Berkhof sloeg brug naar moderne mens
Leidse dogmaticus dieologiseerde tussen "liberaal" en "conservatief'
Prof. dr. H. Berkhof (80) is de eminence grise van de Nederlandse theologie. Hij is een typische bruggenbouwer, die wilde bemiddelen tussen het Evangelie en de moderne cultuur. „Ik heb gewacht op orders die van Boven kwamen", zo zegt hij in een terugblik. „Ik ben een man van twee fronten, zo heeft (helaas!) wijlen Van Gennep mij treffend getypeerd".
Berkhof wilde steeds manoeuvreren tussen "liberaal" en "orthodox", al zegt hij nu oen hekel aan deze woorden te hebben. „Dat zijn maar van die termen. Soms moet je scherp voor de ene kant opkomen, een getuigenis afleggen voor de wereld, dan weer voor de andere kant, de openbaring. Ik heb mij erg bemoeid met de politieke vraag of je weerstand moet bieden aan de tijdgeest".
Berkhof heeft met name door zijn "Christelijk Geloof' (1973) het Nederlandse klimaat van de theologie als geen ander gestempeld. Hij zou dit werk nu minder „stoer barthiaans" schrijven, zegt hij nu, en met meer aandacht voor het werk van de Heilige Geest. „Ik ben een lange tijd een goede barthiaan geweest, maar vond Barth op den duur toch te ideologisch".
Kloof
Het standaardwerk "Christelijk Geloof' getuigde volgens prof. dr. C. Graafland van een „ingrijpend afwijken" van de gereformeerde theologie, zo schreef hij korte tijd na verschijning van dit werk. Ook nu nog gaapt er een „kloof tussen diens theologie en de gereformeerde orthodoxie, zo zei prof. Graafland deze week tijdens een studiedag gewijd aan Berkhof. Hij sprak als zijn overtuiging uit dat Berkhof in de laatste jaren dichter naar het orthodoxe gereformeerde belijden is gegroeid, hoewel dit de kloof zijns inziens wel onverlet laat.
Prof. Berkhof geeft desgevraagd aan wat Graafland eigenlijk met orthodoxie bedoelt. „Je hebt links en rechts in de Gereformeerde Bond. De richting van het Gekrookte Riet is een echt voorbeeld van een ideologie waar men het al lang weet. Ik heb een andere manier van meedoen. Ik heb van meet af aan alleen maar goed van Graafland gesproken. Hij is opener en kritischer geworden, en we zijn elkaar dichter genaderd, denk ik. Maar ik vond de schriftopvatting niet het belangrijkste punt".
Midden-orthodoxie
Wie was H. Berkhof? H. Berkhof werd op 1 juli 1960 (hervormd) kerkelijk hoogleraar als opvolger van K. H. Miskotte, met als opdracht dogmatiek en bijbelse theologie. Al voor zijn hoogleraarschap had hij diverse publikaties op zijn naam staan, waaronder binnen de gereformeerde gezindte vooral "Crisis der middenorthodoxie" (1952) bekendheid genoot .
In dit werk kritiseerde hij de barthiaanse (midden-orthodoxe) prediking omdat daarin het Evangelie te vanzelfsprekend als goedkope genade werd verkondigd. De prediking werd daardoor objectivistisch (zonder de beslissing van de bekering) en de Wet met zijn aanklagende functie kwam daarin te kort. Aan de andere kant kon hij ook weer de Gereformeerde-Bondsprediking bekritiseren, wanneer deze volgens hem de zondekennis aan het geloof vooraf liet gaan. Wet en Evangelie scheidde en de mens in het middelpunt van de prediking plaatste.
In de oorlogsjaren schreef hij in de hervormde pastorie van Lemele een groot gedeelte van zijn "Geschiedenis der kerk", die in 1942 werd uitgegeven en die ook binnen de gereformeerde gezindte veel en met genoegen gelezen is.
Storm van kritiek
Berkhofs hoofdwerk "Christelijk Geloof' (1973) bracht echter een storm van kritiek in de gereformeerde gezindte. In tal van artikelen werd gepoogd zijn moderne "christelijke geloofsleer" (zoals hij die, minder pretentieus dan dogmatiek, noemde) te weerleggen. Punten van kritiek waren onder meer Berkhofs ontkenning van de maagdelijke geboorte en de erfzonde, het spreken van God als de „veranderbare trouw" en „weerloze overmacht" (geen almacht dus!), zijn hoop dat de hel een voorbijgaand louteringsproces zou zijn (wat ook verband hield met Berkhofs universalisme).
Met name in de christologie werd Berkhof afwijking van het klassieke belijden verweten (ook nog eens door H. M. Kuitert deze week). Berkhof zag Jezus als de ware verbondsmens, de mens van de ware humaniteit: een vervanging van de klassieke Chalcedon-formule van „waarachtig God en waarachtig mens". Tussen Vader en Zoon is geen wezenseenheid, maar (slechts) een verbondseenheid. Graafland heeft Berkhof op dit punt toen verweten dat Berkhof beide elementen heeft laten vallen. De Verlosser wordt eigenlijk voorgesteld als een supermens, een goddelijke mens, waarin ten diepste noch God noch de mens zelf is terug te vinden. Het geloof is dan niet een zich vertrouwen aan Christus als het plaatsvervangende zoenoffer, maar een deelnemen aan de ware humaniteit die Jezus heeft verwerkelijkt.
Verder uitten orthodox-gereformeerden grote bezwaren tegen de hele context van zijn theologie, Berkhofs hang naar het (optimistische) evolutionistische denken, het beschouwen van openbaring als een „ontmoetingsgebeuren" (ook de Heilige Schrift als menselijke reactie op de openbaring). Door God en mens samen te zien als twee partners in het verbond, zag Graafland een verwantschap met de semi-pelagiaanse traditie.- Dr. W. Aalders heeft felle kritiek geleverd op de onderliggende geschiedenisvisie van Berkhof. Vanwege de afwezigheid van de boventijdelijke werkelijkheid van God in de geschiedenis, noemde hij Berkhofs theologie „substantieloos".
Godsverduistering
Prof Berkhof wist het afgelopen decennium in eigen vlees te snijden door kritisch uit te halen naar een al te gemakkelijk toejuichen van de emancipatie en secularisatie. Hij is de man geweest van de discussie over Godsverduistering eind jaren tachtig. In 1988 introduceerde H. Berkhof de term Godsverduistering als de kern van de secularisatie. Hij ontleende deze term aan de joodse denker Martin Buber. „Zbals de maan bij tijden zich tussen de zon en aarde schuift, zo verduistert het dogma van de autonomie van de mondige mens (Verlichting geheimen!) het licht van God". Berkhof moest toen zeggen: „Wat is dat snel gegaan!"
Berkhof gaf de voorkeur aan het begrip Godsverduistering, omdat secularisatie een sociologisch of cultuurhistorisch begrip is, terwijl Godsverduistering een meer theologisch begrip is. Secularisatie zou de indruk wekken dat het proces van Godsvervreemding een onpersoonlijk natuurverschijnsel is, terwijl geschiedenis voor Berkhof meer een strijdtoneel is waarop God en mensen elkaar ontmoeten, als bondgenoot óf als tegenstander.
God is geen relevante factor in ons leven en samenleven, zo moest Berkhof in de jaren tachtig constateren. God is vaag en onbewijsbaar geworden, en heeft daarmee de mens in' de crisis gebracht. De oudvoorzitter van de Raad vaji Kerken moest vaststellen dat de kerken Voor "engagement" hebben gekozen, maar juist de christelijke organisaties zijn door de secularisatie teruggeworpen op de vraag naar hun christelijke identiteit. Ook het conciliaire proces, met de drie thema's van vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping, koesterde volgens Berkhof geen aandacht voor de Hand die dit alles bijeenhoudt.
Berkhof slaagde erin dat deze discussie over Godsverduistering aanleiding werd tot bezinning in kerkelijk Nederland. In 1988 besprak de hervormde synode de nota "Kerkzijn in een tijd van Godsverduistering", en ook het boek van Graafland "Gereformeerden op zoek naar God" werd een bestseller.
Veranderd
Prof Berkhof is veranderd in de jaren tachtig. Hij heeft in "Christus, de zin der geschiedenis" (1959) de secularisatie nog positief bejegend, omdat Christus de wereld ontgoddelijkt en verzakelijkt zou hebben. Aan de andere zijde erkende hij ook toen dat er een onchristelijke secularisatie was. Het heeft er veel van weg dat hij dat laatste steeds meer heeft erkend. In zijn vijfde druk van "Christelijk Geloof' zag hij nog de weg Van humaniteit en emancipatie als „de op zichzelf juiste (!) weg", die echter wel Gods- en zelfvervreemding kan geven". Die vervreemding van God én van zichzelf is volgens hem steeds groter geworden in onze cultuur.
Tijdens een congres over secularisatie in 1990, vlak voor zijn ziekte (de laatste officiële rede die hij wilde uitspreken!), zei hij dat de secularisatie in de zin van "God is dood" veel ernstiger is dan tevoren en Europa steeds meer van zijn christelijk geloof berooft. Hij zei toen: „Voor mij is het ernstigste dat zo veel theologen dat gelaten langs zich heen laten gaan of het zelf tot iets moois ompraten, en daarmee bijna een halve eeuw achter de culturele feiten aanlopen". In een artikel verwijt hij de kerken dat zij alleen maar de vragen van de wereld hebben bekeken en niet hebben gezien op het ene nodige: het ter sprake brengen van God in deze wereld.
Twee jaar geleden zei hij nog in een interview dat iedereen de term Godsverduistering wel een mooi woord vond, maar „toen ik het woord als boetedoening gebruikte, was iedereen geschrokken van dat brute woord". Hij zei dat hij na "Christus, de -zin der geschiedenis" anders is gaan denken, omdat het in de jaren vijftig gebruikelijk was om juichend over secularisatie te spreken. Toen is hij het „tweede spoor" opgegaan, van wat hij noemde „de omgang met God en de heteronomie" (de overtuiging dat God normatief is voor het leven, en niet de mens). „Ik ben genuanceerd gaan nadenken toen mensen het veel te veel met me eens waren".
Berkhof zei zelfs dat hij de term Godsverduistering in die zin niet meer zou gebruiken, omdat hij van mening is dat er twee lijnen door onze cultuur lopen. Er blijft in de cultuur altijd de ambivalentie van hen die Christus wel of niet afwijzen. De naam van God komt weer ter sprake, moest Berkhof erkennen, maar dat gaat door de pluraliteit en nieuwe ervaringen heen. Mede dankzij de Gereformeerde Bond groeit de Hervormde Kerk nog, zei hij, maar de orthodoxe protestanten moeten uitkijken, want ook zij zullen de pluraliteit indrinken.
In dienst genomen
Graafland zei deze week het waardevol te vinden dat Berkhof ons gewezen heeft op het historische en ervaringskarakter van de openbaring. Maar hij betreurt het dat Berkhof het schriftwoord uit het openbaringsgebeuren sluit. Hij zag hierin een restant van een stukje rationalistisch Verlichtingsdenken.
Berkhof vindt echter de schriftopvatting niet het belangrijkste, evenmin de kwestie van de vrouw in het ambt. Wezenlijk is, en dat geldt voor ieders leven, ook van hemzelf, dat het leven in dienst genomen wordt door God. Berkhof over zichzelf: „God heeft mij geholpen van mijn zestiende en zeventiende jaar af. Mijn wens was dat ik nog eens in volle dienst door Hem mocht worden gebruikt. Die wens is nu vervuld. Zo heb ik dat ook gezegd toen ik zeventig jaar geworden was. Het is niet .iets waar je naar solliciteert, maar het vraagt wel van de mens om in Zijn dienst vruchtbaar te zijn. Pas achteraf zie je daar meer van".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1994
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1994
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's