekomen uit de armenzorg en dat kon je in de jaren zestig, zeventig helaas nog maar al te duidelijk zien.
Psychiaters zagen die acties met lede ogen aan. Als er immers minder geld zou binnenkomen, zouden ze de patiënten niet eens meer op het bestaande niveau kunnen helpen en er was ook niemand die tegen hun patiënten zei: „Kom dan maar bij mij wonen”. Dat gaf in de geestelijke gezondheidszorg veel spanning. De kritiek van de actievoerders heb ik voor een groot gedeelte altijd wel gedeeld. Ik vond ook dat je psychiatrische patiënten niet in zulke grote gestichten moest opnemen. Ze waren meer gebaat bij een bed op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Anderzijds kon een psychiatrisch ziekenhuis aan de ernstigste patiënten toch ook wel weer een stuk bescherming bieden. In Amerika was inmiddels al gebleken dat, wanneer zulke mensen op straat werden gezet, ze vaak het slachtoffer werden van mensen die wat gehaaider waren dan zij”.
Hardeman heeft er altijd voor gepleit de asielfunctie van die psychiatrische ziekenhuizen te handhaven. „Een asiel, niet in de zin van een rijksasiel voor psychopaten, zoals we dat van vroeger kennen, maar een asiel als toevluchtsoord, als gasthuis. Zoiets moet je geen psychiatrisch centrum noemen, want bij het woord centrum denk ik aan een met niemand samenwerkende alleseter die als een spin in haar web op argeloze patiënten zit te loeren. In mijn “gasthuis” horen dan mensen thuis die, vanwege hun handicap, alleen maar in een speciaal aan hun behoeften ingericht dorpje kunnen wonen. Dat dorpje moet open zijn en liefst te midden van andere woonwijken liggen”.
Hardeman vindt dat de psychiatrie wel iets met de kritiek van de actievoerders gedaan heeft, maar iets anders dan wat zij beoogden. Er zijn voor de behandeling op het grote terrein alternatieven bedacht, zoals sociowoningen, deeltijdbehandelingen, poliklinieken, vormen van thuiszorg. „Actievoerders meenden dat uit dat bolwerk van medische macht niets goed voort kon komen, maar dat is later toch meegevallen. Er is in de afgelopen tien jaar veel veranderd. In die Moratorium-tijd werd er flink gepolariseerd, heel ongenuanceerd vaak, maar de partijen zijn inmiddels naar elkaar toegegroeid. De Cliëntenbond verspreidt nota bene op dit moment een “gids voor verantwoord medicijngebruik”, terwijl die mensen toen zeiden: Je moet je door de psychiater niet laten vergiftigen”.
Zachte terreur
„Al heel lang”, zegt Hardeman, „tobde ik met de vraag of in de psychiatrie het middel niet erger was dan de kwaal. Psychiatrie is ooit door iemand wel eens „de zachte terreur van de goede bedoelingen” genoemd. Goede bedoelingen, jazeker, want ik heb er nooit in geloofd dat er in de psychiatrie zulke schurken werkten. Maar met al die goede bedoelingen gebeurden er in de psychiatrie toch maar vreselijke dingen, zeker in wanhoopssituaties. Het liep met separeren en isoleren wel eens fors uit de hand, waardoor iemand geen andere uitweg meer zag dan zelfmoord. Onbedoeld, natuurlijk, maar toch! Ik heb dat altijd heel verschrikkelijk gevonden. Als dát nu het bijprodukt van de psychiatrie was, dan moest ik er óók niets van hebben. Je zag dat wanhoopsbeeld nog wel eens optreden bij depressieve vrouwen van wie we nu weten dat ze incest-slachtoffer waren geweest. Dat was toen nog nauwelijks aan de orde. We wisten het niet, want de patiënt vertelde er ook niets over.
In de afgelopen tien jaar is er op dit punt veel duidelijk geworden. Zijn de resultaten dan zo spectaculair? Nee. Maar bij schizofrenie erkennen we nu de ziekte, terwijl het toen door sommigen als kunst-produkt van een waardeloze maatschappij werd beschouwd. En om met zo’n handicap als schizofrenie te leren leven, daar heb je wel eens een psychiatrisch ziekenhuis bij nodig. Het is niet zo dat mensen beter genezen dan vroeger, helaas, helaas, maar met medicatie kunnen we wel bereiken dat mensen zich iets minder ellendig voelen. Aan de andere kant hebben we van die stormachtige tijd geleerd dat we mensen hun eigen verantwoordelijkheid moeten laten dragen, dat we dat niet af moeten pakken”.
Antipsychiatrie
In het Moratorium Nieuwbouw Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen roerde de antipsychiatrie het laatste puntje van haar staart. In 1970 werd het congres “Te gek om los te lopen” belegd. Kort daarop werd de Cliëntenbond opgericht. In 1978 organiseerde prof dr. H. van Praag een congres over schizofrenie, waaraan de politie nog te pas moest komen. Hardeman was een van de sprekers. „Toen ik na afloop naar buiten kwam, stond een woedende menigte mij op te wachten: Ben jij ook zo’n vuilak? Het was echt raak hoor”.
Met alle waardering die Hardeman had voor de antipsychiatrie, zag hij als grootste misser dat de psychiatrische ziekte niet als zodanig werd erkend. „Het was een zeer ongenuanceerde situatie. Daar zijn we allemaal grondig van terug gekomen. De winst van dat alles is dat we geconstateerd hebben dat iemand wel ziek kan zijn, maar daarmee nog geen object is geworden. Een mens blijft altijd een subject, een handelend persoon met een eigen Ik. Dat Ik van de ander moet erkend worden en dus kan een psychiater niet zomaar alles met z’n patiënt doen. Daarmee blijft de patiënt voor mij wel “patiënt” en geen “cliënt”, zoals wel wordt gesteld. Ik vind dat “cliënt” belachelijk. Een cliënt is in de etymologie een “horige”. “Patiënt” komt van “patior”, dat is: lijden. Een psychiatrisch patiënt lijdt wel degelijk. Ik moet nu, na al die jaren erkennen, dat ik die discussie verloren heb, maar psychiatrie blijft wel een medisch vak. Graag een vak zonder al te veel overmoed. Vroeger hadden we wel eens de pretentie dat psychiatrie de wereld kon verbeteren, maar als iets dat niet kan, dan is het psychiatrie wel”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1995
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's